ECLI:NL:RBZWB:2024:6540

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
C/02/384463 FA RK 21-1779
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om gezamenlijk gezag en omgangsregeling met betrekking tot minderjarige na beschuldigingen van misbruik

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure betreffende gezamenlijk gezag en omgangsregelingen voor de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2013. De vrouw, die het eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent, heeft de man beschuldigd van misbruik van de minderjarige, wat heeft geleid tot een geseponeerd strafrechtelijk onderzoek. Sinds 2020 is er geen contact meer tussen de man en de minderjarige. De vrouw voelt de druk om haar kind te geloven, terwijl de man zijn onschuld volhoudt. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om specialistische hulpverlening in te schakelen om contactherstel tussen de man en de minderjarige te bewerkstelligen. De rechtbank heeft de behandeling van de verzoeken aangehouden om een verslag van Sterk Huis te ontvangen over de traumabehandeling van de minderjarige en de mogelijkheden voor contactherstel. Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat de minderjarige mogelijk een autisme spectrum stoornis heeft en dat er een zorgvuldige aanpak nodig is om zijn angsten en trauma's aan te pakken. De rechtbank heeft besloten om de behandeling van de verzoeken aan te houden tot 4 maart 2025, in afwachting van de start van de begeleiding door [stichting].

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/384463 FA RK 21-1779
Datum uitspraak: 3 september 2024
Nadere beschikking over gezag en omgang
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat voorheen: mr. M.S. Yap, advocaat te Bergen op Zoom,
nu: mr. N.J.C. van Dorsselaer-Spapen, advocaat te Zaltbommel,
tegen
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. C.G.J.E. Lut te Eindhoven,
over de minderjarige:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2013,
hierna te noemen: [minderjarige] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, de rechtbank over de verzoeken geadviseerd.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Het verdere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de in deze zaak gegeven beschikking van deze rechtbank van 5 februari 2024 en alle daarin vermelde stukken;
  • het e-mailbericht van mr. N.J.C. van Dorsselaer-Spapen van 24 mei 2024 met bijlage;
  • het e-mailbericht van mr. C.G.J.E. Lut van 27 mei 2024 met bijlage;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 23 juli 2024;
  • het gespreksverslag van de rechtbank met Sterk Huis op 20 augustus 2024;
  • het gespreksverslag van de rechtbank met de advocaten van partijen op 22 augustus 2024.
1.2.
Op 23 juli 2024 heeft de rechtbank de verzoeken, met gesloten deuren, nader mondeling behandeld. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Daarnaast was een vertegenwoordigster namens de Raad aanwezig.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad, uit welke relatie het navolgende thans nog minderjarige kind is geboren:
- [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2013.
2.2.
[minderjarige] woont bij de vrouw.
2.3.
De man heeft [minderjarige] erkend.
2.4.
De vrouw oefent van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige] uit.
2.5.
Bij beschikking van 19 maart 2018 heeft de rechtbank Den Haag ten aanzien van de omgang tussen de man en [minderjarige] bepaald dat [minderjarige] bij de man zal zijn:
- in de oneven weken op zaterdag van 9.30 uur tot 19.00 uur, waarbij de man [minderjarige] haalt er brengt;
- in de even weken op woensdag uit school tot het einde van de middag, waarbij de man [minderjarige] haalt en brengt;
- de vakanties worden in onderling overleg verdeeld;
- met de feestdagen loopt de vaste omgangsregeling door, met dien verstande dat [minderjarige] bij elke ouder een kerstdag zal doorbrengen, hij Moederdag bij de vrouw en Vaderdag bij de man zal doorbrengen en oud en nieuw in onderling overleg zal plaatsvinden;
- [minderjarige] verblijft niet alleen bij de familie van de man.
2.6.
Tussen partijen staat vast dat vanaf september 2018 de omgangsregeling in onderling overleg tussen partijen is gewijzigd in die zin dat [minderjarige] om het weekend vanaf zaterdagochtend 9.30 uur tot zondagavond na het eten bij de man verblijft. Tevens staat tussen partijen vast dat zij sinds maart 2020 zijn overeengekomen, dat [minderjarige] om het weekend vanaf vrijdag 19.00 uur tot zondagavond 18.30 uur bij de man is.
2.7.
Ten aanzien van de omgangsregeling heeft de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding van 15 maart 2021 de door partijen in maart 2020 overeengekomen omgangsregeling tussen de man en [minderjarige] gewijzigd, in die zin dat de man het recht op omgang voorlopig wordt ontzegd in afwachting van de uitkomsten van de door de vrouw te initiëren bodemprocedure, dan wel in afwachting van de resultaten van het strafrechtelijk onderzoek jegens de man en het uit te voeren onderzoek naar de veiligheid van [minderjarige] bij de man door de hulpverlenende instanties en aan de hand daarvan nader te treffen maatregelen.
2.8.
