ECLI:NL:RBZWB:2024:6608

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
C/02/410205 / FA RK 23-2563
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek wijziging gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag en wijziging voorlopige zorg- en contactregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 september 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag en de voorlopige zorg- en contactregeling tussen de man en de vrouw over hun minderjarige kind. De man, vertegenwoordigd door mr. H.J.P.M. van Berckel-van der Rijken, en de vrouw, vertegenwoordigd door mr. J.A. Essen, hebben beiden hun standpunten naar voren gebracht tijdens de mondelinge behandeling op 18 september 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen recente voorbeelden zijn waaruit blijkt dat het gezamenlijk gezag niet in het belang van het kind is, en heeft daarom het verzoek van de vrouw tot wijziging van het gezag afgewezen. De rechtbank heeft ook de voorlopige zorg- en contactregeling beoordeeld en besloten deze stapsgewijs uit te breiden, zodat de man en het kind in de komende periode wekelijks contact kunnen hebben en tweemaal per veertien dagen een weekend samen kunnen doorbrengen. De rechtbank heeft de definitieve beslissing over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken pro forma aangehouden voor de duur van negen maanden, in afwachting van een verslag van de gecertificeerde instelling (GI) over de voortgang van de ondertoezichtstelling van het kind. De rechtbank benadrukt het belang van goede communicatie tussen de ouders en het belang van het kind in deze procedure.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/410205 / FA RK 23-2563
Datum uitspraak: 26 september 2024
Nadere beschikking over wijziging ouderlijk gezag en vaststelling verdeling zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. H.J.P.M. van Berckel-van der Rijken te Breda,
tegen
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. J.A. Essen te Breda,
over hun minderjarige kind:
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2020 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als informant in deze zaak aan:
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Etten-Leur, hierna te noemen: de GI.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, de rechtbank over de verzoeken geadviseerd.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Het procesdossier bevat de volgende stukken:
  • de beschikking van 31 augustus 2023 en alle daarin genoemde stukken;
  • het bericht van 2 januari 2024 van het loket van de samenwerkende gemeenten in de zorgregio West-Brabant-Oost, met als bijlage de eindrapportage van [zorgaanbieder] behorende bij het traject uniform hulpaanbod (UHA) van 12 december 2023;
  • de brief van 3 januari 2024 van de Raad;
  • het bericht van 22 januari 2024 van [zorgaanbieder] , met bijlage;
  • de brief van 9 februari 2024 van de Raad;
  • de brief van 27 maart 2024 van de Raad;
  • het rapport en advies van 24 juni 2024 van de Raad, met bijlagen;
  • de brief van 13 september 2024 van mr. Van Berckel-van der Rijken, houdende een wijziging c.q. aanvulling van het verzoek van de man.
1.2.
Op 18 september 2024 heeft de rechtbank de verzoeken, met gesloten deuren, nader mondeling behandeld, gelijktijdig met het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] (in de zaak met het zaaknummer: C/02/424354 / JE RK 24-1245). In die zaak heeft de kinderrechter bij afzonderlijke beschikking beslist.
1.3.
Bij die mondelinge behandeling zijn verschenen en heeft de rechtbank gehoord:
  • de vrouw, bijgestaan door mr. Essen;
  • de man, bijgestaan door mr. Van Berckel-van der Rijken;
  • twee vertegenwoordigsters namens de GI;
  • een vertegenwoordigster namens de Raad.

2.De nadere beoordeling

2.1.
De rechtbank verwijst naar de inhoud van voormelde beschikking van 31 augustus 2023. Hierbij is een voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen partijen over [minderjarige] bepaald. Daarnaast zijn partijen verwezen naar het loket voor het doorlopen van een zorgtraject in het kader van het uniform hulpaanbod (UHA). In afwachting van het verloop en het resultaat daarvan, is de beslissing op de verzoeken pro forma aangehouden tot 27 februari 2024.
2.2.
