In deze bodemzaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is de eisende partij, Nationale Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V., een verzekeraar gevestigd te 's-Gravenhage, in een civiele procedure opgekomen tegen de gedaagde partij, die wordt vertegenwoordigd door mr. F.J.V.H. Stoffels. De zaak betreft een vordering tot schadevergoeding na een verkeersongeval dat plaatsvond op 14 december 2019, waarbij de gedaagde werd beschuldigd van het rijden onder invloed van alcohol.
De procedure begon met een tussenvonnis op 26 juni 2024, waarin de gedaagde werd toegelaten tot het leveren van tegenbewijs dat hij niet de bestuurder was van de auto ten tijde van het ongeval. De gedaagde heeft een schriftelijke verklaring van zijn ex-partner overgelegd, waarin zij stelt de bestuurder te zijn geweest. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat deze verklaring onvoldoende is om het bewijs dat de gedaagde onder invloed van alcohol reed, te ontzenuwen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de gedaagde niet voldoende bewijs heeft geleverd en dat hij meer had moeten doen om zijn standpunt te onderbouwen.
In de einduitspraak van 4 september 2024 heeft de kantonrechter de vordering van de verzekeraar toegewezen. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 17.922,29, inclusief wettelijke rente, beslagkosten en proceskosten. De kantonrechter heeft ook bepaald dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk moet voldoen aan de betalingsverplichtingen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.