In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 september 2024, is een verzoek ingediend door de vrouw om het hoofdverblijf van de minderjarige bij haar te bepalen, een contactregeling met de man vast te stellen en een kinderbijdrage van € 467,50 per maand te laten betalen door de man. De man is niet verschenen op de mondelinge behandeling op 29 augustus 2024, en heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man correct is opgeroepen en dat het verzoek van de vrouw inhoudelijk behandeld kan worden.
De vrouw heeft aangevoerd dat zij de hoofdverzorger van de minderjarige is en dat de man momenteel geen stabiele thuisbasis kan bieden. De Raad voor de Kinderbescherming heeft tijdens de behandeling geadviseerd dat het in het belang van de minderjarige is dat hij contact heeft met zijn vader, maar dat dit contact eerst opgebouwd moet worden. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw om het hoofdverblijf bij haar te bepalen toegewezen, omdat dit niet is weersproken en in het belang van de minderjarige wordt geacht.
Wat betreft de contactregeling heeft de rechtbank geconcludeerd dat er momenteel geen contact is tussen de man en de minderjarige en dat er meer duidelijkheid nodig is over de situatie van de man voordat een contactregeling kan worden vastgesteld. De rechtbank heeft het verzoek tot vaststelling van een contactregeling afgewezen. Ten slotte heeft de rechtbank de kinderbijdrage van € 467,50 per maand toegewezen, met ingang van 15 februari 2024, omdat dit verzoek niet is weersproken en op de wet gegrond is. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.