Aan de orde is nog het verzoek van de man, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om een stapsgewijs opbouwende zorg- en contactregeling tussen hem en [minderjarige] te bepalen, waarbij er wordt toegewerkt naar een regeling waarbij de man en [minderjarige] wekelijks van donderdag 08.00 uur tot vrijdag 10.00 uur en om het weekend van vrijdagavond (vanuit de opvang) tot maandagochtend (naar de opvang) contact met elkaar hebben, alsmede tijdens de helft van de vakanties.
Bij voormelde brief van 13 september 2024 heeft mr. Van Berckel-van der Rijken, namens de man, bij wijze van gewijzigd c.q. aanvullend verzoek, verzocht (naar de rechtbank begrijpt), te bepalen dat [minderjarige] en de man gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar:
I. voor de komende tijd, met ingang van oktober 2024 en zo lang er geen andere afspraken zijn gemaakt, wekelijks op donderdagmiddag uit school om 14.15 uur tot 18.00 uur alsmede eenmaal per veertien dagen in het weekend van zaterdag 10.00 uur tot maandag naar school;
II. tijdens de helft van de schoolvakanties, inhoudende tijdens de herfstvakantie 2024 van donderdag 24 oktober 2024 om 10.00 uur tot en met maandag 28 oktober 2024 naar school en tijdens de kerstvakantie 2024-2025 op tweede kerstdag (donderdag 25 december 2024) 10.00 uur tot vrijdagochtend 26 december 10.00 uur en op oudejaarsdag 31 december 2024 tot en met maandag 6 januari 2025 naar school.
2.3.
Daarnaast is nog aan de orde het zelfstandige verzoek van de vrouw, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om haar te belasten met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.4.
Uit voormelde UHA-eindrapportage van [zorgaanbieder] blijkt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, dat het UHA-zorgtraject zonder positieve uitkomst is afgesloten. Naar aanleiding van het zorgtraject concluderen [zorgaanbieder] en het loket dat zij geen redenen zien om de contactregeling tussen de man en [minderjarige] niet uit te breiden.
2.5.1.
Aangezien het UHA-zorgtraject negatief is afgesloten, heeft de Raad onderzoek verricht naar de in deze zaak voorliggende verzoeken. Naar aanleiding daarvan heeft de Raad aan de kinderrechter verzocht om [minderjarige] onder toezicht te stellen van de GI voor de duur van een jaar. Bij beschikking van de kinderrechter van 18 september 2024 is dit verzoek toegewezen in die zin dat [minderjarige] onder toezicht is gesteld van de GI voor de verzochte duur van een jaar, tot 18 september 2025.
2.5.2.
In voormeld rapport en advies van 24 juni 2024 en tijdens de mondelinge behandeling heeft de Raad, samengevat, aangegeven dat het contact tussen de man en [minderjarige] in de afgelopen periode positief is verlopen. De Raad complimenteert de ouders dat zij overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van [minderjarige] met betrekking tot deze zomerperiode (tot medio september 2024) met een overnachting. Maar de Raad acht het van belang dat de reguliere contactregeling tussen de man en [minderjarige] , al dan niet op termijn, structureel wordt uitgebreid en ziet in dat verband geen contra-indicaties. De Raad acht het in het belang van [minderjarige] dat de regeling op korte termijn wordt gewijzigd, in die zin dat [minderjarige] eenmaal per veertien dagen in het weekend van zaterdag 10.00 uur tot zondagochtend 10.00 uur (met overnachting) bij de man verblijft. Als uitgangspunt geeft de Raad aan de GI mee om toe te werken naar een regeling waarbij [minderjarige] één vaste dag per week uit school tot na het avondeten en in eerste instantie gedurende één weekend per veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot maandag naar school bij de man verblijft. Zodra deze regeling goed verloopt, kunnen de vakanties en feestdagen bij helfte worden verdeeld. Gelet hierop adviseert de Raad om de definitieve beslissing over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken pro forma aan te houden voor de duur van negen maanden, in afwachting van het verloop en het resultaat van de ondertoezichtstelling. De definitieve vaststelling kan, naar de mening van de Raad, op verzoek van de GI en zonder tussenkomst van de Raad door de rechtbank worden vastgesteld.
