In deze zaak heeft de kinderrechter op 23 september 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de situatie van [minderjarige] beoordeeld in het licht van de zorgen die er zijn over haar welzijn en de opvoedcapaciteiten van de ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, [de moeder] en [de vader], beiden in het verleden met verslavingsproblematiek te maken hebben gehad, maar dat zij recentelijk stappen hebben ondernomen om hun situatie te verbeteren. De moeder heeft aangegeven dat zij gestopt is met middelengebruik en dat zij hoopt snel te kunnen starten met een ‘moeder & kind traject’. De vader heeft soortgelijke intenties geuit en is dankbaar voor de zorg die de peettante van de moeder voor [minderjarige] heeft.
De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de peettante van de moeder verlengd van 17 september 2024 tot 17 december 2024. Dit is gedaan met het oog op de ontwikkeling van [minderjarige] en de noodzaak om de ouders de kans te geven om hun opvoedvaardigheden te verbeteren. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat [minderjarige] in contact blijft met beide ouders en dat er gewerkt wordt aan een traject voor hen beiden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ontwikkeling van [minderjarige] niet in gevaar komt door een eventueel hoger beroep.
De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, waarbij de griffier, mr. Hurkmans, aanwezig was. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 23 september 2024.