ECLI:NL:RBZWB:2024:6518

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
02/247605-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Bogaert
  • A. van Ginneken
  • J. van der Pols
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing jeugdstrafrecht bij ontucht door minderjarige met minderjarige beneden de 12 jaar en vervaardigen en verspreiden van kinderporno

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 september 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004, die wordt beschuldigd van ontucht met een minderjarige onder de 12 jaar en het vervaardigen en verspreiden van kinderporno. De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op 17 juni 2024 en 11 september 2024. De officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, heeft de verdachte beschuldigd van twee feiten: het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, dat op het moment van de feiten nog geen 12 jaar oud was, en het vervaardigen en verspreiden van kinderporno. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft bewijs gepresenteerd, waaronder verklaringen van het slachtoffer en beelden die zijn aangetroffen op de telefoon van de verdachte. De verdediging heeft betoogd dat er onvoldoende bewijs is voor meermalen plegen van de feiten en heeft gepleit voor vrijspraak van het meermalen binnendringen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het feit van seksueel binnendringen wettig en overtuigend bewezen is, maar heeft de verdachte vrijgesproken van het meermalen plegen van dit feit. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte kinderporno heeft vervaardigd en verspreid. De rechtbank heeft de verdachte strafbaar verklaard en het jeugdstrafrecht toegepast, gezien de minderjarige leeftijd van de verdachte ten tijde van de feiten. De rechtbank heeft een onvoorwaardelijke jeugddetentie opgelegd van 568 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de jeugdreclassering en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problematiek.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team jeugd
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-247605-22
vonnis van de meervoudige kamer van 25 september 2024
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 2004 te [plaats 1]
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres]

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zittingen van 17 juni 2024 en 11 september 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Feit 1: in de periode van 8 januari 2021 tot 31 december 2021 met iemand, beneden de leeftijd van twaalf jaren, handelingen heeft gepleegd die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Feit 2: in de periode van 8 januari 2021 tot 12 april 2021 kinderporno heeft vervaardigd of verspreid.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1:
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte seksueel is binnengedrongen in de vagina en anus van [slachtoffer] (hierna te noemen [slachtoffer] ) op basis van de beschrijving van het filmpje dat op de telefoon van [naam] is aangetroffen. Het is alleen nog de vraag of het éénmaal of meermalen is gebeurd. De officier van justitie acht bewezen dat dit meermalen is gebeurd. In het filmpje is te horen dat [slachtoffer] zegt:
‘niet te snel naar binnen’ en daaruit maakt de officier van justitie op dat het eerder is gebeurd. Ook heeft [slachtoffer] richting haar moeder aangegeven dat het seksueel binnendringen in haar lichaam in de woning van de vader heeft plaatsgevonden, maar de moeder herkent op de beelden haar woning. Daaruit maakt de officier van justitie op dat het ook bij de vader een keer gebeurd is. Op de beelden is te horen dat verdachte zegt: ‘zo ging het de vorige keer ook’, waaruit blijkt dat het al eerder is gebeurd. De periode kan wel worden ingekort op basis van de verklaring van de moeder van [slachtoffer] over de aanschaf van een nieuwe bril voor [slachtoffer] op 8 januari 2021 en over het knippen van het haar van [slachtoffer] in de zomer van 2021. Op de beelden is te zien dat [slachtoffer] al wel haar nieuwe bril op heeft, maar dat haar haren nog niet kort zijn geknipt.
