In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezag over een minderjarige. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. C.G.M. Baas, verzocht om het gezamenlijk gezag met de man te beëindigen en haar alleen het gezag over de minderjarige toe te kennen. De man, die geen bekende woon- of verblijfplaats had, is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw en de man, evenals de minderjarige, de Poolse nationaliteit bezitten en dat de zaak een internationaal karakter heeft. De rechtbank heeft de rechtsmacht van de Nederlandse rechter bevestigd, aangezien de minderjarige zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
De rechtbank heeft de feiten in overweging genomen, waaronder het feit dat de man al geruime tijd geen contact heeft gehad met de vrouw en de minderjarige. De vrouw heeft aangegeven dat de man niet betrokken is bij de opvoeding en verzorging van de minderjarige, wat heeft geleid tot praktische problemen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat het in het belang van de minderjarige noodzakelijk is om het gezag te wijzigen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vrouw alleen het gezag over de minderjarige zal uitoefenen, omdat de man niet in staat is om zijn verantwoordelijkheden als ouder waar te nemen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de vrouw onmiddellijk kan handelen in het belang van de minderjarige.