De rechtbank heeft op 2 april 2021 van de vrouw een verzoekschrift ontvangen, waarin zij – kort gezegd – heeft gevraagd om de man de omgang met [minderjarige] te ontzeggen. De rechtbank heeft dit verzoek in de beschikking van 6 juli 2021 toegewezen, in die zin dat de man het recht op omgang met [minderjarige] is ontzegd voor de duur van twaalf maanden, te rekenen vanaf 6 juli 2021. In dezelfde beschikking is het zelfstandige verzoek van de man, om te bepalen dat de vrouw hem informeert over [minderjarige] , toegewezen. Het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch heeft deze beschikking bekrachtigd in haar beschikking van 2 juni 2022.
2.9.
In de beschikking van 17 mei 2022 heeft de rechtbank de Raad verzocht om een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de volgende vragen:
- Bestaat er, bij toewijzing van het gezag aan de ouders gezamenlijk, een onaanvaardbaar risico dat de minderjarige klem of verloren zal raken tussen de ouders en is niet te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen of is het anderszins in het belang van de minderjarige te achten om af te wijken van het in de wet neergelegde uitgangspunt dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen?
- Welke omgangsregeling tussen de man en de minderjarige komt het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarige?
- Hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie vorm gegeven te worden?
- Zijn er contra-indicaties voor omgang en zo ja, welke?
- In hoeverre zijn deze contra-indicaties op te heffen; hoe, onder welke voorwaarden en op welke termijn?
- Welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn niet in voorgaande vragen aan de orde gesteld en zijn wel van belang om te vermelden?
De behandeling van de verzoeken is aangehouden in afwachting van de rapportage van de Raad.
2.10.
In de rapportage van 6 januari 2023 heeft de Raad geadviseerd om de beslissing over de verzoeken pro forma aan te houden voor de duur van zes tot negen maanden, in afwachting van het verloop en het resultaat van de door de ouders in te zetten noodzakelijk geachte hulpverlening. Daarbij heeft de Raad, samengevat, het volgende aangegeven.
Er zijn zorgen over [minderjarige] . In het verleden heeft hij onveilige situaties meegemaakt, zoals huiselijk geweld tussen de ouders met schreeuwen en schelden. [minderjarige] voelt zich onveilig en komt niet toe aan zijn ontwikkeling. Hij verkeert dan ook in de overlevingsstand. Daarnaast staat het leven van [minderjarige] in het teken van vermeend seksueel misbruik. Er is onvoldoende aandacht geweest voor hoe het met [minderjarige] gaat en hoe zijn voortdurende angst voor de man kan worden weggenomen. Vanwege de onduidelijkheid over wat er tussen de man en [minderjarige] is gebeurd, heeft er sinds 2020 geen contact tussen hen plaatsgevonden. Er is specialistische hulpverlening nodig. Omdat [minderjarige] aangeeft dat hij een nare ervaring op seksueel gebied heeft opgedaan, dient er aandacht te zijn voor zijn verdere seksuele ontwikkeling. Hoewel beide ouders willen dat het goed gaat met [minderjarige] , lukt het hen niet om samen het gesprek aan te gaan vanwege de bestaande onduidelijkheid over seksueel misbruik en de angsten die de vrouw heeft in het contact met de man. Daarnaast zijn er zorgen over de belastbaarheid van de vrouw. De Raad adviseert om het verzoek over het gezag aan te houden in afwachting van het verloop van het hulpverleningstraject bij Sterk Huis. Gezamenlijk gezag is vooralsnog te risicovol. De man is niet op de hoogte van hoe het met [minderjarige] gaat en voor de vrouw is het nog niet mogelijk om met de man in gesprek te gaan. Met beide ouders moet er gekeken worden wat er nodig is om in te toekomst wel het gesprek met elkaar aan te gaan en wat de (on)mogelijkheden zijn om samen (gezags)beslissingen te nemen. Pas daarna kan de Raad een afgewogen advies geven. De Raad adviseert daarnaast om ook het verzoek over omgang aan te houden. De situatie van [minderjarige] is complex. [minderjarige] ervaart veel angsten voor de man. Er is specialistische hulpverlening nodig om contact(herstel) tussen de man en [minderjarige] te bewerkstelligen. De Raad wil voorkomen dat de rust en stabiliteit die [minderjarige] nu ervaart worden doorbroken door de spanning die het nu bepalen van een omgangsregeling op de vrouw en [minderjarige] zal leggen. De rechtbank heeft de behandeling van de verzoeken in de beschikking van 28 juni 2023 aangehouden in afwachting van een door de advocaat van de vrouw over te leggen verslag van Sterk Huis over het verloop van het hulpverleningstraject.
2.11.
In de beschikking van 5 februari 2024 stelt de rechtbank vast dat [minderjarige] nog bezig is met een traumabehandeling bij Sterk Huis. Sterk Huis verwacht dat voor deze behandeling drie tot vijf maanden nodig zal zijn. Daarnaast heeft Sterk Huis [minderjarige] op de wachtlijst geplaatst voor een psychodiagnostisch onderzoek om meer helderheid over zijn emotieregulatie problemen te krijgen. De rechtbank heeft de behandeling van deze zaak aangehouden in afwachting van bericht van de advocaat van de moeder en een verslag van Sterk Huis, waarin Sterk Huis zich over de traumabehandeling, het contactherstel en over het onderlinge contact tussen de ouders uitlaat.