Feit 2:
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte kinderporno heeft vervaardigd, in zijn bezit heeft gehad en heeft verspreid. Het filmpje waarop is te zien dat hij bij [slachtoffer] , seksueel is binnengedrongen heeft hij doorgestuurd naar [gebruikersnaam] en naar [naam] . Ook heeft verdachte foto’s van zijn penis verstuurd op het moment dat hij zelf nog minderjarig was.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Feit 1:
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van het éénmalig binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] en verzoekt verdachte vrij te spreken van het meermalen binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] door verdachte. Verdachte verklaart dat hij éénmaal seks heeft gehad met [slachtoffer] onder dwang van [gebruikersnaam] . De dingen die hij heeft gezegd op Instagram waren niet waar en waren een bepaalde manier van stoer doen die niet te plaatsen is. Op het filmpje is inderdaad te horen dat verdachte zegt: ‘zo ging het de vorige keer ook’. Er is echter geen bewijs dat het in de ten laste gelegde periode nog een keer is gebeurd.
De periode kan beperkt worden tot de zomer van 2021, gelet op de verklaring van [getuige 1] , de moeder van verdachte en ook die van [slachtoffer] , dat [slachtoffer] op het filmpje een bril op heeft die zij op 8 januari 2021 heeft gekregen en gelet op het gegeven dat haar haren toen nog lang waren terwijl de haren van [slachtoffer] in de zomer van 2021 zijn afgeknipt.
Feit 2:
De verdediging stelt dat voor dit feit voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1:
Verdachte heeft dit feit bekend, daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie op 30 september 2022 en tijdens de zitting van 17 juni 2024;
- het proces-verbaal van bevindingen opgenomen op pagina 125 van het eindproces-verbaal met nummer PL2000-2022140276;
- het proces-verbaal van verhoor [getuige 1] opgenomen op pagina 130 tot en 138 van het eindproces-verbaal met nummer PL2000-2022140276;
- het proces-verbaal van bevindingen (beoordelen strafbaar beeldmateriaal) op pagina 193 tot en met 197 van het eindproces-verbaal met nummer PL2000-2022140276.
Over de door de raadsman bepleite partiële vrijspraak van feit 1 voor wat betreft het meermalen plegen in feit 1 en over het verkorten van de periode overweegt de rechtbank als volgt.
De pleegperiode.
Uit de verklaring van [getuige 1] blijkt dat het filmpje is gemaakt na 8 januari 2021, aangezien [slachtoffer] toen een nieuwe bril heeft gekregen die te zien is op de beelden, en voordat [slachtoffer] haar haren had afgeknipt, aangezien zij nog lange haren had op de beelden en zij in de zomer van 2021 haar haren korter heeft laten knippen. De rechtbank zal de periode onder feit 1 beperken tot de periode van 8 januari 2021 tot 1 september 2021.
Eenmaal of meermalen gepleegd.
De rechtbank acht op basis van de omschrijving van de beelden waaruit blijkt dat verdachte tegen [slachtoffer] zegt: zo lukte het de vorige keer ook" wettig en overtuigend bewezen dat het seksueel binnendringen meermalen heeft plaatsgevonden. Op basis van het dossier kan de rechtbank echter niet vaststellen dat het meermalen seksueel binnendringen heeft plaatsgevonden binnen de tenlastegelegde periode. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het meermalen seksueel binnendringen.
De omschrijving van de beelden is het belangrijkste bewijs binnen deze zaak. Op basis van de omschrijving kan worden vastgesteld dat verdachte zijn penis, vinger en tong in de anus en vagina van [slachtoffer] heeft geduwd en gebracht.
