ECLI:NL:RBZWB:2024:6509

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
C/02/420994 / FA RK 24-1637
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag van de moeder over de minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezag over een minderjarige. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. C.G.M. Baas, verzocht om het gezamenlijk gezag met de man te beëindigen en haar alleen het gezag over de minderjarige toe te kennen. De man, die geen bekende woon- of verblijfplaats had, is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw en de man, evenals de minderjarige, de Poolse nationaliteit bezitten en dat de zaak een internationaal karakter heeft. De rechtbank heeft de rechtsmacht van de Nederlandse rechter bevestigd, aangezien de minderjarige zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft.

De rechtbank heeft de feiten in overweging genomen, waaronder het feit dat de man al geruime tijd geen contact heeft gehad met de vrouw en de minderjarige. De vrouw heeft aangegeven dat de man niet betrokken is bij de opvoeding en verzorging van de minderjarige, wat heeft geleid tot praktische problemen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat het in het belang van de minderjarige noodzakelijk is om het gezag te wijzigen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vrouw alleen het gezag over de minderjarige zal uitoefenen, omdat de man niet in staat is om zijn verantwoordelijkheden als ouder waar te nemen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de vrouw onmiddellijk kan handelen in het belang van de minderjarige.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/420994 / FA RK 24-1637
Datum uitspraak: 18 september 2024
Beschikking betreffende wijziging gezag
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. C.G.M. Baas te Bergen op Zoom,
tegen
[de man] ,
hierna te noemen: de man,
zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen en buiten Nederland.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 5 april 2024 ontvangen verzoek tot beëindiging gezamenlijk gezag, met bijlagen;
- de oproeping van de griffier van deze rechtbank van de man in de Staatscourant van 11 juni 2024.
1.2
Het verzoek is mondeling behandeld op 16 september 2024. Bij deze behandeling is verschenen de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. De man is, hoewel juist en tijdig opgeroepen, niet verschenen. Ook de Raad voor de Kinderbescherming is niet verschenen.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie het navolgende, thans nog minderjarige kind is geboren:
- [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2018.
2.2
De man heeft de minderjarige erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige.
2.3
De minderjarige verblijft bij de vrouw.
2.4
Partijen zijn een ouderschapsplan overeengekomen, waarin onder meer is opgenomen dat partijen het in het belang van [minderjarige] achten dat het gezamenlijk gezag wordt beëindigd en de vrouw met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] wordt belast. Ook zijn partijen in het ouderschapsplan overeengekomen dat [minderjarige] zijn hoofdverblijf bij de vrouw zal hebben en er een omgangsregeling tussen [minderjarige] en de man geldt, inhoudende dat [minderjarige] een keer per twee weken op zaterdag vanaf 10:00 uur tot en met 12:00 uur omgang heeft met de man.
2.5
Zowel de man en de vrouw als de [minderjarige] hebben de Poolse nationaliteit.

3.Het verzoek

3.1
De vrouw verzoekt, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
het gezamenlijk gezag van de man en de vrouw te wijzigen en te bepalen dat de vrouw
voortaan het gezag alleen over de minderjarige zal uitoefenen.
3.2
De man is niet verschenen in de procedure en heeft derhalve geen verweer gevoerd
tegen het verzoek van de vrouw.

