ECLI:NL:RBZWB:2024:6551

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 augustus 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
C.02/424997 KG ZA 24-375
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Bogaert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige toevertrouwing van kinderen aan de man in kort geding met betrekking tot hoofdverblijf en schoolinschrijving

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 augustus 2024 in kort geding uitspraak gedaan over de voorlopige toevertrouwing van twee minderjarige kinderen aan de man. De vrouw, die momenteel geen stabiele woonomgeving heeft, heeft de kinderen sinds 30 juli 2024 niet meer teruggebracht naar de vrouw na een contactmoment. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de situatie van de vrouw ongunstig is, met een gebrek aan stabiliteit en ondersteuning, terwijl de man een stabielere omgeving biedt. De kinderen hebben aangegeven dat ze zich bij de man fijn en vertrouwd voelen. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten dat de kinderen voorlopig bij de man blijven tot er in de bodemprocedure een definitieve beslissing wordt genomen over hun hoofdverblijf. Tevens is de man vervangende toestemming verleend om de kinderen in te schrijven op nieuwe scholen en om met hen op vakantie te gaan. De vrouw is bevolen om de identiteitsbewijzen van de kinderen binnen twee dagen aan de man af te geven. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
zaaknummer: C/02/424997 / KG ZA 24-375
9 augustus 2024
Vonnis in kort geding
in de zaak van
[de man]
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat: mr. A.J. Broekhuizen-Termaat te Gorinchem,
tegen
[de vrouw]
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. L.E. Vries te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie;
- het e-mailbericht van de griffier van 1 augustus 2024 aan de procesregisseur van de gemeente Altena;
- het e-mailbericht van de procesregisseur van de gemeente Altena van 2 augustus 2024;
- de op 5 augustus 2024 van de advocaat van de vrouw ontvangen akte met bijlagen;
- de op 5 augustus 2024 van de advocaat van de man ontvangen brief met bijlagen;
- de op 5 augustus 2024 van de Raad voor de Kinderbescherming ontvangen brief;
- de op 6 augustus 2024 van de advocaat van de vrouw ontvangen brief met bijlage;
- de pleitnotitie van de advocaat van de man;
- de mondelinge behandeling op 6 augustus 2024.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, omdat het belang van de minderjarigen en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eiste.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Daarnaast is verschenen een vertegenwoordigster namens de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad, om de voorzieningenrechter over de vorderingen te adviseren.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hierover een gesprek gevoerd met de voorzieningenrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter samengevat wat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest. Uit dit huwelijk zijn de navolgende nu nog minderjarige kinderen geboren:
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2012;
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2014;
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 16 december 2016 is, voor zover nu van belang, bepaald dat de minderjarigen het hoofdverblijf bij de vrouw hebben. In het ouderschapsplan (hierna OSP) van 1 november 2016, dat aan die beschikking is gehecht, is tussen partijen met elkaar overeengekomen dat de paspoorten van de minderjarigen in beheer zijn bij de vrouw en dat zij deze aan de man zal afgeven, als hij deze nodig heeft voor een buitenlandse vakantie. Verder zijn partijen in het OSP met elkaar overeengekomen dat de man gerechtigd is tot contact met de minderjarigen éénmaal per twee weken van vrijdag tot en met zondag, waarbij de tijden in nader overleg tussen partijen bepaald zullen worden. Op andere momenten is contact tussen de man en de minderjarigen mogelijk, zolang dit in overleg gaat met de vrouw. De man haalt de minderjarigen bij de vrouw op en brengt hen daar weer terug.
Voor de vakanties is het volgende overeengekomen. In de zomervakantie is de man gerechtigd tot contact met de minderjarigen gedurende de helft van die vakantie, waarbij de man in de oneven jaren de eerste keus heeft en de vrouw in de oneven jaren. De herfstvakantie zal in overleg tussen partijen verdeeld worden. Tijdens de kerstvakantie heeft de man recht op contact met de minderjarigen in de even jaren met kerst en de vrouw in de oneven jaren. Oud en nieuw brengen de minderjarigen in de oneven jaren door bij de man en in de even jaren bij de vrouw. Partijen hebben verder met elkaar afgesproken dat de man in de oneven jaren in de voorjaarsvakantie contact met de minderjarigen heeft en in de even jaren gedurende de meivakantie. In onderling overleg kan van deze regelingen worden afgeweken.

