ECLI:NL:RBZWB:2024:6544

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 augustus 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
C/02/424666 JE RK 24-1315
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen door de kinderrechter

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 augustus 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen. De kinderrechter heeft het verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) afgewezen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat veel van de informatie in het verzoekschrift gedateerd en niet meer actueel is. Het zorgplan van de minderjarigen was meer dan een jaar oud en de GI kon de gestelde zorgen niet onderbouwen. De kinderrechter oordeelde dat de moeder in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarigen zelf te dragen, mede gezien de positieve ontwikkelingen in de thuissituatie en de goede samenwerking met de gezinscoach. De kinderrechter concludeerde dat de ondertoezichtstelling veel stress veroorzaakte voor de moeder en de minderjarigen, en dat het van groot belang was om niet-noodzakelijke stress weg te nemen. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling te verlengen afgewezen, met de overweging dat de moeder voldoende ondersteuning ontvangt en in staat is om de zorg voor haar kinderen op zich te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/424666 / JE RK 24-1315
Datum uitspraak: 2 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag 1] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag 2] 2014 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3],
geboren op [geboortedag 3] 2016 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. D. Marcus te Goirle ,
waargenomen door mr. M.M. van der Marel te Eindhoven.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 11 juli 2024;
  • het verzoek om uitstel van mr. Marcus op 25 juli 2024;
  • het e-mailbericht van 29 juli 2024 van mr. Marcus, met als bijlage een brief van de moeder;
  • de brief van [minderjarige 1] aan de kinderrechter, die zij op 30 juli 2024 heeft overhandigd.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 23 juli 2024.
Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] uitgenodigd voor een kindgesprek. Alleen [minderjarige 1] heeft gevraagd of zij voor de mondelinge behandeling nog door de kinderrechter gehoord kon worden. De kinderrechter heeft vervolgens een gesprek gevoerd met [minderjarige 1] . [minderjarige 1] heeft op dat moment haar brief aan de kinderrechter overhandigd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] heeft geschreven en verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
2.2.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wonen bij hun moeder.
2.3.
Bij beschikking van 7 augustus 2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verlengd met ingang van 9 augustus 2023 tot 9 augustus 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
Volgens de GI worden de minderjarigen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling bedreigd en is de moeder onvoldoende in staat om deze bedreiging in een vrijwillig kader weg te nemen. De zorgen zijn vooral gelegen in de contacten die de moeder in de afgelopen jaren heeft gehad met mannen, die vervolgens hebben geleid tot een buitensporige mate van stalking. Dit leidt tot zeer onveilige situaties voor het gehele gezin. Voor hun eigen veiligheid is het gezin ondergedoken geweest. In die periode hebben de minderjarigen op veel verschillende plekken gewoond. De minderjarigen hebben last van deze vele wisselingen en zijn bang om opnieuw uit huis geplaatst te worden. [minderjarige 1] laat zien dat zij nog in de overlevingsstand staat. [minderjarige 3] voelt het gedrag van de moeder goed aan en lijkt daarop te triggeren. Bij [minderjarige 1] en [minderjarige 3] lijkt sprake van een trauma, waarvoor behandeling nodig is. [minderjarige 2] past zich aan aan de andere gezinsleden, waardoor zij onvoldoende wordt gezien. Het afgelopen jaar heeft de moeder goed meegewerkt met de GI en de hulpverlening. Zij was open en transparant over de contacten met de stalker, de momenten dat hij haar benaderde en op welke manier dit plaatsvond. De moeder werkte vrijwillig mee aan de plaatsingen elders, om zichzelf en haar gezin te beschermen. Aan de andere kant werd ook gezien dat de contacten met dit netwerk weer resulteerde in relaties. Het lukt de moeder nog niet om hierin grenzen te stellen en andere keuzes te maken. De moeder staat in de overlevingsstand en gaat gebukt onder stress en spanning. De moeder heeft nu al meerdere stalkers gehad, waardoor de zorg is dat de moeder geen goede keuzes kan maken in de mannen die ze aantrekt, welke spanningen met zich meebrengen voor haar en de minderjarigen. Vanuit pedagogisch oogpunt zijn er geen zorgen. De minderjarigen krijgen de zorg die zij in de basis nodig hebben, krijgen voldoende liefde en aandacht en de moeder kan de minderjarigen voldoende begrenzen. De minderjarigen hebben echter wel veel meegemaakt. De GI maakt zich zorgen dat de moeder in een vrijwillig kader niet de hulp zal accepteren die nodig is. Er staat bovendien nog een lang proces te wachten omtrent de stalker van de moeder en de strafzaak die daarover loopt. Volgens de GI bestaat het risico dat de moeder de hulpverlening stop zet, als de ondertoezichtstelling afloopt.
4.2.
