Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van de procedure
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk;
- de vader;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 4 januari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2006. De zaak betreft de minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], die onder toezicht staat van de Gecertificeerde Instelling (GI) Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering. De ouders van [minderjarige] zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de minderjarige woont bij zijn moeder. De GI heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij zijn vader voor de duur van zes maanden, omdat er geen vooruitgang is geboekt in de situatie van [minderjarige]. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [minderjarige] zelf de wens heeft uitgesproken om bij zijn vader te wonen, omdat hij daar meer structuur en regels ervaart. De kinderrechter heeft de situatie van [minderjarige] en de betrokken hulpverlening beoordeeld en geconcludeerd dat een uithuisplaatsing bij de vader noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige]. De kinderrechter heeft de machtiging verleend, met de opmerking dat dit een proefplaatsing betreft en dat de situatie over zes maanden opnieuw geëvalueerd zal worden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.