3.Het geschil in conventie en reconventie

3.1.
De man vordert in conventie bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
- de beschikking van deze rechtbank van 12 januari 2022 (kenmerk: C/02/374253 FA RK 20-3520) te wijzigen met betrekking tot de hoofdverblijfplaats en de zorg- en contactregeling in die zin:
a. dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] voorlopig hun hoofdverblijfplaats bij de man hebben;
b. zij binnen twee dagen na het vonnis aan de man worden toevertrouwd, waar nodig met behulp van de sterke arm en zij voorlopig bij de man zullen verblijven, althans dat een zodanige zorgregeling wordt vastgesteld die uw rechtbank in goede justitie juist acht;
- aan de man vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 2] in te schrijven op [school 1]
te [plaats] en [minderjarige 1] in te schrijven op [school 2]
te [woonplaats 1] en te bepalen dat het vonnis in de plaats treedt van de
toestemming van de moeder;
- aan de man vervangende toestemming te verlenen om samen met [minderjarige 2] en [minderjarige 1] voor
een periode van 14 dagen op vakantie te gaan naar een nog nadere te bepalen vakantiebestemming;
- de vrouw te bevelen de identiteitsbewijzen van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] uiterlijk binnen twee
dagen na het vonnis aan de man af te geven op straffe van een verbeurte van een
dwangsom van € 250,- per dag.
Subsidiair
- de vrouw te veroordelen tot nakoming van de beschikking van de rechtbank Zeeland-
West-Brabant, locatie Breda van 12 januari 2022 (kenmerk: C/02/374253 FA RK 20-
3520) met betrekking de zorg- en contactregeling inhoudende dat de minderjarigen gedurende de rest van de zomervakantie bij de man zullen verblijven en daarna gedurende een weekend in de veertien dagen van vrijdag tot en met zondag op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag.
3.2.
Door en namens de man is daartoe in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, het navolgende aangevoerd.
De man maakt zich al langere tijd zorgen over de opvoedsituatie bij de vrouw. Volgens de man kampt de vrouw met psychiatrische problematiek. De minderjarigen (en met name [minderjarige 2] ) heeft blijkens het raadsrapport van 8 oktober 2021 aangegeven dat de vrouw soms erg boos kan worden en dat zij zich hier niet veilig of prettig bij voelen. Volgens de man heeft hij met de vrouw besloten om gehoor te geven aan de wens van [minderjarige 2] om geen contact meer met de man te hebben. Het contact tussen de man en de minderjarige is in november 2022 gestrand. De man had de hoop en de wens dat de minderjarigen op termijn weer contact met hem zouden willen hebben. Volgens de man zijn de vrouw en de minderjarigen sinds 31 mei 2024 dakloos en gaan zij van logeeradres naar logeeradres. De directrice van de school van de minderjarigen heeft hiervan een melding bij Veilig Thuis gedaan, waarna de gemeente Altena is ingeschakeld. Uit het dossier bij Veilig Thuis blijkt volgens de man dat er meerdere meldingen zijn gedaan over de veiligheid van de minderjarigen. Op 3 juni 2024 is er aan Veilig Thuis gemeld dat de vrouw manisch depressief zou zijn geworden na het verbreken van de relatie met haar partner. Er zouden kenmerken zijn die wijzen naar een mogelijke psychose. De vrouw zou situaties aan het herbeleven zijn, had paniekaanvallen en belde om 5 uur ’s-ochtends naar het gezinshuis om dit te vertellen. Volgens de man heeft de vrouw tegen Veilig Thuis gelogen en heeft zij de man willens en wetens buiten de besluitvorming over de minderjarigen willen houden. Het is voor de man onbegrijpelijk dat er niet eerder contact met hem is opgenomen. Er is hierdoor niet geprobeerd om de minderjarigen bij hem onder te brengen, wat direct had gekund volgens de man. Inmiddels is de gezinscoach ([naam 1]) vanuit de gemeente Altena met procesregisseurs [naam 2] en [naam 3] begonnen met een traject om het contact tussen de man en de minderjarigen te herstellen. Volgens de man vinden de minderjarigen het contact met hem heel fijn en zien zij het niet als logeren bij de man, maar als hun thuis. De vrouw en de minderjarigen hebben onderdak gevonden bij de familie [naam 4]. Volgens de man gaat dit gezin vanaf 29 juli 2024 op vakantie, waardoor de minderjarigen opnieuw alleen zijn met de vrouw. De man vreest dat hiermee de veiligheid van de minderjarigen in het geding komt. Verdere afspraken over een verdeling van de rest van de zomervakantie, langere tijd bij de man dan wel afspraken over het verblijf van de minderjarigen bij de man lopen op niets uit. De man kan dan ook niet anders dan aan de voorzieningenrechter te vragen de minderjarigen aan hem toe te vertrouwen. Volgens de man heeft hij de minderjarigen op 30 juli 2024 op advies van de gezinscoach bij zich gehouden.
