ECLI:NL:RBZWB:2024:6557

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 augustus 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
C/02/425447 FA RK 24-3667
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Janssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt met dementie

Op 12 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren in 1942, die lijdt aan dementie. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) naar aanleiding van een last tot inbewaringstelling afgegeven door de burgemeester van Tilburg op 7 augustus 2024. De cliënt, die momenteel verblijft in een crisisbed, verzet zich tegen de opname en wil terug naar huis, maar zijn familie en behandelaars maken zich zorgen over zijn veiligheid en welzijn.

Tijdens de mondelinge behandeling op 12 augustus 2024 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt, zijn dochter, schoonzoon en een arts. De behandelende arts heeft aangegeven dat de cliënt niet in staat is om zonder begeleiding naar buiten te gaan en dat er sprake is van ernstig dreigend nadeel door zijn psychogeriatrische aandoening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt suïcidale uitspraken doet en dat zijn gedrag gevaarlijk is voor zichzelf en anderen.

De rechtbank oordeelt dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is om het ernstig nadeel te voorkomen. De machtiging tot voortzetting is verleend voor de duur van zes weken, tot en met 23 september 2024. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. De beschikking is mondeling gegeven door rechter Janssen en schriftelijk uitgewerkt op 20 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/425447 / FA RK 24/3667
Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling
Beschikking van 12 augustus 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1942 te [geboorteplaats] ,
[woonadres] ,
thans verblijvende in de [accommodatie] , [locatie 1] ,
[afdeling] , [adres]
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. M.C.A. Hollants te Tilburg.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 8 augustus 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking van de burgemeester van de gemeente Tilburg van 7 augustus 2024;
- de aanvraag van 8 augustus 2024;
de medische verklaring van 7 augustus 2024;
- het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg dan wel een verklaring als bedoeld in artikel 1 lid 1c Wzd van 2 juli 2024.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 12 augustus 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
- [naam 1] , dochter van cliënt;
- [naam 2] , schoonzoon van cliënt;
- [naam 3] , arts.

2.Het verzoek

2.1
Het CIZ verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van cliënt te verlenen.

3.Standpunten

3.1
Cliënt vertelt dat hij niet opgenomen wil worden. Hij wil vrij kunnen rondlopen. Volgens cliënt is er met hem niets aan de hand en kan hij gewoon weer bij zijn echtgenote wonen. Het is volgens hem niet gevaarlijk om bij een onbekende in de auto te stappen.
3.2
Volgens de behandelaar was er in de thuissituatie van cliënt veel sprake van agitatie en agressie. Cliënt liep thuis vaak weg. Hij is vanwege dementie opgenomen geweest bij [zorginstelling], [locatie 2]. Cliënt liep daar ook vaak weg. Momenteel is cliënt opgenomen op een crisisbed van [locatie 1] , waar hem een beschermde plek wordt geboden. Cliënt wil voortdurend weglopen, maar hij is nog niet in staat om zonder begeleiding naar buiten te gaan. De huisarts heeft bij cliënt de diagnose dementie gesteld. Hij heeft daarbij telefonisch overlegd met de specialist oudergeneeskunde. Via observatie zal nog worden onderzocht welke vorm van dementie cliënt heeft.
3.3
De dochter en de schoonzoon van cliënt staan achter het verzoek. Zij vinden het niet meer verantwoord dat cliënt terug naar huis gaat. Wel vinden zij het belangrijk dat er met cliënt gekeken wordt naar activiteiten die hij kan doen. Cliënt is altijd een actieve man geweest. Zij geven aan dat cliënt niet bereid is geweest om naar een vorm van dagbesteding te gaan.
3.4
De advocaat van cliënt vraagt of er in de thuissituatie genoeg is geprobeerd om cliënt daar te laten wonen, zoals dagbesteding. Ook is niet duidelijk of er een geriater betrokken is geweest bij het stellen van de diagnose dementie. Voor cliënt is het heel belangrijk dat hij de juiste behandeling krijgt voor de vorm van dementie die hij heeft. Namens cliënt vraagt zij om het verzoek af te wijzen. Cliënt wil terug naar huis en wil vanuit daar naar dagbesteding gaan. Hij wil niet meer in de gesloten setting blijven wonen.

4.Beoordeling

4.1
Op 7 augustus 2024 heeft de burgemeester van de gemeente Tilburg ten behoeve van de cliënt een last tot inbewaringstelling afgegeven.
4.2
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van de cliënt als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening, te weten ongespecificeerde neurocognitieve stoornissen, dit ernstig nadeel veroorzaakt. Naar aanleiding van hetgeen is toegelicht, is de rechtbank van oordeel dat voor nu dementie als voorlopige diagnose aannemelijk is.
4.3
Het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade van een ander, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Cliënt doet concrete suïcidale uitspraken en dreigt zich van het leven te beroven. Er is daarnaast toenemend sprake van dwaalgedrag, waarbij cliënt zich langere tijd op straat bevindt. Cliënt is op die momenten niet in staat om zichzelf te verzorgen. Hij eet of drinkt dan niet. Verder heeft hij een forse zonverbranding opgelopen door ineens 20 kilometer naar België te wandelen in de hitte. Hierdoor is er een risico op dehydratatie en uitputting. Cliënt is niet meer te handhaven in de thuissituatie. De familie is overbelast geraakt en zij kunnen de gedragsproblemen van cliënt niet meer hanteren. Zijn echtgenote is op. Cliënt is moeilijk benaderbaar en heeft zich meermaals verbaal en fysiek agressief geuit richting de zorgmedewerkers.
4.3
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.4
Cliënt verzet zich tegen een voortzetting van zijn verblijf in de accommodatie. Cliënt wil niet opgesloten zijn en wil weer naar huis terugkeren. Hij beseft niet dat zijn aanwezigheid in de thuissituatie niet meer houdbaar is.
4.5
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes weken.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1942 te [geboorteplaats],
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 23 september 2024.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Janssen, rechter en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2024 in tegenwoordigheid van Joosen als griffier, en op 20 augustus 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.