ECLI:NL:RBZWB:2024:6550

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
C/02/424258 KG ZA 24-342
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Bogaert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor vakantie met minderjarige in het kader van ondertoezichtstelling en schoolverzuim

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 augustus 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man over de toestemming voor een vakantie met hun minderjarige dochter. De vrouw, die de zorg voor de minderjarige heeft, verzocht om vervangende toestemming om met haar dochter op vakantie te gaan naar Frankrijk van 17 tot en met 22 september 2024. De man, de vader van de minderjarige, verweerde zich tegen deze vordering en stelde dat het niet in het belang van het kind was om op vakantie te gaan, gezien het hoge schoolverzuim van de minderjarige. De minderjarige is onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling (GI) vanwege zorgen over haar ontwikkeling en schoolverzuim. De voorzieningenrechter oordeelde dat, hoewel een kind in principe recht heeft op vakantie, de specifieke omstandigheden van deze zaak, waaronder het schoolverzuim en de noodzaak voor de minderjarige om zich te stabiliseren in haar schoolomgeving, zwaarder wogen. De voorzieningenrechter wees de vordering van de vrouw af, met de overweging dat het in het belang van de minderjarige was om niet extra schooldagen te missen voor een vakantie. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
zaaknummer: C/02/424258 / KG ZA 24-342
13 augustus 2024
Vonnis in kort geding
in de zaak van
[de vrouw] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
eiseres
advocaat: mr. A.J.C. van Bemmel te Rotterdam,
waargenomen door mr. C.J.H. Anker te Rotterdam,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.
De voorzieningenrechter merkt als informant aan:
De gecertificeerde instelling
JEUGDBESCHERMING ROTTERDAM RIJNMOND,
Locatie Rotterdam, hierna te noemen de GI.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de op 29 juli 2024 van [minderjarige] ontvangen brief,
- de op 5 augustus 2024 van de advocaat van de vrouw ontvangen brief met bijlagen,
- de mondelinge behandeling op 6 augustus 2024.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, omdat het belang van de minderjarige en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eiste.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen de vrouw, bijgestaan door haar advocaat en de man. Daarnaast zijn verschenen een vertegenwoordigster namens de Raad en de vertegenwoordigsters van de GI.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad, uit welke relatie [minderjarige] op [geboortedag] 2013 te [geboorteplaats] is geboren.
2.2.
De man heeft [minderjarige] erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] . [minderjarige] woont bij de vrouw.
2.3.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 26 januari 2024 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 23 december 2024.

3.De gewijzigde vordering

3.1.
De vrouw vordert bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
1. ter vervanging van de ontbrekende toestemming van vader (
de man), vervangende toestemming te verlenen aan de vrouw om met [minderjarige] op vakantie te gaan naar [plaats] , Frankrijk en daar te verblijven in de periode 17 tot en met 22 september 2024;
2. de man te veroordelen in de kosten van deze procedure, bestaande uit de eigen bijdrage van € 246,-- en het griffierecht.
De vrouw trekt de vordering ten aanzien van een identiteitsbewijs en een paspoort voor [minderjarige] in, omdat zij deze inmiddels heeft verkregen.
3.2.
Door en namens de vrouw is daartoe in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, het navolgende aangevoerd.
