ECLI:NL:RBZWB:2024:6521

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
C/02/426192 / JE RK 24-1585 en C/02/426196 / JE RK 24-1587
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van de Kraats
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met aandacht voor de ontwikkeling van ouders en kind

In deze zaak heeft de kinderrechter op 23 september 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de situatie van [minderjarige] beoordeeld in het licht van de zorgen die er zijn over haar welzijn en de opvoedcapaciteiten van de ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, [de moeder] en [de vader], beiden in het verleden met verslavingsproblematiek te maken hebben gehad, maar dat zij recentelijk stappen hebben ondernomen om hun situatie te verbeteren. De moeder heeft aangegeven dat zij gestopt is met middelengebruik en dat zij hoopt snel te kunnen starten met een ‘moeder & kind traject’. De vader heeft soortgelijke intenties geuit en is dankbaar voor de zorg die de peettante van de moeder voor [minderjarige] heeft.

De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de peettante van de moeder verlengd van 17 september 2024 tot 17 december 2024. Dit is gedaan met het oog op de ontwikkeling van [minderjarige] en de noodzaak om de ouders de kans te geven om hun opvoedvaardigheden te verbeteren. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat [minderjarige] in contact blijft met beide ouders en dat er gewerkt wordt aan een traject voor hen beiden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ontwikkeling van [minderjarige] niet in gevaar komt door een eventueel hoger beroep.

De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, waarbij de griffier, mr. Hurkmans, aanwezig was. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 23 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummers: C/02/426192 / JE RK 24-1585 (regulier verzoek)
C/02/426196 / JE RK 24-1587 (spoedverzoek)
datum uitspraak 23 september 2024
nadere beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
gevestigd in Rotterdam,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2024 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. T.M. ten Velde,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Dit blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter van 3 september 2024 en alle daarin vermelde stukken.
1.2.
Op 13 september 2024 heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren mondeling behandeld. Op deze mondelinge behandeling zijn verschenen:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader;
- twee vertegenwoordigsters van de GI.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
Bij beschikking van 27 augustus 2024 is [minderjarige] onder toezicht gesteld met ingang van 27 augustus 2024 tot 27 augustus 2025.
2.3.
Bij beschikking van 3 september 2024 is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 3 september 2024 tot en met 17 september 2024. De behandeling van de overige verzoeken is aangehouden.

3.De resterende verzoeken

Ter beoordeling ligt nog voor het op de mondelinge behandeling gewijzigde verzoek van de GI om [minderjarige] voor de duur van twee weken en aansluitend voor de duur van drie maanden te plaatsen bij de peettante van de moeder (netwerkplaatsing). Daarnaast verzoekt de GI om de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
Voor de onderbouwing van het verzoek geeft de GI aan dat [minderjarige] op grond van de gegeven machtiging bij de peettante van moeder verblijft. Inmiddels is er contact opgenomen met [verslavingskliniek] in [plaats] voor een plaatsing van de moeder en [minderjarige] voor een ‘moeder & kind traject’. Eenzelfde traject kan ook voor de vader worden gestart, maar ook wordt nog onderzocht of een gezinsopname tot de mogelijkheden behoort. Beide ouders zijn in het verleden bekend geweest met verslavingsproblematiek en [verslavingskliniek] is een verslavingskliniek voor Ouder & Kind en bieden gezinsopnames. Het is belangrijk dat binnen dit traject wordt onderzocht welke opvoedvaardigheden de ouders hebben en wat zij samen kunnen doen. Op dit moment is nog niet duidelijk of en wanneer genoemde trajecten kunnen starten, zodat het noodzakelijk is om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de duur van drie maanden te verlengen.
4.2.
De moeder stemt in met de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Zij ziet [minderjarige] iedere dag bij haar peettante en dit vindt zij erg fijn. Daarnaast is zij gestopt met middelengebruik. De moeder hoopt snel te kunnen starten met een ‘moeder & kind traject’, zodat zij leert om sterker in haar schoenen te staan, grenzen aan te geven en voor [minderjarige] te zorgen. De moeder vindt het belangrijk dat de vader een grote rol speelt in het leven van [minderjarige] en dat ook hij een soortgelijk traject kan volgen.
4.3.
Ook de vader stemt in met de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Hij is de peettante van de moeder dankbaar dat zij de zorg voor [minderjarige] op zich heeft genomen en dat zij ervoor zorgt dat de band tussen [minderjarige] en beide ouders behouden blijft. Ook de vader is gestopt met middelengebruik. Hij vindt het belangrijk dat voor hem een passend traject wordt gestart, omdat hij ook een grote rol in het leven van [minderjarige] wil blijven spelen.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
5.2.
Bij (mondelinge) beslissing 3 september 2024 heeft de kinderrechter onder andere een spoedmachtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van twee weken (tot 27 september 2024), zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden. De moeder, bijgestaan door haar advocaat, de vader en de GI zijn inmiddels gehoord. Naar aanleiding daarvan is naar het oordeel van de kinderrechter niet gebleken dat sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden die aanleiding geven tot een ander oordeel. Dat betekent dat de spoedbeslissing niet wordt herroepen.
5.3.
De kinderrechter moet beoordelen of de situatie inmiddels is veranderd en de gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn. In haar beoordeling betrekt de kinderrechter het volgende. Het is in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] geweest om haar te plaatsen bij de peettante van moeder. Hierover zijn alle partijen het ook eens. De peettante heeft ervoor gezorgd dat de ouders [minderjarige] dagelijks hebben gezien. Dit vindt de kinderrechter een compliment waard. De kinderrechter is ook blij te horen dat de ouders allebei zijn gestopt met hun middelengebruik. De kinderrechter vindt het belangrijk dat wordt ingezet om [minderjarige] weer bij haar ouders te laten verblijven en de zorgen worden aangepakt. Hiervoor is een plaatsing van de moeder met [minderjarige] voor een ‘moeder & kind traject’ nodig. De GI is bezig om deze plaatsing te realiseren. Daarnaast vindt de kinderrechter het belangrijk dat ook wordt gekeken of de vader een soortgelijk traject kan volgen, omdat ook hij een grote rol moet hebben in het leven van [minderjarige] . Dit willen beide ouders ook. Gelet op de wachttijden bij [verslavingskliniek] zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van drie maanden verlengen. Er zijn zorgen over [minderjarige] en het is niet in haar belang dat zij nu teruggeplaatst wordt bij een van haar ouders.
5.4.
De kinderrechter verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de peettante van moeder over de periode van 17 september 2024 tot 17 december 2024.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen kan worden uitgevoerd.

6.De beslissing

De kinderrechter
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de peettante van de moeder (netwerkplaatsing) van 17 september 2024 tot 17 december 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2024 door mr. Van de Kraats, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Hurkmans, griffier.
De schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 23 september 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.