De man vordert subsidiair nakoming van de zorgregeling, waarbij de minderjarigen in ieder geval de rest van de zomervakantie bij de man dienen te verblijven en daarna één weekend in de veertien dagen van vrijdag tot en met zondag. De man zal een bodemprocedure starten om het hoofdverblijf van de minderjarigen bij hem te laten bepalen, de definitieve inschrijving van de kinderen op scholen in zijn omgeving, alsmede een zorgregeling vast te stellen met de vrouw die in het belang van de minderjarigen moet worden geacht. De man meent dat het contact dat de minderjarigen met de vrouw hebben voorlopig alleen nog onder begeleiding dient plaats te vinden. De man zal zich ervoor inzetten dat de minderjarigen het contact met de vrouw behouden en zal daarin de adviezen van de nu al betrokken hulpverlening opvolgen.
Als de minderjarigen aan de man worden toevertrouwd, zullen zij in of nabij de woonplaats van de man naar school moeten gaan. Het traject tussen de huidige school van [minderjarige 1] en de woning van de man is zeer filegevoelig en daardoor niet haalbaar voor de man. De beoogde school voor [minderjarige 2] is vanuit de woonplaats van de man en vanuit de woonplaats van de vrouw te bereiken. Kinderen uit deze woonplaatsen gaan doorgaans naar deze school. De man wil in de zomervakantie in de resterende weken met de minderjarigen op vakantie gaan. De man verwacht niet dat de vrouw hiermee zal instemmen, waardoor hij de voorzieningenrechter vraagt om hem vervangende toestemming te verlenen voor een vakantie met de minderjarigen in een chalet in Noord-Frankrijk en om de vrouw te vorderen de identiteitsbewijzen van de minderjarigen aan hem af te geven.
3.3.
De vrouw voert verweer tegen de vorderingen van de man in conventie en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de man in diens vorderingen dan wel tot afwijzing van die vorderingen.
In reconventie vordert de vrouw bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
- de man te bevelen om binnen drie dagen na de datum van het te wijzen vonnis de minderjarigen af te geven aan, althans terug te brengen naar de vrouw, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of een gedeelte daarvan dat de man in gebreke blijft te voldoen aan deze beslissing, zonder maximum;
- een tijdelijke zorgregeling te bepalen waarbij de minderjarigen bij de man verblijven op de dagen en tijden die partijen in overleg met de hulpverlening zijn overeengekomen, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij zich niet aan de afgesproken omgangsmomenten houdt, zonder maximum;
- de man te veroordelen in de proceskosten.
3.4.
Ter onderbouwing van haar verweer en vorderingen voert de vrouw, kort samengevat, het navolgende aan.
Het verbreken van de relatie met haar partner en het gebrek aan eigen woonruimte heeft tot veel stress bij de vrouw geleid, waardoor zij erg slecht sliep. Om die reden heeft zij contact met haar voormalig psycholoog opgenomen. De psycholoog heeft de medicatie van de vrouw aangepast, zodat zij inmiddels beter kan slapen. De vrouw slikte medicatie voor haar ADHD, maar dat droeg volgens de psycholoog bij aan haar slapenloosheid. Om die reden is de vrouw gestopt met haar ADHD-medicatie en heeft zij slaapmedicatie voorgeschreven gekregen, waarna het weer een stuk beter ging met vrouw. Hetgeen de man beschrijft over de psychische gesteldheid van de vrouw is volgens haar dan ook niet juist. Daarbij merkt
de vrouw op dat de persoon die bij Veilig Thuis de melding heeft gedaan omtrent haar psychische gesteldheid geen persoon is die diagnoses mag of kan stellen en ook geen persoon is met een achtergrond in psychologie of psychiatrie, zodat de daarin gestelde "diagnoses" geen enkele waarde hebben. Zeker nu deze ook niet juist zijn. Ook moet worden opgemerkt dat de situatie die wordt omschreven in de Veilig Thuis-melding daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en geen "waan" is geweest, zoals dat wordt gesuggereerd. Die dag is er daadwerkelijk een kind (een schoolgenootje van de kinderen uit groep 5/6) door een ruit heen gevallen, wat de vrouw heeft waargenomen en waarvan zij erg is geschrokken.