De rechtbank acht het onder feit 1 tenlastegelegde plegen van handelingen met [slachtoffer] , die toen nog onder de twaalf jaren was, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen in haar lichaam, dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2:
Verdachte heeft dit feit bekend, daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 juni 2024;
- het proces-verbaal van bevindingen (beoordelen strafbaar beeldmateriaal) op pagina 193 tot en met 197 van het eindproces-verbaal met nummer PL2000-2022140276;
- het proces-verbaal van bevindingen (frequentie aanbieden filmpje) op pagina 198 tot en met 199 van het eindproces-verbaal met nummer PL2000-2022140276;
- het proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] op pagina 182 tot en met 187 van het eindproces-verbaal met nummer PL2000-2022140276;
- het proces verbaal van verhoor van [getuige 3] op pagina 113 en 114 van het eindproces-verbaal met nummer PL2000-2022140276.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
hij in de periode van 8 januari 2021 tot 1 september 2021 te [plaats 2] , in elk geval in Nederland, eenmaal, met [slachtoffer] (geboren [geboortedag 2] 2011), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte zijn penis en vinger(s) en tong in de anus en/of vagina van die [slachtoffer] geduwd en gebracht;
2
hij
-in de periode van 8 januari 2021 tot en met 31 december 2021 te [plaats 2] en/of Tilburg, althans in Nederland, eenmaal heeft vervaardigd en
- in de periode van 8 januari 2021 tot en met 13 april 2022 te [plaats 2] en/of Tilburg, althans in Nederland, meermalen, heeft verspreid en in bezit heeft gehad
afbeeldingen en/of gegevensdragers bevattende afbeeldingen, te weten een film/video van seksuele gedragingen, waarbij iemand, die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2011, is betrokken, welke seksuele gedragingen bestonden uit
- het met zijn verdachtes penis en mond en vinger(s) betasten van de vagina en/of anus van die [slachtoffer] en
- het met zijn verdachtes penis en vinger(s) en tong anaal en/of vaginaal penetreren van het lichaam van die [slachtoffer] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
Strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5.2
Strafbaarheid van verdachte
5.2.1
Standpunt verdediging
De verdediging heeft een beroep gedaan op psychische overmacht. Daartoe is aangevoerd dat verdachte niet strafbaar is, omdat hij heeft gehandeld in opdracht van [gebruikersnaam] . Gelet op de persoonlijkheid van verdachte en het contact met [gebruikersnaam] was er sprake van een van buiten komende drang waar verdachte redelijkerwijs geen weerstand aan kon bieden.
5.2.2
De beoordeling
Voor een geslaagd beroep op psychische overmacht moet er sprake zijn van een van buiten komende kracht of dwang waaraan een verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat er sprake is geweest van een zodanige kracht of dwang. Verdachte heeft verklaard dat hij door [gebruikersnaam] ertoe werd gedwongen een filmpje te maken van seksueel contact met [slachtoffer] omdat [gebruikersnaam] anders een naaktfoto van verdachte zou verspreiden via internet. Echter uit de verklaring van [getuige 3] ( [gebruikersnaam] ) blijkt dat verdachte het filmpje al had gemaakt en dat verdachte heeft gevraagd aan [getuige 3] of hij het filmpje wilde hebben. De rechtbank kan uit de gesprekken met [gebruikersnaam] niet opmaken dat verdachte onder druk is gezet om te handelen zoals hij heeft gedaan. Evenmin blijkt deze dwang of kracht uit de overige stukken in het dossier. Het beroep op psychische overmacht wordt dan ook verworpen.
Er zijn ook geen andere feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij zijn eis enerzijds rekening gehouden met de ernst van de feiten en met de traumatische ervaring voor het slachtoffer en anderzijds met de persoon van verdachte, de inhoud van de rapportages van de deskundigen en met het feit dat het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. Hij verzoekt het jeugdstrafrecht toe te passen, nu de feiten door verdachte zijn gepleegd tijdens zijn minderjarigheid.
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke jeugddetentie conform de duur van het voorarrest, met aftrek van het voorarrest, en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 360 dagen, met een proeftijd van drie jaar en een werkstraf van 80 uur. Ook vordert de officier van justitie dat de bijzondere voorwaarden worden opgelegd zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en dat verdachte een contactverbod wordt opgelegd met zijn twee andere zussen: [zus 1] en [zus 2] .
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte was ten tijde van de feiten minderjarig en dan is het uitgangspunt dat het jeugdstrafrecht wordt toegepast.