3.De verzoeken

3.1.
Aan de orde zijn nog de verzoeken van de man om, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de man samen met de vrouw te belasten met het gezamenlijk ouderlijk gezag over [minderjarige] ;
II. een omgangsregeling/verdeling van zorgtaken vast te stellen met betrekking tot [minderjarige] van om het weekend, in de oneven weken, vanaf vrijdag 19.00 uur tot zondag 18.30 uur alsmede een regeling voor wat betreft de bijzondere dagen en de vakanties zoals onder punt 21 en 22 van het verweerschrift aangegeven, althans een zodanige beslissing rondom de inhoud en vorm van de omgangsregeling te nemen, als de rechtbank in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt.
Hiernaast heeft de man nog aanvullend verzocht om de ouders te verwijzen naar een hulpverleningstraject in het kader van het Uniform Hulpaanbod (UHA) ter verbetering van de onderlinge communicatie en om te kijken hoe zij invulling kunnen gaan geven aan gezamenlijk gezag.

4.De beoordeling

4.1.
Tijdens de mondelinge behandeling is het volgende besproken met partijen. De rechtbank houdt partijen voor dat het gedrag van [minderjarige] vraagt om een heel specifieke uitleg. De rechtbank stelt aan partijen voor om te overwegen om [minderjarige] via jeugdhulp van de gemeente te laten verwijzen naar een psychiatrische behandel- of onderzoeksplaats. Daar kan worden onderzocht wat er bij [minderjarige] speelt. Er moet worden gezocht naar een plaats waar er met ouders gesproken kan worden en er met [minderjarige] gesproken wordt. Een psychiater kan bovendien toegang krijgen tot het dossier van [minderjarige] . De psychiater kan de ouders duidelijk maken wat het verleden van [minderjarige] met hem heeft gedaan en wat dat voor hem heeft betekend. Dat vraagt wel dat ouders samen achter dit traject gaan staan.
De advocaat van de vrouw geeft namens partijen aan dat er volmondig wordt ingestemd met de door de rechtbank voorgestelde route.
4.2.
De rechtbank heeft op 20 augustus 2024 via een beeldbelverbinding met de behandelaars van [minderjarige] bij Sterk Huis gesproken. Er is onderzoek gedaan naar de intelligentie, de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige] en of er sprake is van kindeigen factoren. In het onderzoek is bij [minderjarige] een autisme spectrum stoornis gezien. [minderjarige] leeft hierdoor in details. Hij kan heel goed visueel waarnemen. Hij is beneden gemiddeld tot gemiddeld intelligent. Voor wat betreft de inzichtelijke taken is het vermoeden dat zijn intelligentie hoger ligt, maar dat wordt niet gezien. Er zijn mogelijk ook omgevingsfactoren geweest, die een rol hebben gespeeld. [minderjarige] heeft flinke ruzies tussen zijn ouders meegemaakt en dat is in zijn lichaam opgeslagen. Momenteel zijn de traumaklachten minder aanwezig. Wel is [minderjarige] nog angstig en gespannen. Omdat het autisme van [minderjarige] op de voorgrond staat, heeft Sterk Huis geadviseerd om [stichting] te benaderen om op langere termijn begeleiding te bieden aan [minderjarige] en de ouders. Volgens de behandelaars kan [stichting] ook benaderd worden om het systeemgesprek tussen partijen en [minderjarige] te voeren. Voor [minderjarige] is het heel belangrijk dat veiligheid en voorspelbaarheid voorop