ECLI:NL:RBZWB:2024:6523

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
C/02/425621 / JE RK 24-1498
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van de Kraats
  • mr. Hurkmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige met zorgen over hulpverlening en contactherstel

In deze zaak heeft de kinderrechter op 23 september 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2013, die onder toezicht is gesteld vanwege zorgen over zijn ontwikkeling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de hulpverlening voor zowel de ouders als de minderjarige nog niet van de grond is gekomen, wat aanleiding geeft tot bezorgdheid. De minderjarige vertoont veel onrust en heeft moeite met het uiten van zijn gevoelens, wat leidt tot woede-uitbarstingen. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er is al geruime tijd geen contact tussen de vader en de minderjarige, wat de situatie compliceert. De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen voor een jaar, zodat er gewerkt kan worden aan de gestelde doelen. De moeder heeft ingestemd met de verlenging, maar heeft ook zorgen geuit over de nadruk op contactherstel met de vader, wat de minderjarige zou belasten. De kinderrechter heeft de zorgen van de moeder erkend en benadrukt dat de hulpverlening zich moet richten op de emoties van de minderjarige. Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 29 september 2025, met de beschikking uitvoerbaar bij voorraad, zodat de ontwikkeling van de minderjarige niet verder in gevaar komt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/425621 / JE RK 24-1498
datum uitspraak: 23 september 2024
beschikking van de kinderrechter over een verlenging van de ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Etten-Leur, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2013 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. M. de Maaré,
en
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. M.H. Aalmoes.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 1 augustus 2024;
- de brief van mr. Aalmoes van 9 september 2024.
1.2.
Op 13 september 2024 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Op deze mondelinge behandeling zijn verschenen:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- twee vertegenwoordigsters van de GI.
1.3.
Bij brief van 9 september 2024 heeft mr. Aalmoes medegedeeld dat de man en hij niet op de mondelinge behandeling zullen verschijnen.
1.4.
[minderjarige] is gelet op zijn leeftijd in de gelegenheid gesteld om zijn mening te geven tijdens een gesprek met de kinderrechter. Van deze mogelijkheid heeft [minderjarige] geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 29 september 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld met ingang van 29 september 2023 tot 29 september 2024.

3.Het verzoek

De GI verzoekt om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
Voor de onderbouwing van het verzoek geeft de GI aan dat [minderjarige] een kwetsbaar jongetje is. Door ingrijpende gebeurtenissen en mogelijke trauma’s loopt hij vast in het uiten van zijn gedachtes en gevoelens. Dit leidt tot woede-uitbarstingen vanuit onmacht en onbegrip. Daarnaast is er al geruime tijd geen contact tussen de vader en [minderjarige] . [minderjarige] voelt zich afgewezen door zijn vader en heeft geen vertrouwen in hem. Er wordt gezien dat beide ouders onvoorwaardelijk veel van [minderjarige] houden en het allerbeste met hem voor hebben, maar ook wordt gezien dat [minderjarige] worstelt met zijn eigen identiteitsontwikkeling. De ouders en [minderjarige] waren aangemeld bij Groei Jeugdhulp voor hulpverlening, maar deze instantie is onlangs failliet verklaard. Hierdoor is er nog geen hulpverlening van de grond gekomen en is nog niet aan de doelen gewerkt. Op dit moment heeft de GI contact met de Gezinsmanager om te kijken of deze instantie de hulpverlening kan oppakken. Het is noodzakelijk dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd, zodat onder regie van de GI kan worden gewerkt aan de gestelde doelen.
4.2.
De moeder stemt in met een verlenging van de ondertoezichtstelling. Zij heeft geprobeerd om hulpverlening voor [minderjarige] in te zetten, maar dit werd allemaal afgekapt. Volgens de moeder wordt teveel de nadruk gelegd op contactherstel tussen [minderjarige] en de vader. Dit belast [minderjarige] teveel en hij heeft het gevoel dat er niet naar hem wordt geluisterd. Het is belangrijk dat binnen de hulpverlening de nadruk komt te liggen op de emoties en gevoelens van [minderjarige] en hoe hij daarmee kan worden geholpen. Daarnaast geeft de moeder aan dat ook zij hulpvragen heeft, omdat de situatie ook haar zwaar valt.
4.3.
Namens de man heeft mr. Aalmoes bij brief van 9 september 2024 aangegeven in te stemmen met het verzoek van de GI.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
De gronden van artikel 1:255 lid 1 BW luiden als volgt: de rechter kan een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.3.
Op basis van de stukken en de toelichting op de mondelinge behandeling constateert de kinderrechter dat de hulpverlening voor de ouders en [minderjarige] nog niet van de grond is gekomen. De kinderrechter maakt zich hierover zorgen, omdat [minderjarige] veel onrust met zich meedraagt. Hij is totaal uit balans en dit blijkt ook uit de manier waarop [minderjarige] zich uit. Het is belangrijk dat [minderjarige] hiermee wordt geholpen, zodat hij sterker komt te staan. Een mogelijke vervolgstap kan daarna zijn om (een vorm van) contact met zijn vader te herstellen, maar dit moet niet het hoofddoel zijn. Deze boodschap moet ook naar [minderjarige] toe worden uitgedragen. Op de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter ook voorgehouden dat contactherstel verschillende vormen kan hebben. Het sturen van een kaartje door de vader aan [minderjarige] is al een vorm van contact. Als vervolgstap zal moeten worden onderzocht of en zo ja welke vorm van contact het meest in het belang van [minderjarige] is.
5.4.
Op grond van het bovenstaande stelt de kinderrechter vast dat de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] nog aanwezig is. Daarnaast is de hulpverlening nog niet gestart. Het is belangrijk dat dit onder regie en begeleiding van de GI zo snel mogelijk wordt opgezet, waarbij de kinderrechter de GI uitdrukkelijk in overweging geeft om ook kleinere zorgaanbieders te benaderen. Ook moet er meer aandacht komen voor de hulpvragen vanuit de moeder. De kinderrechter wijst het verzoek van de GI toe en zal de ondertoezichtstelling verlengen voor de duur van een jaar, te weten tot 29 september 2025.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen kan worden uitgevoerd.

6.De beslissing

De kinderrechter
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 29 september 2024 tot 29 september 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2024 door mr. Van de Kraats, kinderrechter, en, in tegenwoordigheid van mr. Hurkmans, griffier.
De schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 23 september 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.