De verdediging kan zich vinden in de eis van de officier van justitie. Het is niet wenselijk dat verdachte nog langer in detentie verblijft. Hoewel verdachte het wellicht niet eens is met de eis en dan met name de bijzondere voorwaarden, is dit volgens de raadsman wel de weg die bewandeld moet worden. Namelijk eerst een verblijf van verdachte bij [daklozenopvang] om uiteindelijk geplaatst te worden in een drieleefsferenvoorziening. De verdediging merkt ten aanzien van het gevraagde contactverbod met [zus 1] en [zus 2] nog op dat deze strafzaak geen betrekking heeft op hen. Verdachte heeft ook geen contact meer met zijn zussen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van handelingen met zijn jongere zusje [slachtoffer] , die op dat moment negen jaar oud was en die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. Van deze handelingen die hij met haar verrichte, heeft verdachte een video-opname gemaakt.
Verdachte heeft zijn eigen seksuele behoeftes boven het belang van [slachtoffer] gesteld en is daarbij volledig voorbijgegaan aan haar welzijn. Uit de verklaringen van verdachte zelf blijkt dat hij wist dat zijn gedrag onacceptabel was aangezien hij tegen [slachtoffer] zei dat zij niks mocht zeggen.
Verdachte heeft door zijn handelen op zeer ernstige wijze misbruik gemaakt van het slachtoffer en heeft daarmee een grove inbreuk gemaakt op zowel haar lichamelijke als haar psychische integriteit.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het vervaardigen, het bezit en het verspreiden van een video met seksuele gedragingen, namelijk het plegen van handelingen met [slachtoffer] , die toen negen jaar oud was, en die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, zoals bewezen verklaard onder feit 1.
De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
Persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 juli 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Er staat nog wel een zaak open, namelijk de mishandeling en de bedreiging van een medewerker van [daklozenopvang] , gepleegd op 17 juli 2024 waarvan verdachte nog wordt verdacht.
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
- de Pro Justitia rapportage van drs. [psycholoog] , klinisch psycholoog, van 16 januari 2023;
- de Pro Justitia rapportage van aanvullend psychologisch onderzoek door drs. [psycholoog] van 9 oktober 2023;
- het klinisch multidisciplinair Pro Justitia rapport van [forensisch centrum] van 23 april 2024, opgesteld door dr. [GZ-psycholoog] , en drs. [kinder- en jeugd psychiater] ;
- de rapporten van de Raad van 13 april 2023, 13 juni 2024 en 6 september 2024.
In het Pro Justitia rapport dat over verdachte is opgesteld in het kader van de klinische observatieplaatsing op de ForCa in [forensisch centrum] komen de deskundigen tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis (ASS) en van een licht verstandelijke beperking (LVB), terwijl er daarnaast sprake is van een ongespecificeerde aandachtstekortstoornis, kenmerken van antisociale persoonlijkheidsstoornis en van een lichte stoornis in cannabisgebruik. De kern van de vastgestelde pathologie bij verdachte en dus ook van zijn huidige functioneren, ligt in de combinatie van de ASS- en LVB- problematiek, met daarbij tekortschietende regulerende functies en impulsief gedrag. Verdachte is primair gericht op zichzelf en op hetgeen hij nodig heeft. Hij heeft beperkt zicht op oorzaak-gevolgrelaties en overziet onvoldoende wat hij met zijn gedrag bij anderen teweegbrengt. Dit maakt zijn probleemoplossende vaardigheden zeer beperkt. Daarnaast is zijn empathiebeleving zeer beperkt, wat maakt dat zijn morele kompas beperkt is. Dit alles maakt dat verdachte sterk afhankelijk is van externe structurering en regulering.
Ook ten aanzien van seksualiteit worden er bij verdachte enige aanwijzingen gezien voor ongepast seksueel gedrag buiten het tenlastegelegde. Zo worden in de seksuele beleving en het hieraan gerelateerde gedrag van verdachte vastgestelde psychopathologie en persoonlijkheidskenmerken teruggezien als egocentrisme, een beperkte gedragsregulatie en het nauwelijks afstemmen op de ander.
