ECLI:NL:RBZWB:2024:6533

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
C-02-426312 _ HA RK 24-170
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • M. Holierhoek
  • A. Kool
  • J. van Noort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in een strafzaak wegens vermeende partijdigheid

Op 17 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van verzoekster, die zich niet kon vinden in de behandeling door rechter mr. Brouwer. Verzoekster stelde dat de rechter geen begrip toonde, geen empathisch vermogen had en dat de uitspraak al vastlag, wat volgens haar duidde op een gebrek aan onafhankelijke rechtspraak. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking beoordeeld aan de hand van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, dat de mogelijkheid biedt om een rechter te wraken op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel kunnen trekken.

De wrakingskamer benadrukte dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, en dat er uitzonderlijke omstandigheden nodig zijn om aan te nemen dat er sprake is van vooringenomenheid. Na beoordeling van de aangevoerde gronden kwam de wrakingskamer tot de conclusie dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechter. De argumenten van verzoekster werden als onvoldoende onderbouwd beschouwd, en de wrakingskamer verklaarde het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de behandeling van de raadkamerzaak met raadkamernummer 24-017496 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing door het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Wrakingskamer
Locatie Middelburg
zaaknummer / rekestnummer: C/02/426312 / HA RK 24-170
beslissing van 17 september 2024 op het wrakingsverzoek zoals bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering van:
[verzoekster],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
wonende te [woonadres],
verder te noemen verzoekster.

1.De procedure en het verzoek

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit het door de wrakingskamer op
6 september 2024 ontvangen proces-verbaal van de zitting van 3 september 2024 van de rechter mr. Brouwer (hierna: de rechter). Zij was belast met de behandeling van de raadkamerzaak van verzoekster met raadkamernummer 24-017496, behorend bij de strafzaak met parketnummer 02-211187-23, tijdens welke zitting het verzoek tot wraking is gedaan.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter. De rechter berust niet in het verzoek tot wraking.

2.De gronden van het wrakingsverzoek

Door verzoekster is, kort weergegeven, aangevoerd dat de rechter geen begrip heeft getoond, geen empathisch vermogen heeft, zich niet kan inleven in de situatie van verzoekster en de uitspraak al vast lag en er daarom geen sprake is van onafhankelijke rechtspraak.

3.De beoordeling

3.1
Op grond van artikel 512 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Op grond van artikel 513, eerste lid, Sv wordt het verzoek tot wraking gedaan, zodra de feiten of omstandigheden als hiervoor bedoeld aan de verzoekster bekend zijn geworden.
3.2
De wrakingskamer stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter geldt het uitgangspunt, dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Een uitzonderlijke omstandigheid kan een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter ten aanzien van een procespartij een vooringenomenheid koestert, of dat een bij een partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
3.3
De wrakingskamer moet daarom onderzoeken of de door verzoekster aangevoerde specifieke feiten en omstandigheden een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert of dat de door verzoekster geuite vrees daarvoor - objectief - gerechtvaardigd is.
3.4
Naar het oordeel van de wrakingskamer kunnen uit de door verzoekster aangevoerde wrakingsgronden geen zwaarwegende aanwijzingen zoals bedoeld in 3.2 worden afgeleid. De wrakingskamer overweegt daartoe dat zowel uit de onderbouwing van het verzoek als uit het proces-verbaal van de zitting niet kan worden afgeleid dat de rechter partijdig is, dan wel de schijn heeft gewekt partijdig te zijn. Verzoekster stelt dat de rechter geen begrip heeft getoond, geen empathisch vermogen heeft en zich niet kan inleven in de situatie van verzoekster. De rechter stelt ter terechtzitting de vragen die naar haar oordeel nodig zijn voor een juiste beoordeling van de voorliggende zaak. Dat de rechter zich beperkt tot bespreking van de voorliggende zaak, te weten de raadkamerzaak en niet de hoofdzaak, geeft geen grond voor het oordeel dat sprake is van de (schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid. Ook van de stelling dat de rechter onder een hoedje met de officier van justitie zou spelen en de uitspraak op voorhand al vast zou liggen, ontbreekt enige concrete onderbouwing.
3.5
Nu er door verzoekster geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die de rechterlijke onpartijdigheid zouden kunnen raken, voldoet het wrakingsverzoek niet aan de wettelijke motiveringsvereisten. Dit is wel een vereiste voor de ontvankelijkheid van een wrakingsverzoek ingevolge artikel 4, tweede lid, sub c van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De wrakingskamer zal het verzoek dan ook kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.
3.6
Omdat sprake is van een kennelijk niet-ontvankelijk wrakingsverzoek, laat de wrakingskamer de mondelinge behandeling van het verzoek achterwege overeenkomstig artikel 4, tweede lid, aanhef en onder c, van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Zeeland-West-Brabant.

4.De beslissing

De rechtbank:
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar wrakingsverzoek;
bepaalt dat de behandeling van de raadkamerzaak met raadkamernummer 24-017496 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens de indiening van dit verzoek.
Deze beslissing is gegeven op 17 september 2024 door mr. Holierhoek, mr. Kool en mr. Van Noort, in tegenwoordigheid van mr. Holtgrefe, griffier, en in het openbaar uitgesproken.