4.De beoordeling

4.1
Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1.1
Vanwege de omstandigheden dat de vrouw, de man en de [minderjarige] de Poolse nationaliteit bezitten, draagt deze zaak een internationaal karakter, zodat eerst de vraag moet worden beantwoord of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt en zo ja, welk recht van toepassing is op het verzoek.
4.1.2
Het verzoek betreft een geschil inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, te weten het gezagsrecht, en valt als zodanig binnen het materiële toepassingsgebied van de Verordening Brussel II-ter. Ingevolge artikel 7 Brussel II-ter zijn de gerechten van de EU-lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt, bevoegd te oordelen over de ouderlijke verantwoordelijkheid. Nu de gewone verblijfplaats van [minderjarige] in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om te beslissen op het verzoek van de vrouw. Ingevolge artikel 17 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is het Nederlands recht van toepassing.
4.2
Wijziging gezag
4.2.1
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat zij voortaan alleen het gezag over de minderjarige zal uitoefenen.
4.2.2
De rechter kan ingevolge het bepaalde in artikel 1:253n juncto artikel 1:251a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen en bepalen dat het gezag aan één ouder toekomt, als zich een wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan waardoor:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of;
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
4.2.3
De rechtbank dient eerst te beoordelen of er sprake is van gewijzigde omstandigheden. Het is de rechtbank gebleken dat het laatste contact tussen partijen en tussen de man en de [minderjarige] dateert van ongeveer een jaar geleden. Uit hetgeen de vrouw naar voren heeft gebracht begrijpt de rechtbank dat het de vrouw sindsdien niet meer is gelukt om in contact te komen met de man. De man is onbereikbaar voor de vrouw en de [minderjarige] en het is de vrouw niet bekend waar de man thans woont of verblijft. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheden ten opzichte van de situatie zoals die was ten tijde van het uiteengaan van partijen dermate zijn gewijzigd dat de vrouw kan worden ontvangen in haar verzoek.
4.2.4
De rechtbank overweegt voorts dat het uitgangspunt van de wet is dat ouders gezamenlijk zijn belast met het gezag over hun minderjarige kinderen. Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist evenwel dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van de kinderen tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor de kinderen en hun veiligheid niet in gevaar brengt.
4.2.5
Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat er geen goede basis meer aanwezig is voor de uitoefening van het gezamenlijk gezag over de [minderjarige] . De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat de man al geruime tijd niet bereikbaar is voor de vrouw en [minderjarige] . Daarmee bestaat het risico dat de beslissingen over [minderjarige] , bijvoorbeeld over de schoolkeuze of medische behandelingen, niet in het vereiste tempo kunnen worden genomen. De vrouw loopt momenteel al tegen praktische problemen aan, zoals bij de benodigde operatie van [minderjarige] aan zijn ogen en bij de aanvraag van een Pools paspoort voor [minderjarige] , waarvoor inmiddels een kort geding-procedure bij de rechtbank is opgestart. De vrouw heeft voorts toegelicht dat de man ook in de periode na het uiteengaan van partijen maar zeer beperkt betrokken was bij de opvoeding en verzorging van [minderjarige] . De man toonde volgens de vrouw vrijwel geen interesse in [minderjarige] en hij bezocht [minderjarige] slechts af en toe, enkel wanneer het de man uitkwam. De man stond dan plotseling, zonder voorafgaand overleg, voor de deur bij de vrouw thuis. Het opstellen van een ouderschapsplan met daarin een regeling voor de contactmomenten tussen de man en [minderjarige] heeft vervolgens niet tot een verbetering van deze situatie geleid. Daarbij heeft de vrouw opgemerkt dat de drugsverslaving en het gebrek aan huisvesting van de man hierbij mogelijk ook een rol hebben gespeeld.
4.2.6
De rechtbank stelt vast dat de man inmiddels al ongeveer een jaar geen contact meer met de vrouw en [minderjarige] heeft opgenomen en op die manier heeft laten zien dat hij geen invulling wil of kan geven aan het ouderlijk gezag. Om dat op een goede manier te doen is het immers nodig dat een ouder belangstelling heeft voor zijn kind, bekend is met zijn ontwikkeling en weet wat er in hem omgaat. Voorts acht de rechtbank het gelet op al het voorgaande niet waarschijnlijk dat er binnen afzienbare termijn voldoende verandering zal optreden in de situatie en het gedrag van de man en daarmee de communicatie tussen partijen om uitvoering te kunnen geven aan het gezamenlijk gezag.
4.2.7
Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het conform het bepaalde in artikel 1:251a, eerste lid, sub b BW in het belang van de [minderjarige] noodzakelijk is dat het gezag over hem wordt gewijzigd, in die zin dat de vrouw voortaan het gezag over [minderjarige] alleen uitoefent. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw om haar alleen met het gezag te belasten dan ook toewijzen. Daarmee sluit de juridische situatie aan bij de feitelijke situatie en kan de vrouw in het belang van [minderjarige] handelen.
4.2.8
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
beëindigt het gezamenlijk gezag van partijen over de [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2018 te [geboorteplaats] en bepaalt dat het gezag over [minderjarige] voortaan alleen aan de vrouw toekomt;
5.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2024 in tegenwoordigheid van mr. De Haas, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.