Gezien de chronische aard van de vastgestelde pathologie van ASS, LVB en ADHD kan worden geconcludeerd dat hier ook ten tijde van het tenlastegelegde sprake van was. De eerder beschreven trekken van antisociale persoonlijkheidsstoornis zijn ook aanwezig geweest ten tijde van het tenlastegelegde.
Bij verdachte is maar zeer beperkt sprake van (gedrags)regulerende functies. Daarnaast is sprake van een egocentrische gerichtheid, van gebrekkige empathische vermogens en van hierdoor gebrekkige afstemming. Verdachte mist niet alleen een innerlijke rem, maar ook een intern kompas bij het maken van (gedrags)keuzes. Ten aanzien van de tenlastegelegde feiten wordt gezien dat verdachte besefte dat hetgeen hij deed, niet kon. Van slechts primair impulsief gedrag, volledig voortkomend uit gebrekkige regulerende functies, is geen sprake. Dit maakt dat wordt geadviseerd om de tenlastegelegde feiten verdachte in een verminderde mate toe te rekenen.
Door de deskundigen wordt op basis van een klinische weging geschat dat er bij verdachte sprake is van een hoog risico op recidive van een (zeden)delict, wanneer er geen passende kaders, met voldoende sturing en toezicht, aanwezig zijn. Verdachte heeft in sterke mate een ander of externe kaders en toezicht nodig ter regulatie van zijn gedrag. Wanneer er langdurig duidelijke kaders, sturing en toezicht worden geboden, wordt het risico op een zedendelict als matig tot laag ingeschat.
Verdachte was ten tijde van de tenlastegelegde feiten zestien/zeventien jaar oud. Inmiddels is verdachte twintig jaar oud. Wanneer gekeken wordt naar zijn huidige functioneren, wordt de ruimte voor ontwikkeling en groei als zeer beperkt ingeschat, om welke reden in het heden het meerderjarigenstrafrecht als passender wordt gezien. Dit temeer omdat een pedagogische aanpak waarin groei en ontwikkeling centraal staan niet passend is voor verdachte.
Om het recidivegevaar af te wenden is voornamelijk een gekaderde, gestructureerde en controlerende omgeving voor verdachte noodzakelijk. Hierbij is vooral externe sturing en toezicht nodig om het risico op recidive beperkt te houden, waar hem ook binnen de grenzen van zijn mogelijkheden te laten ontwikkelen en waar passend aan zijn behoeften te voldoen op het gebied van werk, sociale relaties en zingeving. Hierbij moet gedacht worden aan een driemilieuvoorziening, waar mogelijkheden zijn om te ontwikkelen in de mate van autonomie en waar hij passend wordt bejegend. Ook psychofarmaca kunnen een rol spelen bij het verbeteren van zijn impulscontrole en gedragsregulatie. Het is ook van belang dat verdachte in de gelegenheid wordt gesteld ergens te aarden en te hechten en mogelijk een gevoel van eigenwaarde en trots te ontwikkelen.
De deskundigen adviseren verdachte voorwaardelijk af te straffen, met als voorwaarde verblijf in een passende woonvorm en toezicht, waarbij gedacht wordt aan een driemilieuvoorziening.
