In deze zaak heeft de kinderrechter op 23 september 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2013, die onder toezicht is gesteld vanwege zorgen over zijn ontwikkeling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de hulpverlening voor zowel de ouders als de minderjarige nog niet van de grond is gekomen, wat aanleiding geeft tot bezorgdheid. De minderjarige vertoont veel onrust en heeft moeite met het uiten van zijn gevoelens, wat leidt tot woede-uitbarstingen. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er is al geruime tijd geen contact tussen de vader en de minderjarige, wat de situatie compliceert. De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen voor een jaar, zodat er gewerkt kan worden aan de gestelde doelen. De moeder heeft ingestemd met de verlenging, maar heeft ook zorgen geuit over de nadruk op contactherstel met de vader, wat de minderjarige zou belasten. De kinderrechter heeft de zorgen van de moeder erkend en benadrukt dat de hulpverlening zich moet richten op de emoties van de minderjarige. Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 29 september 2025, met de beschikking uitvoerbaar bij voorraad, zodat de ontwikkeling van de minderjarige niet verder in gevaar komt.