2.5.3.
De Raad adviseert daarnaast om het zelfstandige verzoek van de vrouw tot wijziging van het gezamenlijk ouderlijk gezag en daarbij de vrouw te belasten met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige] af te wijzen, omdat er geen recente voorbeelden zijn waaruit blijkt dat gezamenlijk gezag niet in het belang van [minderjarige] is. De Raad vindt het wel zorgelijk dat de ouders lijnrecht tegenover elkaar staan wat betreft de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . De Raad acht het daarom van belang dat de ouders in het kader van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] (verder) zullen werken aan het verbeteren van de onderlinge communicatie en verstandhouding en het vormgeven van het ouderschap over [minderjarige] , waarbij het belang van [minderjarige] voorop staat.
2.6.
Namens en door de man is, samengevat, aangevoerd dat partijen na afloop van de mondelinge behandeling eind juni 2024 afspraken hebben gemaakt over de contactregeling tussen de man en [minderjarige] tot medio september 2024. Op basis daarvan hebben de man en [minderjarige] momenteel (conform de eerste stap van het advies van de Raad) wekelijks op donderdagmiddag en eenmaal per veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 10.00 uur contact met elkaar. De man stelt dat dit contact fijn en prettig verloopt. Juist daarom vindt de man het pijnlijk dat de ouders niet in staat zijn om verdere afspraken hierover te maken. De man stelt voor om de tweewekelijkse weekendregeling uit te breiden van zaterdagochtend tot maandagochtend naar school. Tijdens de aankomende herfstvakantie verblijft [minderjarige] op basis van de geldende afspraken op donderdag bij de man. Zij kan dan van donderdag tot maandagochtend bij de man verblijven. Daarnaast wordt verzocht om de verdeling van de aankomende kerstvakantie te bepalen. De man wil ten slotte overal aan meewerken, ook aan het maken van afspraken over zaken die niet (enkel) over de omgang gaan zoals het vaststellen van een ouderschapsplan en het betalen van kinderalimentatie.
2.7.
Namens en door de vrouw is, samengevat, aangevoerd dat het contact tussen de man en [minderjarige] beter verloopt dan voorheen. De vrouw ziet dat [minderjarige] , nu zij wat ouder is, minder snel moe is waardoor zij rustiger thuis komt. De huidige contactregeling kan naar de mening van de vrouw daarom worden voortgezet. De vrouw heeft er in beginsel geen problemen mee dat [minderjarige] eenmaal per veertien dagen in het weekend bij de man verblijft. Ook kan zij instemmen met een uitbreiding in de aankomende herfstvakantie. Maar het lijkt erop dat de man enkel afspraken wil maken over zaken die in zijn voordeel zijn, zoals het uitbreiden van de contactregeling. Het maken van afspraken over het betalen van kinderalimentatie schuift hij daarentegen al jaren voor zich uit. Voor de vrouw is het bovendien lastig om voortdurend gewijzigde afspraken te maken over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, omdat de buitenschoolse opvang (BSO) ruim twee jaren van tevoren moet worden vastgelegd. De vrouw is dan ook van mening dat verdere uitbreiding van de contactregeling dient plaats te vinden onder regie van de GI. Indien de rechtbank thans een uitgebreidere regeling zal vaststellen, verzoekt de vrouw om er rekening mee te houden dat zij op maandag, dinsdag en donderdag moet werken. Daarnaast vindt zij 18.00 uur als eindtijd voor [minderjarige] te laat.
2.8.
Naar aanleiding van de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, overweegt de rechtbank als volgt.
Wijziging gezamenlijk ouderlijk gezag naar eenhoofdig ouderlijk gezag
2.9.
In artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat de rechter op verzoek van de ouders die niet met elkaar zijn getrouwd of een van hen het gezamenlijk gezag kan beëindigen. Dat kan als de omstandigheden zijn veranderd sinds de ouders samen het gezag hebben gekregen of als de rechtbank van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan toen hij het gezamenlijk gezag heeft vastgesteld. In dat geval beslist de rechtbank wie van de ouders voortaan alleen het gezag over de minderjarige krijgt.
