ECLI:NL:RBZWB:2024:6613

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
C/02/419136 FA RK 24-709
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Willemsen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling hoofdverblijf, zorgregeling en kinderalimentatie in een scheidingsprocedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 september 2024, is een verzoek ingediend door de vrouw om het hoofdverblijf van de minderjarige bij haar te bepalen, een contactregeling met de man vast te stellen en een kinderbijdrage van € 467,50 per maand te laten betalen door de man. De man is niet verschenen op de mondelinge behandeling op 29 augustus 2024, en heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man correct is opgeroepen en dat het verzoek van de vrouw inhoudelijk behandeld kan worden.

De vrouw heeft aangevoerd dat zij de hoofdverzorger van de minderjarige is en dat de man momenteel geen stabiele thuisbasis kan bieden. De Raad voor de Kinderbescherming heeft tijdens de behandeling geadviseerd dat het in het belang van de minderjarige is dat hij contact heeft met zijn vader, maar dat dit contact eerst opgebouwd moet worden. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw om het hoofdverblijf bij haar te bepalen toegewezen, omdat dit niet is weersproken en in het belang van de minderjarige wordt geacht.

Wat betreft de contactregeling heeft de rechtbank geconcludeerd dat er momenteel geen contact is tussen de man en de minderjarige en dat er meer duidelijkheid nodig is over de situatie van de man voordat een contactregeling kan worden vastgesteld. De rechtbank heeft het verzoek tot vaststelling van een contactregeling afgewezen. Ten slotte heeft de rechtbank de kinderbijdrage van € 467,50 per maand toegewezen, met ingang van 15 februari 2024, omdat dit verzoek niet is weersproken en op de wet gegrond is. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/419136 FA RK 24-709
datum uitspraak: 26 september 2024
beschikking betreffende hoofdverblijf, verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en levensonderhoud
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. S.A. Ray, gevestigd te Rotterdam,
en
[de man],
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de man.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 15 februari 2024 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- het op 17 juli 2024 ontvangen aanvullend verzoekschrift met bijlagen;
- de brief van mr. Ray van 22 februari 2024 met bijlage;
- de brieven van de griffier van de rechtbank van aan de man van 4 april 2024,
25 april 2024 en 20 augustus 2024.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 29 augustus 2024. Daarbij waren aanwezig de vrouw, haar advocaat en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, locatie Breda (hierna te noemen de Raad). De man is niet naar de mondelinge behandeling gekomen.

2.De feiten

2.1.
Blijkens de stellingen en overgelegde stukken staat tussen partijen het volgende vast:
- partijen hebben een relatie met elkaar gehad.
- uit hun relatie is het volgende, nu nog minderjarige kind geboren:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2019.
Genoemd kind is door de man erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over die minderjarige;
- er is geen rechterlijke uitspraak van kracht ter zake het hoofdverblijf van de minderjarige, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (contactregeling) en de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige (kinderbijdrage).

3.Het verzoek

De vrouw verzoekt, samengevat:
  • bepaling dat de minderjarige zijn hoofdverblijf zal hebben bij haar;
  • vaststelling van een contactregeling van de man met de minderjarige;
  • vaststelling van een door de man te betalen kinderbijdrage van € 467,50 per maand, met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift (15 februari 2024);
  • de toestemming van de man door de toestemming van de rechtbank te vervangen, zodat de vrouw kan overgaan tot het opstarten van het spraakonderzoek en de logopedie voor de minderjarige.