De moeder is het niet eens met het verzoek van de GI. Volgens de moeder heeft zij steeds volledige openheid van zaken gegeven aan de GI en heeft zij overal aan meegewerkt. De moeder is bereid om op vrijwillige basis hulp te aanvaarden. Zij krijgt hulp van een gezinscoach vanuit [gezinsbegeleiding], die haar twee keer per week bezoekt. De moeder en [minderjarige 1] hebben een goede band met haar. De moeder bespreekt alles met de gezinscoach. Zij vindt de ondersteuning vanuit de gezinscoach fijn en zal deze voortzetten, ook als de ondertoezichtstelling stopt. De moeder vindt net als de GI dat [minderjarige 3] traumabehandeling nodig heeft, maar zij kan dit ook in een vrijwillig kader organiseren. De moeder ziet dat het goed gaat met de minderjarigen. Zij zijn ontspannen, hebben sociale contacten, doen het goed op school en zijn zichzelf. De moeder begrijpt dan ook niet waarom een ondertoezichtstelling van de minderjarigen nog nodig is. Volgens de moeder is het niet noodzakelijk om de strafzaak omtrent haar stalker nog te volgen. Hij zit in voorlopige hechtenis en een mogelijke vrijlating op 3 september 2024 zal worden gevolgd door elektronisch toezicht met een enkelband. De moeder staat hierover in nauw contact met de recherche. De moeder heeft er grote moeite mee dat de GI haar wegzet als persoon met veel wisselende partners. Zij heeft sinds oktober 2023 een vaste relatie. Haar partner is een grote steun voor het hele gezin. De zorgen die de GI in het verzoekschrift heeft opgenomen, zijn volgens de moeder gedateerd en onjuist. Door de ondertoezichtstelling te verlengen, zal het gezin gebukt blijven gaan onder de dreiging dat de minderjarigen uit huis zullen worden geplaatst, wat niet in hun belang is. Volgens de moeder worden de minderjarigen niet meer ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. De hulpverleners die nu in het gezin betrokken zijn, blijven dit ook zonder een ondertoezichtstelling. De GI heeft in de afgelopen periode niet bij de moeder geïnformeerd naar de minderjarigen. De GI volgt alleen nog de ontwikkelingen in de strafzaak tegen de stalker. De moeder betwist dat zij niet weerbaar zou zijn. Zij houdt iedere poging tot contact vanuit de stalker af, gaat naar elke zitting die over hem gaat en vertelt daar over de negatieve effecten van het stalken. Als een ondertoezichtstelling nog noodzakelijk zou zijn, dan zou dat slechts voor drie maanden moeten zijn om de ondertoezichtstelling goed af te sluiten.
4.3.
[minderjarige 1] vindt het niet nodig dat de ondertoezichtstelling nog wordt verlengd. Vanuit de GI wordt er nooit contact met haar opgenomen. [minderjarige 1] doet het goed op school. Zij wil zich richten op haar toekomst. [minderjarige 1] voelt zich sterk genoeg om geen contact met de stalker van de moeder te hebben en zij is zelfs bereid om tegen hem te getuigen. Zij heeft hierover al contact gehad met de recherche. [minderjarige 1] is erg bang om opnieuw uit huis geplaatst te worden. Zij heeft geen vertrouwen meer in de GI en de ondertoezichtstelling geeft haar veel stress. [minderjarige 1] heeft een heel goed contact met de gezinscoach. Zij kan met al haar vragen bij haar terecht. [minderjarige 1] stelt samen met de gezinscoach doelen op, waar zij dan aan werkt. Dit vindt [minderjarige 1] fijn en het heeft ervoor gezorgd dat het nu goed gaat op school en dat zij een bijbaantje heeft gevonden. [minderjarige 1] wil graag dat de gezinscoach blijft.

5.De beoordeling

5.1.
In artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat de kinderrechter een minderjarige onder toezicht kan stellen van een GI, als een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat zijn te dragen.
In artikel 1:260, eerste lid, BW is bepaald dat de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 255 is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens kan verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
De kinderrechter kan een ondertoezichtstelling alleen verlengen, als er nog wordt voldaan aan de gronden voor een ondertoezichtstelling. De GI stelt zich op het standpunt dat de minderjarigen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden nodig is om deze bedreiging weg te kunnen nemen.
5.3.
De kinderrechter heeft kennis genomen van de stukken in het dossier. Veel van de informatie in het verzoekschrift, plan van aanpak en werkplan, is gedateerd en niet meer actueel. Het zorgplan van [minderjarige 3] is meer dan een jaar oud en inmiddels achterhaald. Het enige actuele brondocument is het voortgangsverslag van [gezinsbegeleiding] en daar komt een positief beeld uit voort. Desgevraagd kon de GI (bij monde van een waarnemend jeugdbeschermer) de gestelde zorgen niet nader onderbouwen. Ook kon de GI de doelen waaraan gedurende de komende twaalf maanden nog gewerkt zouden moeten worden niet nader concretiseren.
5.4.