Nadat de vrouw en de minderjarigen niet meer in de woning van haar voormalige partner konden, heeft de vrouw direct contact opgenomen met de gemeente om te kijken of zij met spoed een woning kon krijgen, maar dit bleek geen optie. Een crisisopvang vond de vrouw geen fijne plek voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , waardoor zij heeft besloten dat het beter was om de minderjarigen tijdelijk te laten verblijven bij vriendjes. Gelukkig is het netwerk van de vrouw zo helpend geweest om de kinderen daar te laten verblijven. De stelling van de man dat de kinderen elders verbleven omdat zij niet meer veilig zouden zijn bij de vrouw, is dan ook onjuist. De vrouw had simpelweg geen keuze en heeft de kinderen uit noodzaak elders moeten onderbrengen. De vrouw heeft ook de school van de kinderen op de hoogte gesteld van de situatie, zodat zij wisten wat er speelt.
De vrouw heeft verder aan de man aangegeven dat er eerst gekeken moet worden hoe het contactherstel verloopt en hoe zij naar de voormalige regeling uit de beschikking gaan toewerken. Daarnaast stelde de vrouw aan de man voor dat hij de minderjarigen in de zomervakantie een dagje meeneemt naar het pretpark of iets leuks met hen gaat doen.
De vrouw stelt de man hierin ook op de hoogte van het feit dat aan de huidige verblijfssituatie binnenkort een einde komt, omdat zij op 13 augustus aanstaande de sleutel van haar nieuwe woning ontvangt. Met de gezinscoach is een plan van aanpak gemaakt in het kader van het contactherstel, waarna er vier (één begeleid, één deels begeleid en twee onbegeleide) omgangsmomenten plaatsvinden. De betrokken hulpverleners hebben sinds hun betrokkenheid (na de Veilig Thuis-melding) op geen enkel moment aangegeven dat de vrouw niet voor de kinderen kan zorgen of dat er sprake is van onveiligheid en er is ook op geen enkel moment - ondanks het verzoek van de man – ingezet op wijziging van het hoofdverblijf van de kinderen bij de man. Daarvoor is immers geen enkele noodzaak. Als de hulpverleners van mening waren geweest dat de kinderen bij de vrouw niet veilig zouden zijn, hadden zij uiteraard ingegrepen, maar dat is dus niet het geval geweest. Dat de kinderen in de afgelopen maanden bij gastgezinnen hebben moeten slapen, vindt de
vrouw uiteraard ook niet leuk noch in het belang van de kinderen, maar zij meent dat zij het
beste heeft gemaakt van een zeer lastige situatie, waarbij zij zomaar zonder vooraankondiging of overleg uit de woning is gezet door haar ex-partner.
De vrouw is blij dat zij binnenkort weer samen met de kinderen kan wonen in een eigen huis. De vrouw wenst in dit kader ook op te merken dat het haar bevreemdt dat de man stelt dat hij zich al jaren ernstig zorgen maakt over de kinderen, terwijl hij hen wel twee jaar lang bij de vrouw achterlaat en hij hen aan de vrouw toevertrouwt.
De vrouw is verder van mening dat de man niet-ontvankelijk is in zijn verzoeken omdat er geen sprake is van enig spoedeisend belang. Er is immers geen sprake van (acute) onveiligheid van de kinderen bij haar, zoals blijkt uit de overgelegde stukken.
Omdat het goed gaat met de vrouw heeft Veilig Thuis geoordeeld dat de inzet van de hulpverlening vanuit de gemeente en de gezinscoach voldoende is. De gemeente heeft vervolgens geen andere hulpverlening ingezet of nodig bevonden en heeft ook geen verdere maatregelen noodzakelijk geacht. Het gaat immers goed zo. Als er sprake was geweest van acute onveiligheid dan had de betrokken hulpverlening immers al lang ingegrepen en aangegeven dat de vrouw (tijdelijk) niet voor de kinderen kan zorgen. Dat is echter niet gebeurd, omdat die onveiligheid er niet is.