4.De beoordeling

4.1.
Bij voormelde brieven heeft de griffier de man een afschrift van het (aanvullend) verzoekschrift gezonden en hem opgeroepen voor de mondelinge behandeling. De man is echter niet verschenen. Evenmin heeft hij een verweerschrift ingediend. De rechtbank stelt vast dat de man correct is opgeroepen. Het verzoek van de vrouw zal dan ook inhoudelijk worden behandeld.
Ingetrokken verzoek
4.2.
Op de mondelinge behandeling heeft de vrouw haar verzoek over de vervangende toestemming voor een spraakonderzoek en logopedie ingetrokken. Zij heeft verklaard te hebben vernomen dat de man recent zijn toestemming heeft verleend.
Het ingetrokken verzoek behoeft niet meer te worden beoordeeld. De rechtbank zal dit verzoek in zoverre afwijzen.
Hoofdverblijf en zorgregeling
4.3.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt alsdan een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Ingevolge artikel 1:253a lid 2 BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Op grond van lid 2 van dit artikel kan deze regeling omvatten:
- een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken
- de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
4.4.
De vrouw legt aan haar verzoek het volgende ten grondslag. Zij is de hoofdverzorger van de minderjarige. De man kan hem geen stabiele thuisbasis bieden en heeft nu geen contact met de minderjarige. De vrouw vindt het in het belang van de minderjarige dat er een vaste, gestructureerde contactregeling komt. Haar voorstel is nu vrijdag van 14.15 uur (na schooltijd) tot 17.00 uur, waarbij de man de minderjarige ophaalt bij [locatie] en hem daar ook weer terugbrengt. In het verleden is de man wel eens onaangekondigd en zeer onregelmatig verschenen, wat voor onrust en onduidelijkheid zorgt. Zij kan pas instemmen met een of meerdere overnachtingen, als de man openheid geeft over zijn verblijfplaats en hij de contactregeling gedurende zes maanden nakomt. Van belang is dat er een veilige, geborgen plek is voor de minderjarige. Daarbij dient zijn emotionele stabiliteit en ontwikkeling gewaarborgd worden.
Op de mondelinge behandeling heeft zij hieraan toegevoegd dat de man tijdens de relatie van partijen een betrokken vader was, maar dat het haar niet meer lukt om met de man contact te leggen en afspraken te maken, ondanks dat zij dit meermalen heeft geprobeerd.
4.5.
Namens de Raad is op de mondelinge behandeling verklaard dat het in het belang van de minderjarige is dat hij contact heeft met zijn vader. Dit contact zal echter eerst opgebouwd moeten worden, omdat zij elkaar al een tijd niet hebben gezien. Ook is het belangrijk dat afspraken worden nagekomen en moet er inzicht zijn over de verblijfplaats van de man. Om dit tot stand te brengen hebben partijen ondersteuning nodig. De Raad adviseert dan ook het verzoek tot vaststelling van een contactregeling af te wijzen. Verder is het in het belang van de minderjarige om zijn hoofdverblijf bij de vrouw te bepalen.
4.6.
De rechtbank zal het verzoek met betrekking tot het hoofdverblijf als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen. Deze beslissing wordt in het belang van de minderjarige geacht.
4.7.
Ten aanzien van de verzochte contactregeling overweegt de rechtbank als volgt. Uit de processtukken en de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat er al geruime tijd geen contact is geweest tussen de man en de minderjarige. Het is de vrouw en de man kennelijk niet gelukt om hierover afspraken te maken. Op dit moment is er ook geen enkel contact meer tussen de vrouw en de man. In aansluiting op het advies van de Raad is de rechtbank in beginsel niet tegen een contactregeling, maar voordat deze tot stand kan komen dient er meer duidelijkheid te zijn over de situatie van de man, waaronder zijn verblijfplaats en de mogelijkheden om voor de minderjarige stabiliteit te waarborgen en betrouwbaar te zijn. Hiervoor is het partijen aan te raden om passende hulpverlening in te schakelen. Dit betekent dat de rechtbank het verzoek tot vaststelling van een contactregeling zal afwijzen.
Kinderbijdrage
4.8.
De vrouw legt aan haar verzoek ten grondslag dat de minderjarige behoefte heeft aan een onderhoudsbijdrage van de man en dat hij de financiële draagkracht heeft die te voldoen.
4.9.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van de vrouw als niet weersproken en op de wet gegrond kan worden toegewezen. Dat betekent dat de rechtbank de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de verzorging en opvoeding van de minderjarige zal vaststellen op € 467,50 per maand, met ingang van 15 februari 2024.

4.De beslissing

De rechtbank
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2019,
zijn hoofdverblijf heeft bij de vrouw;
bepaalt dat de man met ingang van 15 februari 2024 ten behoeve van de verzorging en opvoeding van genoemde minderjarige aan de vrouw, voor de toekomst bij vooruitbetaling, zal voldoen een bedrag van € 467,50 (vierhonderdzevenenzestig euro en vijftig cent) per maand;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Willemsen, en, in tegenwoordigheid van mr. Tillie, griffier, in het openbaar uitgesproken op 26 september 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.