Volgens de GI is de bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige 1] gelegen in het risico dat de stalker van de moeder weer contact met haar zal opnemen op het moment dat hij in vrijheid wordt gesteld. Ook heeft de GI zorgen over haar weerbaarheid. De kinderrechter deelt deze zorgen over [minderjarige 1] niet. [minderjarige 1] wil absoluut geen contact meer met de stalker van de moeder. Zij is zelfs zo dapper geweest om de kinderrechter te vragen om haar voor de mondelinge behandeling alsnog te horen. Zij heeft uitgelegd dat zij nu inziet dat de stalker geen goede bedoelingen heeft. Ook heeft zij bij de recherche aangegeven dat zij tegen de stalker wil getuigen. Hiermee laat zij zien dat zij vastberaden is om deze stalker op afstand te houden.
Ten aanzien van [minderjarige 2] voert de GI aan dat zij in haar ontwikkeling wordt bedreigd omdat zij zich aanpast aan de situatie en niet genoeg wordt gezien. Dit standpunt wordt verder niet onderbouwd met relevante recente informatie. Verder vermoedt de GI dat [minderjarige 2] traumabehandeling nodig heeft. Dit vermoeden wordt echter niet gestaafd met een diagnose of verklaring van een deskundige op dit gebied. Nog daargelaten of de moeder al dan niet bereid is om deze hulp voor [minderjarige 2] te organiseren, is daarmee de noodzaak van deze behandeling niet gebleken.
Voor [minderjarige 3] wordt traumatherapie noodzakelijk geacht. De moeder is het hiermee eens en zij heeft [minderjarige 3] aangemeld bij [zorgcentrum] voor een onderzoek naar zijn kindeigen problematiek en naar de behandeling die hij nodig heeft. Ten aanzien van zijn TOS kan worden geconcludeerd dat hierop - mede door de moeder - het afgelopen jaar op adequate wijze is ingezet, met aantoonbare positieve resultaten. Daarmee is de zorg over de ontwikkeling van [minderjarige 3] met voldoende aandacht omgeven.
Als er al sprake zou zijn van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de minderjarigen, dan acht de kinderrechter de moeder goed in staat om die middels hulpverlening in een vrijwillig kader weg te nemen en de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarigen zelf te dragen.
5.5.
Verder vreest de GI dat de moeder niet weerbaar genoeg is tegen haar stalker en de GI heeft de verwachting dat de moeder de hulpverlening zal afhouden op het moment dat er geen ondertoezichtstelling meer zal zijn. De kinderrechter deelt die zorgen niet. De moeder heeft de GI het afgelopen jaar voortdurend op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen in haar gezin en over het verloop van het strafproces van haar stalker. De moeder heeft een nauw contact met de recherche over het strafproces tegen haar stalker en weet wat zij daarin kan verwachten. Zij heeft inmiddels een vaste relatie met een partner die zij als grote steun ervaart. Bovendien is de vraag wat de GI voor de moeder kan betekenen, als deze stalker in de toekomst mogelijk weer contact zoekt met de moeder.
Daarnaast heeft de moeder een heel nauw contact met de gezinscoach vanuit [gezinsbegeleiding], die twee keer per week in de thuissituatie van de moeder en de minderjarigen komt. Deze gezinscoach heeft daarmee goed zicht op wat zich in de thuissituatie afspeelt en heeft gezien dat de moeder zich meer en meer heeft opengesteld voor de hulpverlening. Ook durft de moeder vaker haar grenzen aan te geven. De moeder is zelf naar de hulpverlening gestapt om zaken te regelen zoals een zorgverzekering, aanmelding van [minderjarige 3] bij [kinderopvang] en de aanvraag van extra kinderbijslag. Daarbij wordt er gezien dat de moeder groeit in haar moederrol. Deze gezinscoach - met wie ook [minderjarige 1] een hele goede band heeft - blijft bij het gezin betrokken, ook als de ondertoezichtstelling niet wordt verlengd. De kinderrechter heeft geen aanknopingspunten voor het standpunt van de GI dat de moeder deze hulp niet meer zal aanvaarden als er geen ondertoezichtstelling meer zal zijn. Niet gebleken is dat de moeder de afspraken met deze gezinscoach regelmatig afzegt. De moeder heeft verklaard dat zij de ondersteuning van de gezinscoach op prijs stelt en dat zij het fijn vindt dat zij bij haar terecht kan met vragen die zij heeft. De kinderrechter acht de moeder dan ook in staat om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarigen weer volledig zelf te dragen. Ook heeft de kinderrechter er vertrouwen in dat de moeder hulpverlening voor de minderjarigen zal inzetten als dat nodig is.
5.6.
Tot slot overweegt de kinderrechter dat de ondertoezichtstelling bij de moeder en de minderjarigen veel stress veroorzaakt, omdat zij bang zijn dat de minderjarigen weer uit huis zullen worden geplaatst. De moeder en de minderjarigen hebben al langere tijd onder grote druk en stress geleefd, zodat het voor hen des te meer van groot belang is dat elke bron van niet-noodzakelijk stress wordt weggenomen.
5.7.
De kinderrechter zal daarom het verzoek van de GI afwijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek van de GI af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Phillips, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2024 in aanwezigheid van Joosen als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.