Op 13 augustus ontvangt de vrouw de sleutels van haar nieuwe woning, wat de man wist voordat hij dit kort geding startte, wat ook maakt dat er geen sprake is van enig spoedeisend belang. De vrouw is van mening dat de man ook niet kan worden ontvangen in zijn verzoeken, omdat de man - tot een paar weken geleden - al bijna twee jaar geen omgang had met de kinderen. Als de man een spoedeisend belang had bij contactherstel en een vakantie, dan had hij twee jaar geleden nakoming van de zorgregeling moeten vragen en niet na jarenlange radiostilte een kort geding moeten starten. Zeker niet nu partijen juist net bezig waren met de opbouw van het contact tussen de man en de kinderen.
Daarnaast is een wijziging van de hoofdverblijfplaats, al dan niet tijdelijk, en een wijziging van de school dermate ingrijpend, dat dergelijke verzoeken zich ook niet lenen voor een kort gedingprocedure. De vrouw is van mening dat het wijzigen van de hoofdverblijfplaats van de kinderen, althans de tijdelijke toevertrouwing van de kinderen, niet in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben de man immers bijna twee jaar niet gezien. Zij hebben zich door het handelen van de man enorm afgewezen gevoeld en hebben daar nog steeds moeite mee. Het is fijn dat het contact voorzichtig wordt hersteld, maar de beperkte omgang die de kinderen nu met de man hebben gehad, biedt geen basis voor een wijziging van de hoofdverblijfplaats. De kinderen moeten nog steeds wennen aan het contact bij de man en geven ook aan dat zij op dit moment de man niet meerdere aaneengesloten dagen hoeven te zien. Daar zijn de kinderen simpelweg niet klaar voor. Zij hebben altijd hoofdzakelijk bij d vrouw gewoond en zijn ook niets anders gewend. Omdat er geen sprake is van onveiligheid, ziet de vrouw ook geen enkele aanleiding om dit nu - al dan niet tijdelijk - te wijzigen. Daarnaast is de vrouw van mening dat een wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen niet in hun belang is, omdat de man onvoldoende kan aansluiten bij hun behoefte en de belevingswereld. Ten aanzien van [minderjarige 2] is zelfs gesteld door de speltherapeut dat er sprake is geweest van mishandeling en verwaarlozing in de thuissituatie bij de man. Daarnaast lijkt de man ook niet in te zien dat onderhavige verzoeken totaal niet aansluiten bij de behoefte en de belangen van de kinderen. Een wijziging van de hoofdverblijfplaats doorkruist dan juist alle positieve stappen die in de afgelopen weken zijn gezet.
De vrouw ziet geen enkele reden om de kinderen nu over te plaatsen naar een andere school.
De kinderen blijven met de vrouw immers gewoon in [woonplaats 2] wonen en kunnen dan ook daar naar school blijven gaan. Daarbij merkt de vrouw op dat zelfs wanneer de kinderen tijdelijk aan de man worden toevertrouwd, een wijziging van de school niet in hun belang is. Zij kunnen dan gewoon naar de scholen blijven gaan waar zij zijn ingeschreven.
Gelet op het feit dat de kinderen twee jaar lang geen contact hebben gehad met de man en zij sinds kort pas weer contact hebben met de man, is de vrouw van mening dat een vakantie naar het buitenland nu écht nog een stap te ver is. De kinderen hebben ook aangegeven dit niet te willen en hier nog niet klaar voor te zijn.
Omdat de kinderen, wat de vrouw betreft, niet bij de man hoofdzakelijk zullen verblijven en niet met de man op vakantie zullen gaan, is er ook geen noodzaak tot afgifte van hun identiteitsbewijzen. Wat de vrouw betreft wordt er toegewerkt naar de regeling zoals opgenomen in de beschikking van 12 januari 2022, maar moet dit stapsgewijs gebeuren.
Gelet op al hetgeen hiervoor is gesteld, acht de vrouw een dwangsom absoluut niet passend en ook niet nodig. Er is immers geen enkele aanleiding om te vermoeden dat de vrouw niet zou meewerken aan het te wijzen vonnis.
De vrouw is tot slot van mening dat de man in de proceskosten moet worden veroordeeld, nu de man nodeloos een procedure is gestart, terwijl hij alle informatie die in de onderhavige conclusie van antwoord zijn opgenomen, ook tot zijn beschikking had.