De vrouw heeft de man meermalen gevraagd om toestemming hiervoor te geven. De man heeft dit bij herhaling geweigerd. Een inhoudelijke reden hiervoor is niet gegeven. Als uitgangspunt geldt in de rechtspraak dat het in het belang van een kind wordt geacht om met de verzorgende ouder op vakantie te kunnen gaan. Uitzonderingen op deze hoofdregel kunnen bijvoorbeeld zijn wanneer de ouder die met het kind op vakantie wil, niet in staat is om goed voor een kind te zorgen, wanneer er een gegronde vrees zou zijn voor ontvoering van het kind door de ouder of wanneer een vakantie in strijd is met tussen partijen gemaakte afspraken over de zorg- en contactregeling. [minderjarige] hoort dus samen met de vrouw op vakantie te kunnen naar Frankrijk. Er is geen enkele reden om geen toestemming te verlenen voor de vakantie naar Frankrijk. De indruk bestaat dat de man zijn omgangswensen kracht bij wil zetten door nu toestemming voor een aantal dagen Frankrijk te weigeren. Volgens de vrouw houdt zij [minderjarige] niet vaker thuis van school dan nodig is. Op de school van [minderjarige] mogen de vakantiedagen naar eigen inzicht worden bepaald. Als dat wordt vergeleken met het reguliere onderwijs, dan heeft [minderjarige] niet meer vakantiedagen genoten, dan gebruikelijk is. [minderjarige] is een getraumatiseerd en kwetsbaar kind, dat – net als ieder ander kind – behoefte heeft aan een vakantie met haar ouder. Het is voor de vrouw financieel gunstiger om buiten de zomervakantie naar Frankrijk op vakantie te gaan. Vanuit school is er bericht dat [minderjarige] het daar goed doet en dat zij bezig is om haar plekje te vinden tussen haar klasgenootjes. Uit de brief van de psycholoog blijkt dat er gegronde redenen zijn voor het ziekteverzuim van [minderjarige] . Zij heeft een te smalle kaak, waardoor haar ademhaling wordt gehinderd. Ook heeft [minderjarige] regelmatig last van astma. Verder heeft [minderjarige] een vitamine D-tekort, waardoor zij vermoeid raakt. Volgens de vrouw is er geen goede reden om niet in te stemmen met de door haar voorgestelde vakantiedagen, omdat [minderjarige] in die week al op 19 en 20 september vanwege studiedagen niet naar school gaat. Feitelijk gaat het dan nog om twee dagen, zijnde 17 en 18 september 2024. Bovendien heeft [minderjarige] nog recht op vakantiedagen van school. Er is verder een stijgende lijn te zien in de aanwezigheid van [minderjarige] op school. De vrouw probeert aan alle verwachtingen van de GI en de man tegemoet te komen, maar voor haar staat de zorg voor [minderjarige] centraal. Volgens de vrouw wordt er te weinig naar [minderjarige] gekeken. De vrouw staat niet open voor een gezinsopname. Zij vindt het bizar dat er een uithuisplaatsing van [minderjarige] overwogen wordt, omdat zij twee dagen vakantie wil. De vrouw wordt het onmogelijk gemaakt om een onbevangen ouder te zijn. Er moet vooral rust komen voor haar gezin, wat ook wordt geadviseerd door de huisarts en door de psycholoog.
3.3.
De man voert verweer tegen de vordering van de vrouw en concludeert tot afwijzing van die vordering.
3.4.
Ter onderbouwing van zijn verweer voert de man, kort samengevat, het navolgende aan.
Volgens de man is het niet in het belang van [minderjarige] dat zij met de vrouw op vakantie gaat in september 2024. De man is bang dat [minderjarige] hierdoor nog meer achterop raakt in haar ontwikkeling. [minderjarige] is door ziekte al heel vaak afwezig. De man heeft het idee dat de vrouw [minderjarige] daarnaast nog vaak zonder geldige reden thuis houdt. Het bevreemdt de man dat [minderjarige] , op de dagen dat zij wel naar school gaat, niet om 8.30 uur al op school is, maar pas om 9.30 uur. De man is van de vrouw afhankelijk voor informatie over [minderjarige] , maar zij informeert hem nauwelijks. Elke poging die de man onderneemt om informatie over [minderjarige] te krijgen, wordt door de vrouw belemmerd of gezien als een poging tot het hebben van contact met [minderjarige] . De man heeft [minderjarige] nu al vier jaar niet meer gezien. De vrouw betrekt hem niet in de beslissingen die over [minderjarige] genomen moeten worden. [minderjarige] staat – mede door het hoge schoolverzuim – onder toezicht van de GI. Ook is er voor [minderjarige] een bijzonder curator benoemd. De vrouw krijgt keer op keer een schriftelijke aanwijzing om [minderjarige] naar school te laten gaan, maar zij legt deze naast zich neer. Zelfs de school van [minderjarige] vindt dat zij te weinig aanwezig is op school. De vader is bereid om met [minderjarige] een gezinsopname aan te gaan. Maar door de gezinsopname en ook door de behandeling van de kaak van [minderjarige] , zal zij opnieuw moeten gaan verzuimen van school. Ook is te verwachten dat [minderjarige] wegens ziekte in de komende periode dagen op school zal moeten missen. Het is dan niet in haar belang dat zij extra dagen gaat missen voor een vakantie, terwijl ze in augustus ook al een paar dagen vakantie heeft gehad. De man kan daarom niet instemmen met de door de vrouw voorgestelde vakantie.
3.5.
