Op 12 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging. Deze beschikking volgde op een verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van verplichte zorg aan een betrokkene, geboren in 1999, die momenteel verblijft in een kliniek. Het verzoek was gebaseerd op artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, die een reden voor zorg vormen. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 augustus 2024 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, zijn advocaat, een curator en een casemanager. De betrokkene ontkende dat hij ziek was en stelde dat hij geen zorgmachtiging nodig had, terwijl de behandelaar en de curator wezen op de noodzaak van zorg en medicatie.
De rechtbank oordeelde dat de betrokkene ernstig nadeel zou ondervinden zonder verplichte zorg, gezien zijn gedrag en de risico's die hij met zich meebracht voor zichzelf en anderen. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor de duur van 12 maanden, met de mogelijkheid tot het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid, en het opnemen in een accommodatie. De rechtbank wees andere vormen van zorg af, omdat deze niet noodzakelijk werden geacht. De beschikking is mondeling gegeven door mr. Janssen en is op 20 augustus 2024 in het openbaar uitgesproken. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.