Het meest recente (vierde) omgangsmoment, dat partijen hebben afgesproken in overleg met de gezinscoach, zou op dinsdag 30 juli 2024 om 20:00 uur eindigen, waarbij de kinderen weer teruggebracht zouden worden naar de vrouw. De man heeft hen echter niet teruggebracht die avond en heeft aangegeven dit ook niet meer te zullen doen. Hij houdt de kinderen dan ook onrechtmatig bij zich en speelt daarbij voor eigen rechter. De vrouw is van mening dat de man hiermee niet in het belang van de kinderen handelt. De man handelt hiermee ook in strijd met de afspraken die partijen en de hulpverlening hebben gemaakt, waardoor er nu ook sprake is van een vertrouwensbreuk tussen partijen en tussen de man en de kinderen. De vrouw vordert dan ook onmiddellijke afgifte van de kinderen én nakoming van de zorgregeling, zoals partijen deze zijn overeenkomen met elkaar in samenspraak met de hulpverlening.
3.5.
De vertegenwoordigster van de Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, naar voren gebracht dat de gemeente heeft geprobeerd om de veiligheid van de kinderen in de afgelopen periode zoveel mogelijk te waarborgen. Het is lastig om in het kader van een kort geding te adviseren over een ingrijpende beslissing als een wijziging van het hoofdverblijf. Het is echter wel tekenend wat de kinderen tegen de voorzieningenrechter hebben verteld. De Raad had gehoopt met partijen af te kunnen stemmen dat de kinderen nog gedurende de zomervakantie bij de man zouden kunnen blijven en dat deze daarna weer bij de vrouw zouden terugkeren met hervatting van de contactregeling met de man.
3.6.
Op de overige stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Op grond van de gedingstukken en de toelichting door partijen tijdens de mondelinge behandeling staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang van partijen bij hun vorderingen vast. Er is immers nu sprake van een situatie waarin de ene ouder geen vaste woon- of verblijfplaats meer heeft en de andere ouder de kinderen na een contactmoment niet meer heeft teruggebracht naar de andere ouder. In deze situatie is het voor de kinderen van essentieel belang dat er duidelijkheid komt over hun situatie en over bij welke ouder zij (het merendeel van de tijd) zullen verblijven.
4.2.
Vanwege de nauwe samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie, zullen deze vorderingen gezamenlijk worden behandeld.
4.3.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
De vorderingen over en weer zijn door partijen in het kader van een kortgedingprocedure aan de voorzieningenrechter voorgelegd. Dit betekent dat voor de beoordeling daarvan de voorzieningenrechter is gehouden aan de voorlopige merites van de zaak en zij de belangen van partijen (in beginsel) zal afwegen naar de toestand ten tijde van de beslissing. De voorzieningenrechter zal echter vooral het belang van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] voorop stellen, nu zij door deze hele situatie het ergst in hun belangen zijn getroffen.
4.4.
De voorzieningenrechter heeft met [minderjarige 2] en [minderjarige 1] gesproken. In die gesprekken hebben beide kinderen aangegeven dat zij de afgelopen maanden op veel wisselende plekken hebben gewoond en dat zij dat niet fijn hebben gevonden. Vooral [minderjarige 2] vond het lastig dat hij, telkens als hij net gewend was, weer bij een ander schoolvriendje moest gaan logeren. Deze periode heeft veel met hen gedaan. De kinderen hebben ook aangegeven dat zij, na een korte wenperiode, het heel fijn vinden bij de man. Zij zouden het fijn vinden om voorlopig nog bij de man te mogen wonen. Ten aanzien van een mogelijke wijziging van school heeft [minderjarige 2] aangegeven dat hij het fijn zou vinden dat hij met [naam 5] naar dezelfde school zou kunnen gaan. [minderjarige 1] zou het niet erg vinden om van school te veranderen, omdat zij snel nieuwe vriendinnetjes maakt en zij haar huidige vriendinnetjes kan zien als zij bij de vrouw is. De kinderen willen de vrouw wel blijven zien als zij bij de man blijven wonen. De kinderen hebben daarnaast nog verteld dat het uit elkaar gaan van de vrouw en haar ex-partner een grote impact op hen heeft gehad.
4.5.