In artikel 1:253n, eerste lid BW staat dat artikel 1:251a, eerste lid BW van toepassing is. In dat artikel staat dat de rechter kan beslissen dat het gezag over een kind naar één ouder gaat als er een onacceptabel risico is dat, als allebei de ouders het gezag houden, dit kind erg klem komt te zitten tussen die ouders en het er niet naar uitziet dat dit binnen korte tijd verbetert of als een verandering van het gezag op een andere manier in het belang van het kind noodzakelijk is.
2.10.
De rechtbank overweegt dat er weliswaar sprake is van gewijzigde omstandigheden sinds de ouders gezamenlijk met het ouderlijk gezag over [minderjarige] hebben verkregen. In dit geval hebben partijen op 18 oktober 2020 in het gezagsregister doen aantekenen dat zij vanaf dat moment gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. Maar naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken van een situatie waarin [minderjarige] klem en verloren raakt of dreigt te raken tussen de ouders wanneer het gezamenlijk ouderlijk gezag gehandhaafd blijft. Ook is niet gebleken dat wijziging van het gezag (anderszins) in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is. De rechtbank betrekt hierbij, zoals uit het onderzoek van de Raad naar voren is gekomen, dat er geen recente voorbeelden zijn waaruit blijkt dat de vrouw als gevolg van het handelen of nalaten van de man is belemmerd bij de uitoefening van het gezag over [minderjarige] met als gevolg dat zij belangrijke (gezags)zaken over [minderjarige] niet (tijdig) heeft kunnen nemen. Hoewel de onderlinge communicatie en samenwerking tussen de ouders zeer zeker verbetering behoeft, zal hierop in het kader van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verder worden ingezet onder regie van de GI. De rechtbank ziet hierin dan ook geen reden tot wijziging van het gezag.
2.11.
Gelet hierop zal de rechtbank het zelfstandige verzoek van de vrouw tot wijziging van het gezag afwijzen. Dit betekent dat het gezamenlijk ouderlijk gezag van de ouders over [minderjarige] blijft gehandhaafd.
Wijziging voorlopige zorg- en contactregeling
2.12.
Bij voormelde beschikking van 31 augustus 2023 is een stapsgewijs opbouwende voorlopige zorg- en contactregeling tussen de man en [minderjarige] bepaald, op basis waarvan zij met ingang van 1 oktober 2023 wekelijks op donderdag van 12.00 uur tot 18.30 uur en eenmaal per veertien dagen op zaterdag van 12.00 uur tot 18.30 uur gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar.
2.13.
Na afloop van de mondelinge behandeling eind juni 2024 hebben de ouders in onderling overleg afspraken gemaakt over het uitbreiden van die regeling voor de periode tot medio september 2024. Op basis van die afspraken hebben de man en [minderjarige] , in lijn met voormeld rapport en advies van de Raad van 24 juni 2024, momenteel wekelijks op donderdagmiddag (in verband met de schooltijden van [minderjarige] momenteel vanaf 14.15 uur tot 18.00 uur) en eenmaal per veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 10.00 contact met elkaar. Beide ouders geven aan dat deze regeling tot nu toe goed is verlopen. Vanuit de eerder betrokken hulpverlening in het kader van het UHA-traject en uit het onderzoek van de Raad, is niet gebleken van contra-indicaties om de contactregeling structureel verder uit te breiden. Daarnaast is gebleken dat de vrouw er geen bezwaar tegen heeft dat [minderjarige] tijdens de aankomende herfstvakantie meerdere aaneengesloten dagen bij de man verblijft. Anderzijds acht de rechtbank het in het belang van [minderjarige] dat zij regelmatig contact heeft met haar beide ouders. Gelet hierop acht de rechtbank het in het belang van [minderjarige] om de contactregeling tussen haar en de man structureel en niet enkel tijdens de herfstvakantie uit te breiden. In hetgeen namens en door de vrouw is aangevoerd, ziet de rechtbank onvoldoende redenen om anders te beslissen.
