ECLI:NL:RBZWB:2024:6519

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
11267648 VV EXPL 24-44
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
  • mr. Van Dam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huurachterstand en ontruiming van bedrijfsruimte in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 september 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], handelend onder de naam [bedrijf van eiser], en [gedaagde] B.V. [eiser] vorderde betaling van huurachterstand en ontruiming van een bedrijfsruimte. De procedure begon met een dagvaarding op 20 augustus 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 10 september 2024, waarbij [gedaagde] niet verschenen was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] in verzuim is, omdat hij de huurpenningen niet tijdig heeft voldaan. De vordering tot betaling van € 3.146,00 aan huurachterstand over juli en augustus 2024 is toegewezen, evenals de wettelijke handelsrente. Tevens is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 1.573,00 voor de huur van september 2024, die ook niet was voldaan. De kantonrechter heeft de ontruiming van het pand toegewezen, met een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. De gevorderde dwangsom is afgewezen, omdat de ontruiming al via executie kan worden afgedwongen. De proceskosten zijn toegewezen aan [eiser], die in het gelijk is gesteld. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Van Dam.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 11267648 \ VV EXPL 24-44
Vonnis in kort geding van 24 september 2024
in de zaak van
[eiser] HANDELEND ONDER DE NAAM [bedrijf van eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: [gemachtigde] , [bedrijf] B.V.,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 augustus 2024 met producties 1 tot en met 6,
- de mondelinge behandeling van 10 september 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Op de mondelinge behandeling is [gemachtigde] , de gemachtigde van [eiser] , verschenen. [gedaagde] is niet op de mondelinge behandeling verschenen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van de bedrijfsruimte, gelegen aan de [adres] (hierna: het pand).
2.2.
[gedaagde] huurt per 1 maart 2023 het pand van [eiser] , waarvoor hij € 1.573,00 per maand betaalt. Op deze huurovereenkomst zijn de algemene bepalingen van toepassing.
2.3.
[eiser] dagvaardt [gedaagde] op 1 juli 2024 om op 17 juli 2024 om 10.00 uur 's ochtends, in persoon of vertegenwoordigd door een gemachtigde, te verschijnen bij de zitting van de kantonrechter. [gedaagde] verschijnt niet (hij laat verstek gaan). Op 14 augustus 2024 wijst de kantonrechter vonnis, bekend onder zaak/rolnummer: 11210015 CV EXPL 242406 (hierna: de bodemprocedure). [gedaagde] wordt veroordeeld om de huurachterstand ter hoogte van € 6.292,00 (vier maanden), vermeerderd met de wettelijke handelsrente, contractuele boete en buitengerechtelijke incassokosten, aan [eiser] te betalen en wordt ook veroordeeld in de proceskosten. De gevorderde ontruiming en de daarbij behorende vorderingen zijn afgewezen.
2.4.
[gedaagde] heeft eind augustus en 9 september 2024 betalingen aan [eiser] gedaan van in totaal € 3.500,00 (€ 2.000,00 en € 1.500,00). Deze betalingen hebben geen kenmerk of omschrijving.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen:
tot betaling van € 3.146,00 aan huurpenningen over de maanden juli en augustus 2024,
tot betaling van € 35,28 aan wettelijke handelsrente (berekend tot 18 augustus 2024), alsmede de wettelijke handelsrente over € 3.146,00 vanaf 18 augustus 2024,
tot doorbetaling van de huurpenningen voor de duur dat de huurovereenkomst voortduurt,
tot betaling van de wettelijke handelsrente over wat onder C is gevorderd, indien dit niet tijdig wordt betaald,
tot betaling van € 157,30 (€ 846,90 - € 689,60 aan in de bodemprocedure toegewezen buitengerechtelijke incassokosten) aan buitengerechtelijke incassokosten,
tot de ontruiming van het pand binnen 10 dagen na betekening, zulks op last van een dwangsom van € 250,00 per dag, voor iedere dag dat de ontruiming niet plaatsvindt, dit met een maximum van € 2.500,00,
in de proceskosten, alsmede de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis zijn voldaan.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekortschiet in de nakoming van zijn verplichting om de huurpenning (tijdig) te voldoen. Hoewel de ontruiming in de bodemprocedure werd afgewezen, brengt de huurachterstand in dit kort geding wel met zich dat [gedaagde] het pand moet ontruimen. Er is sprake van een aanzienlijke en oplopende huurachterstand. Daarnaast vordert [eiser] een dwangsom als extra prikkel voor de ontruiming, waarbij [eiser] verder stelt dat de gevorderde dwangsom redelijk is, gezien de hoge kosten die een gedwongen ontruiming met zich zou brengen. Tot slot wijst hij erop dat de door [gedaagde] verrichte betalingen conform artikel 6:44 BW in mindering zijn gebracht op de toegewezen vorderingen in de eerdere bodemprocedure.