Ter terechtzitting van 17 juni 2024 hebben de deskundigen, drs. [kinder- en jeugd psychiater] en dr. [GZ-psycholoog] , verklaard dat de groeimogelijkheden van verdachte worden ingeschat als beperkt, gelet waarop toepassing van het volwassenstrafrecht wordt geadviseerd. Wanneer verdachte geplaatst wordt in een instelling met een goede begeleiding dan wordt dat door de deskundigen gezien als een passende setting voor verdachte om verder te kunnen komen. Een instelling met hoge hekken of muren is niet vereist. Het is wel van belang dat verdachte op een geschikte plek wordt geplaatst waar hij langere tijd kan verblijven en waar hem 24-uurs begeleiding kan worden geboden. Bij de behandeling is het zinvol als ook wordt ingestoken op het thema seksualiteit.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de rapportages van de Raad over verdachte van 13 juni 2024 en 6 september 2024. Ook de Raad stelt dat verdachte, gelet op zijn problematiek, is aangewezen op externe kaders en begrenzing, om zijn gedrag te kunnen reguleren. Als aan verdachte langdurig duidelijke kaders, begrenzing, sturing en toezicht wordt geboden, dan wordt de kans op herhaling ten aanzien van een (zeden)delict als matig tot laag ingeschat. Waar in de rapportage van 13 juni 2024 nog werd geadviseerd het volwassen strafrecht toe te passen, wordt dit advies in de rapportage van 6 september 2024 herzien.
Op 6 augustus 2024 is een WLZ-indicatie afgegeven, namelijk de VG 6 (wonen met intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering) zonder einddatum. Na overleg met de jeugdreclassering is overwogen dat toepassing van het jeugdstrafrecht passend is als afdoening en dat de begeleiding van verdachte en daarmee het toezicht op de aan verdachte opgelegde bijzondere voorwaarden door de jeugdreclassering zal worden uitgevoerd.
Het kader van jeugdreclassering is noodzakelijk om verdachte langdurig te ondersteunen bij het zoveel mogelijk grip krijgen op zijn impulsiviteit en om hem te helpen bij het reguleren van zijn gedrag, door aan hem de voor hem noodzakelijke structuur, behandeling en begrenzing te bieden. Hiervoor is het noodzakelijk om verdachte te plaatsen in een drieleefsferenvoorziening. Vanwege de wachtlijstproblematiek is er op korte termijn echter geen plaatsing van verdachte mogelijk in een drieleefsferenvoorziening. [daklozenopvang] is bereid om verdachte te plaatsen binnen een voorziening van [daklozenopvang] in afwachting van een plaatsing van verdachte in een drieleefsferenvoorziening. Hiervoor zullen er aan verdachte diverse bijzondere voorwaarden moeten worden opgelegd om hem duidelijkheid te bieden waaraan hij moet voldoen.
De Raad adviseert om aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van het voorarrest, een taakstraf in de vorm van een werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie met een maximale proeftijd, onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- meewerkt aan de voor hem noodzakelijke hulpverlening, ook als dit inhoudt meewerken aan een plaatsing in een drieleefsferenvoorziening en overige door de jeugdreclassering noodzakelijk geachte hulpverlening, zolang als dit noodzakelijk geacht wordt door de jeugdreclassering;
- zich moet houden aan de afspraken, regels en voorwaarden zoals die door [daklozenopvang] of een vergelijkbare instantie aan verdachte worden gesteld tot aan zijn plaatsing in een drieleefsferenvoorziening;
- vier tot vijf dagen per week naar een door de jeugdreclassering aangewezen dagbesteding gaat, waarbij de jeugdreclassering bepaalt hoeveel dagen verdachte naar de dagbesteding gaat;
- meewerkt aan de één op één begeleiding die door [daklozenopvang] of een vergelijkbare instelling geboden wordt, wat betekent dat er altijd een begeleider bij verdachte is, wanneer verdachte niet in de woning is. Wanneer verdachte naar buiten gaat, wordt hij begeleid. Ook van en naar de dagbesteding. Op de dagbesteding neemt de begeleider van de dagbesteding de één op één begeleiding van verdachte over;
- meewerkt aan een plaatsing binnen een drieleefsferenvoorziening, wat betekent dat hij meegaat naar intakegesprekken en daar antwoord geeft op de vragen die aan hem gesteld worden;
- geen contact mag opnemen met het slachtoffer
( [slachtoffer] , geboren [geboortedag 2] 2011);
- op geen enkele wijze (dus niet persoonlijk, maar ook niet online/via internet of via de telefoon) contact mag hebben met een minderjarige zonder aanwezigheid van een begeleider van [daklozenopvang] of een vergelijkbare instelling en te zijner tijd een begeleider vanuit de drieleefsferenvoorziening;
waarbij aan de gecertificeerde instelling (GI) William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering de opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De Raad adviseert verder om de voorwaarden en het toezicht door de GI dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De Raad heeft hier ter terechtzitting van 11 september 2024 aan toegevoegd dat verdachte ten tijde van de delicten minderjarig was en dat het uitgangspunt dan toepassing van het jeugdstrafrecht is. Daar komt bij dat de voor een plaatsing van verdachte bij [daklozenopvang] de financiering verloopt via de jeugdreclassering en dat daarom toepassing van het jeugdstrafrecht ook nodig is. De Raad adviseert dat naast een deels voorwaardelijke jeugddetentie en het opleggen van bijzondere voorwaarden een werkstraf van pedagogische meerwaarde is, zodat verdachte merkt dat het plegen van delicten consequenties heeft. De Raad adviseert de voorwaarden en het toezicht door de GI dadelijk uitvoerbaar te verklaren, gelet op de ernst van het delict en het recidiverisico.
