ECLI:NL:RBZWB:2024:663

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 januari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
C/02/414933 / JE RK 23-1820
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • J. van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige tijdens mondelinge behandeling

Op 11 januari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak werd behandeld in het kader van een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, de gecertificeerde instelling (GI), om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen. De moeder van [minderjarige], die het ouderlijk gezag heeft, was niet aanwezig tijdens de mondelinge behandeling, omdat zij op vakantie was. Haar advocaat heeft aangevoerd dat de moeder geen vertrouwen heeft in de GI en dat de zorgen over [minderjarige] niet zo groot zijn dat een verlenging van de ondertoezichtstelling gerechtvaardigd is. De moeder verzocht om opheffing van de ondertoezichtstelling, met de mogelijkheid om de zaak op basis van de stukken af te doen.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft de jeugdzorgwerkster van de GI, mevrouw [naam], verklaard dat er nog steeds zorgen zijn over de relatie tussen [minderjarige] en zijn moeder, en dat de moeder ambivalent is ten aanzien van de hulpverlening. De jeugdzorgwerkster heeft aangegeven dat de moeder sinds begin december 2023 geen contact meer heeft willen hebben met haar. Gezien de situatie en de leeftijd van [minderjarige], die inmiddels 17 jaar is, heeft de jeugdzorgwerkster besloten om het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling in te trekken. De kinderrechter heeft dit verzoek afgewezen, waardoor de ondertoezichtstelling niet wordt verlengd.

De kinderrechter heeft in zijn beslissing benadrukt dat het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling niet meer kan worden onderzocht, omdat het is ingetrokken. De kinderrechter heeft de zaak overgedragen aan de procesregisseur van de gemeente Roosendaal voor verdere afhandeling. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. J. van Triest, kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier mr. Snatersen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/414933 / JE RK 23-1820
Datum uitspraak: 11 januari 2024
Nadere beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
locatie Middelburg,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2007 in [geboorteplaats] ( [land] ),
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. K. Logtenberg te Rotterdam.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van 14 december 2023 en alle daarin vermelde stukken;
- het e-mailbericht van de moeder van 23 november 2023 gericht aan de rechtbank;
- het e-mailbericht van de griffier van 21 december 2023 gericht aan de moeder;
- de brief van de advocaat van de moeder van 29 december 2023.
1.2
Op 4 januari 2024 heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren mondeling behandeld. De betrokken jeugdzorgwerkster van de GI, mevrouw [naam], heeft aan de mondelinge behandeling deelgenomen door middel van een digitale verbinding via Teams.
De moeder en haar advocaat zijn met voorafgaand bericht niet op de mondelinge behandeling verschenen.
1.3
[minderjarige] is in de gelegenheid gesteld om met de kinderrechter over het (resterende) verzoek van de GI te praten tijdens een kindgesprek. Hij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
2.
De feiten
2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.3.
Bij beschikking van 22 juni 2022 is [minderjarige] onder toezicht van de GI gesteld. De ondertoezichtstelling van [minderjarige] is nadien verlengd, laatstelijk tot 22 december 2023.
2.4.
De GI heeft bij verzoekschrift van 16 oktober 2023 verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Bij voormelde beschikking van 14 december 2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] ambtshalve verlengd met ingang van 22 december 2023 tot 22 januari 2024.
Het resterende deel van het verzoek van de GI van 16 oktober 2023 tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] is aangehouden tot de onderhavige mondelinge behandeling.

3.De standpunten

De advocaat van de moeder heeft bij brief van 29 december 2023 bericht dat de moeder in verband met een vakantie met het gezin niet op de mondelinge behandeling zal verschijnen. Daarnaast heeft de advocaat van de moeder, kort samengevat, aangevoerd dat de moeder geen vertrouwen in de GI heeft en dat de moeder denkt dat de hulpverlening voor [minderjarige] veel beter door haarzelf kan worden geregeld. De zorgen over [minderjarige] zijn niet dermate groot dat dit nog langer een ondertoezichtstelling rechtvaardigt. Ook is het onjuist dat vrijwillige hulpverlening faalt of dreigt te falen. De dwang van een ondertoezichtstelling maakt alles volgens de moeder gecompliceerder en een verlenging zal eerder contraproductief zijn. Daarnaast is er een patstelling ontstaan: de moeder wil niet meer samenwerken met de betrokken jeugdzorgwerkster mevrouw [naam], terwijl [minderjarige] niet aan een nieuwe jeugdzorgwerker wil wennen. Verzocht wordt om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] op te heffen. De moeder kan ermee instemmen indien de zaak op de stukken wordt afgedaan.
De jeugdzorgwerkster van de GI heeft tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, naar voren gebracht dat de moeder ambivalent is ten aanzien van hulpverlening en wisselend is in wat zij wil. Er zijn nog steeds zorgen over de onderlinge relatie tussen [minderjarige] en de moeder, die bestaat uit aantrekken en afstoten, en over de algehele ontwikkeling van [minderjarige] . De moeder heeft geprobeerd [minderjarige] aan te melden voor een persoonlijkheidsonderzoek via de Viersprong, maar deze aanmelding is geweigerd. Vervolgens heeft de jeugdzorgwerkster een aanvraag bij de Viersprong gedaan voor een breed systeemonderzoek, maar toen het de moeder bekend werd dat de jeugdzorgwerkster zou aansluiten bij het intakegesprek heeft de moeder besloten haar medewerking hieraan niet meer te verlenen. De jeugdzorgwerkster heeft geprobeerd hierover het gesprek met de moeder aan te gaan, maar sinds begin december 2023 houdt de moeder het contact met de jeugdzorgwerkster af. Het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] is ingediend om in de komende periode de situatie te monitoren. Daarvoor is de inzet van hulpverlening nodig, maar de hulpverlening krijgt niet tot nauwelijks toegang tot het systeem. Dit is een terugkerend patroon en dat maakt dat een ondertoezichtstelling weinig tot geen verbetering brengt. Een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] heeft volgens de jeugdzorgwerkster, hoe spijtig ook, daarom geen meerwaarde. De moeder heeft bovendien duidelijk te kennen gegeven niet meer open te staan voor contact met de GI en het is volgens de jeugdzorgwerkster niet in het belang van [minderjarige] om hierover de strijd aan te (blijven) gaan met de moeder omdat dit haar draaglast alleen maar zal vergroten hetgeen een negatieve invloed zal hebben op de dynamiek van het gezin. Bovendien is [minderjarige] inmiddels 17 jaar en is hij tot op heden weinig gemotiveerd voor hulpverlening. [minderjarige] heeft de beschikking over het telefoonnummer van de jeugdzorgwerkster en hij weet dat zij voor hem bereikbaar is. Op grond van dit alles ziet de jeugdzorgwerkster aanleiding om het resterende verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] niet langer te handhaven, maar in te trekken. De zaak zal worden overgedragen aan de procesregisseur van de gemeente Roosendaal met het verzoek om de aanmelding van [minderjarige] en de moeder bij de Viersprong voor een breed systeemonderzoek over te nemen.

4.De beoordeling

De jeugdzorgwerkster heeft tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd toegelicht waarom zij aanleiding ziet om het resterende deel van het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] in te trekken. Dit betekent dat het resterende verzoek niet meer kan worden onderzocht. De kinderrechter zal dat verzoek dan ook afwijzen.

5.De beslissing

De kinderrechter:
wijst het resterende deel van het verzoek van de GI tot het verlengen van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] af.
Deze beschikking is in het openbaar uitgesproken door mr. Van Triest, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Snatersen op 11 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.