ECLI:NL:RBZWB:2024:6508

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
24/5799, 24/5801 en 24/5940
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening om omgevingsvergunning na herroeping

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 september 2024, worden de verzoeken om voorlopige voorzieningen van verzoeker 1 en verzoeker 2 afgewezen. De verzoekers hadden om voorlopige voorzieningen gevraagd tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen om een omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruik van woningen aan respectievelijk [adres 1] en [adres 2] (verzoeker 1) en [adres 3] (verzoeker 2) te [plaats 3]. De voorzieningenrechter oordeelt dat de verzoeken kennelijk ongegrond zijn en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De voorzieningenrechter stelt vast dat het college de omgevingsvergunningen op 6 oktober, 9 oktober en 14 november 2023 heeft verleend, maar deze zijn met de besluiten van 27 juni 2024 ingetrokken en geweigerd na bezwaar van omwonenden. Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten. De voorzieningenrechter overweegt dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat het college heeft aangegeven geen handhavend optreden te overwegen in afwachting van de uitspraak op het beroep.

De voorzieningenrechter concludeert dat verzoekers zich in een vergelijkbare situatie bevinden als anderen zonder vergunning, en dat de herroeping van de vergunning niet leidt tot een spoedeisend belang. De verzoeken worden afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 24/5799, 24/5801 en 24/5940

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 september 2024 in de zaak tussen

[B.V.],rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar bestuurder
[verzoeker 1], uit [plaats 1], [land], verzoeker 1 (zaak 24/5799 en 24/5801)
en

[verzoeker 2], uit [plaats 2], [land], verzoeker 2 (zaak 24/5940)

en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen

(gemachtigde: mr. P. Gorter).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op de verzoeken om voorlopige voorzieningen van verzoeker 1 en verzoeker 2 (gezamenlijk verzoekers) tegen de weigering een omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruiken van de woningen aan respectievelijk de [adres 1] en [adres 2] (verzoeker 1) en [adres 3] (verzoeker 2) te [plaats 3]. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.1.
Omdat de verzoeken kennelijk ongegrond zijn doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom de verzoeken kennelijk ongegrond zijn.
1.2.
Het college heeft de omgevingsvergunningen met de besluiten van 6 oktober 2023, 9 oktober 2023 en 14 november 2023 verleend. Met de bestreden besluiten van 27 juni 2024 op het bezwaar van omwonenden heeft het college bij de omgevingsvergunningen ingetrokken en geweigerd. Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Verzoekers vinden spoedeisend belang in de herroeping van de vergunning. Daarbij heeft het college aangekondigd dat de arbeidsmigranten die in de woning verblijven de woning binnen een termijn van zes weken moeten hebben verlaten en dat de woning niet meer voor huisvesting van arbeidsmigranten mag worden gebruikt. Verzoekers hebben tijd nodig om de bewoners uit de woning te zetten. Dat heeft te maken met contractuele verplichtingen en dat is sociaal naar de bewoners toe. Het gaat bij verzoeker 2 om arbeidsmigranten die langer in [plaats 3] verblijven.
2.1
Het college heeft aangegeven geen spoedeisend belang te zien. De huisvesting van arbeidsmigranten moet weliswaar worden beëindigd nu er geen vergunning meer is, maar daar is geen consequentie aan verbonden. Het college ziet vooralsnog, in afwachting van de uitspraak op het beroep, geen aanleiding om handhavend op te treden. Als die aanleiding wel ontstaat zal eerst gewaarschuwd worden en een voornemen daartoe worden verstuurd.
2.2
Volgens vaste rechtspraak geeft een voornemen om handhavend op te treden, waar hier nog niet eens sprake van is, geen spoedeisend belang. [1] Dat er eerder een vergunning is verleend die is ingetrokken maakt dat niet anders. Gelet op de bezwaarprocedure konden en moesten verzoekers rekening houden met het feit dat die ertoe kon leiden dat de vergunning wordt herroepen. In dat opzicht bevinden zij zich, buiten de extra termijn van 6 weken die het college verzoekers heeft gegund, niet in een andere situatie dan ieder ander die geen vergunning heeft. Dat verzoeker 1 door verblijf in het buitenland pas veel later kennis nam van de beslissing op bezwaar komt voor zijn eigen risico. Het is zijn eigen verantwoordelijkheid om te zorgen dat zijn post gelezen wordt. Verzoekers kunnen een voorlopige voorziening vragen op het moment dat spoedeisend belang ontstaat, of terwijl op het moment dat het college ze een last onder dwangsom oplegt. Het college is verplicht bij het opleggen van een last onder dwangsom een redelijke begunstigingstermijn in acht te nemen.
3. De conclusie is dat er op dit moment geen spoedeisend belang is, dat het treffen van een voorziening rechtvaardigt.

Conclusie en gevolgen

4. De verzoeken zijn daarom kennelijk ongegrond. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken dus af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. drs. R.J. Wesel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 september 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, 22 november 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AZ3184, r.o 2.1