staan. Het risico bestaat dat hij overvraagd wordt. Voor hem zullen er steeds hele kleine stapjes gezet moeten worden. Daarbij moet goed gekeken worden naar het woordgebruik. [minderjarige] begrijpt weinig woorden. [minderjarige] denkt meer in beelden, zij het wel met hiaten. [minderjarige] moet zich gehoord voelen en het moet in hele kleine stapjes gaan. Vooraf moet alles tot in detail worden uitgewerkt. Wat kan hij verwachten, wat mag hij doen. Wat als hij het niet leuk vindt. Er zou voor dat gesprek een heel scenario moeten worden uitgewerkt.
4.3.
De rechtbank heeft op 22 augustus 2024 via een beeldbelverbinding gesproken met de advocaten van partijen. De advocaten hebben aangegeven dat zij instemmen met het voorstel van de rechtbank om samen de opdracht aan Sterk Huis te geven om [stichting] te vragen om met partijen en [minderjarige] onder begeleiding een uitleggesprek te voeren over het verleden. Daar kunnen natuurlijk individuele gesprekken aan vooraf gaan. De advocaten stemmen daarnaast in met een aanhouding van deze zaak voor een langere periode, zodat de resultaten van dat traject in deze procedure betrokken kunnen worden bij de beoordeling. De advocaten zullen de rechtbank informeren zodra [stichting] de begeleiding start. De rechtbank acht het in overeenstemming met de belangen van [minderjarige] en de ouders wanneer Sterk Huis nu zal bevorderen dat er een goede overdracht van verdere begeleiding van [minderjarige] en ouders en waar nodig behandeling van [minderjarige] zal plaats vinden. Begeleiding van [minderjarige] vanuit Sterk Huis is toegezegd tot aan de daadwerkelijke start van [stichting] . De huidige wachtlijst bedraagt naar verwachting 4 tot 6 maanden.
4.4.
Het bovenstaande, met name hetgeen is weergegeven onder 4.2. en 4.3. betekent dat de rechtbank, mede namens de ouders, aan Sterk Huis verzoekt om:
  • te bevorderen dat [stichting] zowel zal worden ingeschakeld ter begeleiding van [minderjarige] en ouders in de systemische aspecten van deze zaak: wat heeft [minderjarige] nodig in (herstel van) zijn betrekkingen met zijn vader; wat hebben ouders daarin nodig ?
  • de begeleiding van [minderjarige] niet eerder af te sluiten dan nadat [stichting] de daadwerkelijke begeleiding ter hand zal kunnen nemen;
  • te bevorderen dat [stichting] waar nodig behandeling van [minderjarige] zal inzetten in verband met de uit onderzoek gebleken ASS problematiek bij [minderjarige] .
4.5.
De advocaten worden verzocht de rechtbank te informeren zodra duidelijk zal zijn wanneer de begeleiding van [minderjarige] en ouders door [stichting] zal starten. Aan te nemen valt dat eventuele behandeling een afzonderlijk traject zal zijn. Voor zover daarin ook een relatie met het begeleidingstraject zal ontstaan, wordt de rechtbank daar graag ook over geïnformeerd.

5.De beslissing

De rechtbank:
houdt de behandeling van het verzoek aan in afwachting van bericht van de advocaten over de start van de begeleiding door [stichting] tot 4 maart 2025 Pro Forma;
behoudt zich iedere verder beslissing voor.
Deze beschikking is door mr. Van Leuven, kinderrechter, gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2024, bijgestaan door Joosen, griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.