Ter zitting van 11 september 2024 heeft de deskundige dr. [GZ-psycholoog] verklaard dat de bijzondere voorwaarden, zoals die door de Raad worden geadviseerd, passend zijn. Een voorwaardelijke PIJ-maatregel acht de deskundige niet in het belang van verdachte. Inmiddels is een WLZ-indicatie afgegeven en dat is de weg die behandeld moet worden. Hoewel de deskundige eerder heeft geadviseerd om het volwassenenstrafrecht toe te passen, is er nu een plek beschikbaar waar verdachte kan wonen totdat er een plek in een drieleefsferenvoorziening beschikbaar is. De financiering van deze plek zal verlopen via de jeugdreclassering.
Ter terechtzitting van 11 september 2024 heeft mevrouw [reclasseringswerker] van de jeugdreclassering aangegeven dat zij op zoek is naar een drieleefsferenvoorziening, maar dat hiervoor (jaren)lange wachtlijsten zijn. Verdachte kan wel op 12 september 2024 bij [daklozenopvang] in [plaats 3] worden geplaatst. Aan deze plaatsing dienen wel voorwaarden te worden verbonden. Verdachte zal mee moeten werken aan reguliere dagbesteding, aangezien verdachte wel werk kan vinden, maar het hem niet lukt om werk te behouden. Er zal gezocht worden naar dagbesteding die bij verdachte past. Daarnaast zal er gelet op de rapportage van de ForCa, één op één begeleiding worden geboden door [daklozenopvang] .
De straf
De rechtbank zal, nu verdachte ten tijde van de delicten de minderjarige leeftijd had, het jeugdstrafrecht toepassen. Ook ziet de rechtbank in de persoonlijkheid van verdachte aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen. Nu het jeugdstrafrecht zal worden toegepast, zal bij het bepalen van de straf ook artikel 77g Sr worden toegepast, inhoudende dat meerdere straffen naast elkaar kunnen worden opgelegd, zonder voorbehoud.
Uit het advies van de deskundigen is gebleken dat verdachte ten tijde van het plegen van de feiten in verminderde mate toerekeningsvatbaar was. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt die tot de hare.
Gelet op de ernst van het feiten, kan in beginsel niet met een andere strafmodaliteit worden volstaan dan met een vrijheidsbenemende straf. De rechtbank zal echter rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en met diens persoonlijke omstandigheden. En met het verlopen van de redelijke termijn. De rechtbank zal dan ook geen onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen die langer duurt dan het voorarrest. Wel zal de rechtbank ook een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen, zodat aan verdachte ook de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden kunnen worden opgelegd. Net als de deskundigen, de officier van justitie en de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat de geadviseerde bijzondere voorwaarden, met name het verblijf in een drieleefsferenvoorziening, noodzakelijk zijn voor het voorkomen van recidive.