4.De beoordeling

Verstek
4.1.
De kantonrechter verleent verstek tegen [gedaagde] , omdat de dagvaarding op de voorgeschreven manier is betekend en zij niet is verschenen. Dit betekent dat de kantonrechter de vorderingen van [eiser] beoordeelt op basis van (alleen) de stellingen van [eiser] .
Spoedeisend belang
4.2.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiser] daarbij een spoedeisend belang heeft. De spoedeisendheid van de zaak blijkt uit de aard van de vorderingen.
Huurachterstand
4.3.
De vordering tot betaling van de huurachterstand van € 3.146,00 (juli en augustus 2024) komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal worden toegewezen. Voor de volledigheid merkt de kantonrechter op dat het door [gedaagde] betaalde bedrag van € 3.500,00 (zie onder 2.4.) niet van de hoofdsom wordt afgetrokken, omdat [eiser] terecht dit betaalde bedrag van het in de eerdere bodemprocedure toegewezen bedrag heeft afgetrokken. Bij de beoordeling van deze vordering speelt deze betaling dus geen rol.
4.4.
[gedaagde] heeft de huurtermijnen niet tijdig betaald en is daarom in verzuim. Aangezien het hier een handelsovereenkomst betreft, moet [gedaagde] dan wettelijke handelsrente betalen. Het gevorderde bedrag van € 35,28 aan wettelijke handelsrente wordt dus toegewezen, evenals de wettelijke handelsrente vanaf 18 augustus 2024 over de huurachterstand van € 3.146,00.
Ontruiming
4.5.
Voor toewijzing van een ontruimingsvordering in kort geding is vereist dat het zeer waarschijnlijk is dat de kantonrechter in een bodemprocedure de huurovereenkomst ontbindt en de vordering tot ontruiming wordt toegewezen. In deze zaak wordt betaling van de huur van juli en augustus 2024 gevorderd, maar ook de huur van september is niet betaald. Er is daardoor sprake van een huurachterstand van drie maanden. Bovendien is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een eerdere huurachterstand (zie onder 2.3.), die ten tijde van de mondelinge behandeling niet (volledig) door [gedaagde] is betaald. Het is daarom zeer waarschijnlijk dat in een bodemprocedure wordt geoordeeld dat van [eiser] niet kan worden gevergd dat hij de huurovereenkomst met [gedaagde] voortzet. De vordering tot ontruiming van het pand wordt - vooruitlopend daarop - dan ook toegewezen, waarbij de ontruimingstermijn wordt gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
4.6.
De door [eiser] gevorderde dwangsom wordt afgewezen. Met de ontruimingsveroordeling kan [eiser] al via reële executie de ontruiming afdwingen. Er is niet onderbouwd waarom een extra prikkel in de vorm van een dwangsom specifiek in dit geval nodig is, hetgeen wel is vereist voor toewijzing van de vordering.
Toekomstige huurtermijnen
4.7.
Tijdens de mondelinge behandeling (op 10 september 2024) heeft [eiser] naar voren gebracht dat de huur van september ook niet is betaald, terwijl het pand nog niet is ontruimd. In zoverre is dit onderdeel van de vordering van [eiser] toewijsbaar, zodat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling aan [eiser] van € 1.573,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldatum. Omdat de huurtermijnen vanaf oktober 2024 ten tijde van de mondelinge behandeling (en deze uitspraak) niet opeisbaar zijn, wordt deze vordering voor het overige afgewezen. [eiser] heeft geen argumenten naar voren gebracht waarom de kantonrechter van dit uitgangspunt zou moeten afwijken.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.8.
[eiser] stelt dat hij recht heeft op € 846,90 aan buitengerechtelijke incassokosten. Dit bedrag ziet op de gehele huurachterstand, dus ook op het gedeelte aan huurachterstand waarover in de bodemprocedure is geoordeeld. In die procedure is al € 689,60 toegewezen, waardoor [eiser] nu nog € 157,30 vordert. Echter, hij heeft niet aangevoerd of onderbouwd dat hij ten aanzien van de vorderingen in dit kort geding - dus de huurachterstand over juli en augustus 2024 - buitengerechtelijke stappen heeft ondernomen. Daarom wordt de vordering afgewezen.
4.9.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
117,68
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.043,68
4.10.
De gevorderde wettelijke rente over de nakosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis het pand aan [adres] te ontruimen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om te betalen aan [eiser]
€ 3.146,00 aan huurachterstand over juli en augustus 2024, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 18 augustus 2024 tot aan het moment dat de vordering volledig is betaald,
€ 1.573,00 aan huurachterstand over september 2024, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldatum tot aan het moment dat de vordering volledig is betaald,
€ 35,28 aan verschenen rente,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.043,68, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Dam en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2024.