De voorzieningenrechter moet in de beoordeling van de vorderingen uitgaan van de situatie zoals deze nu feitelijk is, ongeacht wat de oorzaak daarvan is. Feit is dat de vrouw geen vast woonadres heeft en dat zij ervoor gekozen heeft om eerst de kinderen onder te brengen in de gezinnen van klasgenootjes en zij daarna zelf met de kinderen onderdak heeft gekregen bij het gezin [naam 4] die de vrouw ook kent via de school van de kinderen.
Een situatie die verre van ideaal is voor de kinderen. Beide kinderen hebben begrijpelijkerwijs last van de vele veranderingen en van het steeds moeten wennen aan nieuwe gezinssituaties. Het enige positieve wat in deze situatie is ontstaan, is dat de kinderen weer contact hebben met de man. Zoals de kinderen zelf hebben verteld, moesten zij weer even aan deze situatie wennen, maar vinden zij het contact met de man en diens nieuwe gezin fijn. Ze voelen zich thuis bij de man en het voelt voor hen niet als logeren bij hem.
4.6.
Uit de inhoud van de stukken en uit de mondelinge behandeling blijkt verder dat de vrouw onder grote druk staat door alle veranderingen en dat zij daardoor minder stabiel lijkt momenteel. De gemeente vindt dat een uitbreiding van de zorg in het gezin van de vrouw wenselijk en noodzakelijk is. Naast de ondersteuning van een gezinscoach, is er ondersteuning in de opvoedsituatie van de moeder nodig. Volgens de gemeente zijn momenteel de gezinscoach en de familie [naam 4] de beschermende factoren voor de kinderen in de huidige situatie.
De gemeente zal, als de vrouw haar eigen woning betrekt op 13 augustus 2024, stevig inzetten op opvoedondersteuning bij de vrouw thuis. Eén van de beschermende factoren – de ondersteuning vanuit de familie [naam 4] – is door hun vakantie weggevallen. Dit had als gevolg dat de vrouw zonder begeleiding met de kinderen in de woning van de familie [naam 4] verbleef. De Raad heeft – voorafgaand aan de mondelinge behandeling – contact opgenomen met de betrokken hulpverleners van de gemeente Altena. In dat gesprek is aangegeven dat het vanuit de gemeente Altena als helpend wordt gezien, dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] in ieder geval nog in de zomervakantie, bij de man zullen blijven. Vanuit de [minderjarige 2] en [minderjarige 1] ziet de gemeente hierin geen bezwaar.
4.7.
Door de vakantie van de familie [naam 4] ontstond er in de ogen van de man een acute noodsituatie en heeft hij – al dan niet in overleg met de gemeente Altena – de kinderen niet meer teruggebracht bij de vrouw. Volgens de gemeente is de situatie bij de man stabiel. Hij woont samen met zijn partner en met haar twee kinderen.
4.8.
De voorzieningenrechter is hierdoor genoodzaakt om te bepalen of de kinderen – conform het juridisch hoofdverblijf – terug moeten keren naar de vrouw of dat er zodanige omstandigheden zijn, dat het belang van de kinderen met zich brengt, dat deze in afwijking van het juridisch hoofdverblijf, voorlopig bij de man blijven.
Hoewel een procedure in kort geding zich doorgaans niet leent voor een dergelijke ingrijpende beslissing, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de omstandigheden in dit geval van dien aard zijn, dat er in het belang van de kinderen moet worden afgeweken van het juridisch hoofdverblijf bij de vrouw. De voorzieningenrechter overweegt hierbij dat de situatie van de vrouw nog allerminst stabiel is te noemen. De vrouw is, wat niet onbegrijpelijk is, erg overbelast geraakt door de hele situatie. En er is voorlopig nog geen rust in de opvoedsituatie bij de vrouw. Zij zal pas op 13 augustus 2024 de toegang krijgen tot eigen woonruimte, welke nog ingericht zal moeten worden. In die situatie zal er nog intensieve opvoedondersteuning moeten worden ingezet, maar het is niet duidelijk of deze onmiddellijk beschikbaar is voor de vrouw. Daar staat tegenover dat, hoewel er langere tijd geen contact is geweest, de kinderen sinds 30 juli 2024 bij de man zijn en dat de kinderen hebben aangegeven dat het, na een korte wenperiode, bij hem fijn en vertrouwd voelt. De situatie van de man is, afgezet tegen die van de vrouw, meer stabiel. Voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] , die al een zeer onrustige periode achter de rug hebben en die op het punt staan om weer een nieuw schooljaar in te gaan, is het zeer van belang dat zij rust en stabiliteit krijgen. En dat zij toestemming voelen dat zij die nieuwe stappen mogen gaan zetten binnen het gezin van de man, waar zij zich thuis voelen en waar zij bekend zijn met de overige gezinsleden. De voorzieningenrechter zal de kinderen dan ook voorlopig toevertrouwen aan de man tot er in de bodemprocedure is beslist op het hoofdverblijf van de kinderen.