2.14.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de huidige voorlopige contactregeling stapsgewijs uitbreiden, in die zin dat zij zal bepalen dat de man en [minderjarige] in de komende periode eerst tweemaal gedurende een weekend per veertien dagen van zaterdagochtend 10.00 uur tot zondagavond 17.00 uur gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar. Voor de periode daarna zal de rechtbank bepalen dat zij eenmaal per veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot maandagochtend naar school gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar. Het wekelijkse contactmoment op donderdag blijft ongewijzigd. Met het oog op de werktijden van de vrouw zal de rechtbank met betrekking tot de aankomende herfstvakantie bepalen dat [minderjarige] van maandagochtend 10.00 uur tot dinsdagmiddag 17.00 uur bij de man zal verblijven (alsmede tijdens het reguliere omgangsmoment op donderdag). Aangezien de GI op dit moment geen vaste jeugdbeschermer beschikbaar heeft en vooralsnog slechts met het provinciaal instroomteam (PIT) en in spoedeisende zaken vanuit de bureaudienst betrokken zal zijn, acht de rechtbank een langere periode tijdens de aankomende herfstvakantie op dit moment nog een brug te ver.
2.15.
Voor het overige zal de rechtbank de verdeling van de vakanties en feestdagen overlaten aan de GI. De rechtbank zal op dit moment dan ook geen regeling vaststellen voor de kerstvakantie van 2024-2025.
2.16.
De rechtbank zal de definitieve beslissing over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken pro forma aanhouden voor de duur van negen maanden, tot hierna te noemen datum, in afwachting van het verloop en het resultaat van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] . Aan de GI wordt verzocht om uiterlijk op die datum (kort) schriftelijk verslag te doen over de actuele stand van zaken, waarbij zij met name haar standpunt dient te geven over de in deze zaak voorliggende verzoeken en, daarmee samenhangend, het door haar gewenste verdere procesverloop van deze zaak.
2.17.
De rechtbank overweegt dat behalve (de uitbreiding van) de contactregeling ook andere zaken partijen verdeeld houden, zoals het uitblijven van een door beide partijen gedragen ouderschapsplan en afspraken over door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie. De rechtbank verzoekt daarom aan beide partijen, hun advocaten en de GI om hier voortvarend werk van te maken. Het belang van [minderjarige] staat hierbij voorop.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
bepaalt, onder wijziging van eerdere (voorlopige) regelingen, dat de man en de [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2020 te [geboorteplaats]
voorlopig, totdat definitief zal zijn beslist, met onmiddellijke ingang steeds volgens een tweewekelijks schema gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar:
  • eerst tweemaaleen weekend per veertien dagen van zaterdagochtend 10.00 uur tot zondagmiddag 17.00 uur, alsmede wekelijks op donderdag van 14.15 uur tot 18.00 uur;
  • en vervolgenseen weekend per veertien dagen van zaterdagochtend 10.00 uur tot maandagochtend tot schooltijd, alsmede wekelijks op donderdag van 14.15 uur tot 18.00 uur;
  • en tijdens de aankomende herfstvakantie 2024van maandagochtend 10.00 uur tot dinsdagmiddag 17.00 uur (en indien het reguliere contactmoment op donderdagmiddag in de herfstvakantie valt, ook op donderdag van 14.15 uur tot 18.00 uur),
met inachtneming van hetgeen hiervoor onder 2.13, 2.14 en 2.15 is overwogen;
3.2.
houdt de definitieve beslissing over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aan tot
[datum] 2025 PRO FORMA,in afwachting van het schriftelijk verslag van de GI, zoals hiervoor is overwogen in rechtsoverweging 2.16;
3.3.
wijst af het zelfstandige verzoek van de vrouw tot wijziging van het gezamenlijk ouderlijk gezag;
3.4.
behoudt zich iedere (verdere) beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2024 door mr. De Beer, in aanwezigheid van mr. Wallerbos als griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.