De GI geeft aan dat er bij [minderjarige] al jaren sprake is van een fors schoolverzuim. De GI heeft de vrouw hiervoor een schriftelijke aanwijzing gegeven. De GI overweegt om voor [minderjarige] een machtiging tot uithuisplaatsing aan te vragen. Het grote schoolverzuim wordt gezien als een ernstige ontwikkelingsbedreiging. [minderjarige] gaat heel weinig naar school, waardoor haar ontwikkeling en de opbouw van de sociale contacten met leeftijdsgenootjes stagneert. Daar komt bij dat de school van [minderjarige] door het verzuim onvoldoende zicht op haar heeft. De bijzonder curator heeft een gezinsopname geadviseerd voor [minderjarige] . In oktober aanstaande zal er met [minderjarige] worden gewerkt aan het herstel van het contact met de man. De vrouw wil hiervoor geen toestemming verlenen. Ook gaat de vrouw niet akkoord voor een opname van zichzelf met [minderjarige] . Er is in dit traject geen ruimte voor vakantiedagen voor [minderjarige] . Er is met de vrouw afgesproken dat zij elke keer dat [minderjarige] wegens ziekte niet naar school kan gaan, zij met [minderjarige] naar de huisarts moet gaan. Die kan constateren dat [minderjarige] daadwerkelijk te ziek is om naar school te gaan. De vrouw weigert dit echter.
3.6.
Volgens de Raad heeft een kind in principe recht op vrije dagen en op een vakantie. Het is echter niet duidelijk hoe ver [minderjarige] haar recht op vakantiedagen al heeft verbruikt. Gezien de zorgen die de GI over [minderjarige] heeft, volgt de Raad het advies van de GI om de vordering af te wijzen.
3.7.
Op de overige stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van de gedingstukken en de toelichting door partijen tijdens de mondelinge behandeling staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang van de vrouw bij haar vordering vast.
4.2.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
In beginsel heeft een kind het recht om met (een van) de ouders op vakantie te gaan. [minderjarige] gaat naar een school, waar de vakantiedagen naar eigen inzicht mogen worden ingedeeld. Dat betekent dat zij ook buiten de landelijk bepaalde schoolvakanties op vakantie mag gaan. Maar uit de inhoud van de stukken en uit de mondelinge behandeling is gebleken, dat [minderjarige] al zo vaak absent is van school – door ziekte of om andere redenen – dat zij in haar ontwikkeling wordt bedreigd en wel zodanig dat zij – mede om die reden – onder toezicht is gesteld van de GI. Ook vanuit de school van [minderjarige] komen zorgen over de beperkte aanwezigheid van [minderjarige] op school. [minderjarige] zit nog maar drie maanden op deze school en het valt school nu al op dat [minderjarige] bijna de helft van de schooldagen in die drie maanden niet aanwezig is geweest. Ook in de voorgaande jaren heeft [minderjarige] veel schooltijd gemist, waardoor zij in haar ontwikkeling op achterstand is komen te staan op haar leeftijdsgenootjes. Zij moet de tijd krijgen om daar te aarden, om onderwijs te krijgen en om contact te hebben met haar klasgenootjes. In de komende periode is er al schoolverzuim te verwachten voor [minderjarige] , omdat zij behandeling nodig heeft voor haar kaak en omdat er met haar gewerkt zal worden aan het herstel van contact met de man. Ook wordt een gezinsopname van [minderjarige] met de vrouw en met de man door de GI noodzakelijk geacht, waardoor zij eveneens niet naar school zal kunnen gaan. Het is daarmee niet in het belang van [minderjarige] dat zij daarnaast ook nog school moet missen om op vakantie te gaan. Volgens de vrouw zou het slechts gaan om twee dagen, maar de voorzieningenrechter kan op basis van het overzicht (productie 19) niet vaststellen dat dit daadwerkelijk een door school afgegeven overzicht is van de studiedagen waarop de school gesloten is. Gelet op het voorgaande en ook op het gegeven dat [minderjarige] op 22 juli, 29 juli, 30 juli en 1 augustus ook nog vakantiedagen heeft gehad, zal de voorzieningenrechter de vordering van de vrouw afwijzen.
4.3.
De vordering ten aanzien van het identiteitsbewijs en het paspoort van [minderjarige] zal de voorzieningenrechter eveneens afwijzen, nu de vrouw geen belang meer heeft bij een inhoudelijke behandeling daarvan.
4.4.
Gelet op de relatie die tussen partijen heeft bestaan, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vordering van de vrouw af.
5.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
Dit vonnis is gewezen door mr. Bogaert, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2024 in tegenwoordigheid van Joosen, griffier.