4.9.
In samenhang met het toevertrouwen van de kinderen aan de man, zal de voorzieningenrechter de man ook vervangende toestemming verlenen om deze in te schrijven op de door hem voorgestelde scholen. [minderjarige 2] zou dit schooljaar sowieso van school wisselen en hij heeft bovendien aangegeven het heel fijn te vinden om met [naam 5] naar dezelfde school te kunnen gaan. Voor hem geldt verder dat de voorgestelde school ook vanuit de woonplaats van de vrouw bezocht kan worden. [minderjarige 1] heeft aangegeven dat zij het niet erg vindt om van school te wisselen. De voorzieningenrechter vindt het dan meer in haar belang om haar in te schrijven op een school in de omgeving waar zij merendeel zal verblijven en omdat het volgen van onderwijs op de huidige school stuit op praktische problemen.
4.10.
De voorzieningenrechter vindt het voorts in het belang van de kinderen dat zij – in de periode tot het einde van de zomervakantie – met de man op vakantie kunnen gaan. [minderjarige 2] en [minderjarige 1] hebben aangegeven veel zin te hebben in een vakantie. Omdat zij in de afgelopen periode al veel onrust hebben meegemaakt, moet het hen gegund worden om met de man op vakantie te kunnen gaan en uitgerust aan het nieuwe schooljaar te beginnen. De voorzieningenrechter verwacht dat de man de vrouw informeert over de feitelijke bestemming en over de data van de vakantie. De voorzieningenrechter zal de vrouw bevelen om de identiteitsbewijzen uiterlijk binnen twee dagen na dit vonnis aan de man af te geven.
4.11.
De voorzieningenrechter zal de vordering van de man, om een zodanige zorgregeling vast te stellen die de rechtbank in goede justitie juist acht, zo begrijpen dat er een contactregeling wordt gerealiseerd tussen de vrouw en de kinderen. Omdat er nog geen concreet zicht is op hoe de situatie van de vrouw zich zal ontwikkelen, gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat de gemeente Altena hulp en ondersteuning zal inzetten om een regeling tussen de vrouw en de kinderen te realiseren. De gemeente Altena is immers het meest betrokken bij beide ouders en is in staat om de vrouw en haar persoonlijke situatie te beoordelen en om te bezien welke regeling daarin het meest passend is.
4.12.
Nu de kinderen aan de man worden toevertrouwd, komt de voorzieningenrechter niet toe aan de beoordeling van de vorderingen in reconventie.
4.13.
Gelet op de relatie die tussen partijen heeft bestaan, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om van dit beleid in deze zaak af te wijken.
4.14.
Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijzigt de beschikking van deze rechtbank van 12 januari 2022 in die zin dat de kinderen [minderjarige 2] en [minderjarige 1] voorlopig het hoofdverblijf hebben bij de man;
5.2.
verleent de man – ter vervanging van de ontbrekende instemming van de vrouw – een verklaring van toestemming om met ingang van het schooljaar 2024 – 2025 [minderjarige 2] in te schrijven op [school 1] te [plaats] en om [minderjarige 1] in te schrijven op het [school 2] te [woonplaats 1] ;
5.3.
verleent de man – ter vervanging van de ontbrekende instemming van de vrouw – een verklaring van toestemming om met [minderjarige 2] en [minderjarige 1] tot uiterlijk 18 augustus 2024 (einde zomervakantie) op vakantie te gaan naar een chalet in Noord-Frankrijk, waarbij de man de vrouw op de hoogte brengt van de data en de plek van verblijf;
5.4.
beveelt de vrouw om de identiteitsbewijzen van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen twee dagen na afgifte van dit vonnis, aan de man af te geven;
5.5.
bepaalt dat de vrouw en [minderjarige 2] en [minderjarige 1] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken recht hebben op contact met elkaar, nader te bepalen in overleg tussen de gemeente en partijen en passend bij de situatie van de kinderen en de vrouw;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.8.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Bogaert, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2024 in tegenwoordigheid van Joosen, griffier.