De rechtbank zal daarnaast, gelet op de ernst van de feiten en het belang dat verdachte de gevolgen van zijn handelen ervaart, aan hem een werkstraf opleggen. Op grond van artikel 77g Sr kan deze werkstraf nog worden opgelegd naast de opgelegde jeugddetentie, aangezien de beperking tot maximaal zes maanden onvoorwaardelijke jeugddetentie bij combinatie met een taakstraf sinds 1 februari 2008 geheel is komen te vervallen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden is: een jeugddetentie voor de duur van 568 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van drie jaar. De rechtbank merkt daarbij op dat zij de dagen die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht heeft berekend op 208 dagen. De officier van justitie heeft het voorarrest berekend op 236 dagen. De rechtbank overweegt dat het uitdrukkelijk niet de bedoeling van de rechtbank is dat de op te leggen onvoorwaardelijke jeugddetentie langer is dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
Aan de proeftijd worden de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden gekoppeld. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een uitbreiding van het contactverbod met [zus 1] en [zus 2] , zoals ter terechtzitting door de officier van justitie gevorderd. Deze strafzaak heeft geen betrekking op [zus 1] en [zus 2] .
Wel ziet de rechtbank aanleiding om de bijzondere voorwaarde die ziet op de voor verdachte noodzakelijke hulpverlening aan te vullen door expliciet te vermelden dat de hulpverlening zich ook dient te richten op het thema seksualiteit.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf, gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op het advies van de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zullen worden opgelegd en het toezicht door de jeugdreclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77zz, 77aa, 240b en 244 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1:Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
Feit 2:Afbeelding en/of gegevensdragers bevattende afbeeldingen van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen, in bezit hebben en verspreiden;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 80 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
40 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 568 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- meewerkt aan de voor hem noodzakelijke hulpverlening, ook als dit inhoudt meewerken aan een plaatsing in een drieleefsferenvoorziening en overige door de jeugdreclassering noodzakelijk geachte hulpverlening, ook hulpverlening gericht op het thema seksualiteit, zolang als dit noodzakelijk geacht wordt door de jeugdreclassering;
- zich moet houden aan de afspraken, regels en voorwaarden zoals die door [daklozenopvang] of een vergelijkbare instantie aan verdachte worden gesteld tot aan zijn plaatsing in een drieleefsferenvoorziening;
- vier tot vijf dagen per week naar een door de jeugdreclassering aangewezen dagbesteding gaat, waarbij de jeugdreclassering bepaalt hoeveel dagen verdachte naar de dagbesteding gaat;
- meewerkt aan de één op één begeleiding die door [daklozenopvang] of een vergelijkbare instelling geboden wordt, wat betekent dat er altijd een begeleider bij verdachte is, wanneer verdachte niet in de woning is. Wanneer verdachte naar buiten gaat, wordt hij begeleid. Ook van en naar de dagbesteding. Op de dagbesteding neemt de begeleider van de dagbesteding de één op één begeleiding van verdachte over;
- meewerkt aan een plaatsing binnen een drieleefsferenvoorziening, wat betekent dat hij meegaat naar intakegesprekken en daar antwoord geeft op de vragen die aan hem gesteld worden;
- geen contact mag opnemen met het slachtoffer: [slachtoffer] , geboren [geboortedag 2] 2011;
- op geen enkele wijze (dus niet persoonlijk, maar ook niet online/via internet of via de telefoon) contact mag hebben met een minderjarige zonder aanwezigheid van een begeleider van [daklozenopvang] of een vergelijkbare instelling en te zijner tijd een begeleider vanuit de drieleefsferenvoorziening;
- draagt de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als gecertificeerde instelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
Voorwaarden daarbij zijn:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en aan het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. Bogaert, voorzitter, mr. Van Ginneken en mr. Van der Pols, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van Van Diepen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 september 2024.
Mr. Van Ginneken en mr. Van der Pols zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.