ECLI:NL:RBZWB:2024:664

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 januari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
C/02/416434 / KG ZA 23-577
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Bogaert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van ouders in hun vordering tegen de gemeente Hilvarenbeek betreffende inschrijving van hun kind op school

In deze zaak hebben de ouders, beiden wonende te Hilvarenbeek, een kort geding aangespannen tegen de gemeente Hilvarenbeek. De ouders vorderen dat de gemeente hen verbiedt om hun kind, [minderjarige], aan te melden en in te laten schrijven op een school, op straffe van een dwangsom. De ouders stellen dat zij recht hebben op vrijstelling van de inschrijvingsverplichting op basis van de Leerplichtwet 1969, maar de gemeente heeft hun verzoek afgewezen. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 8 januari 2024 behandeld, waarbij de ouders bijgestaan werden door hun advocaat, mr. W. Brussee, en de gemeente door mr. B.C.W. Smits. De Raad voor de Kinderbescherming was ook betrokken in de procedure.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de ouders niet-ontvankelijk zijn in hun vordering. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de gemeente en de leerplichtambtenaar geen wettelijke bevoegdheid hebben om de ouders op te dragen hun kind in te schrijven op een school. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen spoedeisend belang is voor de ouders om de gemeente in rechte te betrekken, aangezien het nog onduidelijk is of er gevolgen zullen zijn voor het niet inschrijven van hun kind. De ouders hebben onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hun vordering spoedeisend is en dat er juridische gronden zijn voor hun verzoek.

De voorzieningenrechter heeft ook de vorderingen in reconventie van de gemeente afgewezen en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 15 januari 2024 door mr. Bogaert, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Snatersen, griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
zaaknummer: C/02/416434 / KG ZA 23-577
Vonnis in kort geding van 15 januari 2024
in de zaak van
[de vader]en
[de moeder],
beiden wonende te [woonplaats] (gemeente Hilvarenbeek),
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
hierna te noemen de ouders,
advocaat: mr. W. Brussee,
tegen
GEMEENTE HILVARENBEEK,
zetelende te Hilvarenbeek,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen de gemeente,
advocaat: mr. B.C.W. Smits.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de Raad, om de voorzieningenrechter over de vorderingen te adviseren.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 december 2023 met 26 producties;
- de conclusie van antwoord met 23 producties, tevens eis in reconventie;
- de brief van mr. Brussee met 6 producties.
1.2
Op 8 januari 2024 heeft de voorzieningenrechter de zaak mondeling met gesloten deuren behandeld omdat het belang van na te noemen minderjarige en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eiste.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Ook was er een medewerker namens de Raad aanwezig.
Verder waren met toestemming van de voorzieningenrechter aanwezig mevrouw [naam 1] en mevrouw [naam 2] , beiden werkzaam als leerplichtconsulent, afdeling Veiligheid en Wijken van de gemeente Tilburg.
1.4
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[de vader] en [de moeder] zijn de ouders en wettelijk vertegenwoordigers van [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ). [minderjarige] is geboren op
[geboortedag] 2017 en is daarom ten tijde van dit kort geding minderjarig en leerplichtig.
2.2
De ouders hebben [minderjarige] in het schooljaar 2022-2023 aangemeld bij de [basisschool] in [plaats] (België). Zij heeft op deze school onderwijs gevolgd vanaf 9 januari 2023 tot 31 juni 2023.
2.3
Op 17 juni 2023 hebben de ouders aan de gemeente Hilvarenbeek kennis gegeven voor het schooljaar 2023-2024 aanspraak te maken op vrijstelling van de verplichting tot inschrijving van [minderjarige] als bedoeld in artikel 5 aanhef en onder b van de Leerplichtwet 1969. De ouders hebben hiervoor gebruik gemaakt van het formulier ‘Verklaring bedenkingen tegen de richting van de school’. In een bijgevoegde bijlage hebben de ouders zowel een lijst van scholen waartegen hun bezwaren bestaan als hun richtingsbezwaren kenbaar gemaakt.
2.4
Bij brief van 4 juli 2023 heeft de leerplichtambtenaar namens de gemeente de ouders meegedeeld dat hun beroep op vrijstelling van de inschrijvingsverplichting is afgewezen. Uit onderzoek is gebleken dat de richtingsbezwaren van de ouders niet concreet en zwaarwegend genoeg zijn om aanspraak te maken op vrijstelling van de inschrijvingsverplichting. Daarbij zijn de ouders verzocht om [minderjarige] binnen twee weken aan te melden bij een school op straffe van een strafrechtelijke procedure. De ouders hebben hierop schriftelijk gereageerd bij brief van 25 juli 2023.
2.5
Op 28 september 2023 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen de ouders en de leerplichtambtenaar waarin aan de ouders is toegelicht wat de gevolgen zijn van het niet voldoen aan de Leerplichtwet 1969. Op 2 oktober 2023 heeft de leerplichtambtenaar namens de gemeente een waarschuwingsbrief aan de ouders verstuurd. Op deze brief hebben de ouders schriftelijk gereageerd bij brief van 15 oktober 2023 waarbij de ouders de gemeente, meer specifiek de leerplichtambtenaar, hebben verzocht om het proces tot het opstellen van een proces-verbaal twee weken aan te houden in afwachting van reacties van schooldirecteuren. Bij brief van 25 oktober 2023 heeft de teammanager Leerplicht-RMC Midden-Brabant, werklocatie gemeente Tilburg, de ouders bericht dat de vrijstellingsprocedure niet wordt heropend noch dat deze opnieuw wordt doorlopen en dat door de ouders rechtsmiddelen kunnen worden aangewend op het moment dat zij een proces-verbaal ontvangen vanwege de overtreding van de Leerplichtwet 1969.
2.6
De ouders geven [minderjarige] sinds de start van het schooljaar 2023-2024 thuisonderwijs.

3.Het geschil

3.1
De ouders vorderen in conventie bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- de gemeente te verbieden om hen direct of indirect op te dragen [minderjarige] dit schooljaar (2023-2024) aan te melden en in te laten schrijven op een school, op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag of dagdeel dat de gemeente nalaat overeenkomstig het vonnis te handelen;
- met veroordeling van de gemeente in de kosten van de procedure.
3.2
De gemeente voert verweer tegen de vorderingen van de ouders in conventie en concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring, ontzegging dan wel afwijzing van die vorderingen. In reconventie vordert de gemeente bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, tot veroordeling van de ouders in de kosten van de procedure, daaronder uitdrukkelijk begrepen de nakosten, onder bepaling dat de ouders de wettelijke rente over deze kosten zijn verschuldigd wanneer zij deze kosten niet binnen veertien dagen na het in dezen te wijzen vonnis hebben voldaan.

4.De beoordeling

4.1
Vanwege de nauwe samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie, zullen deze vorderingen gezamenlijk worden behandeld.
Spoedeisend belang
4.2
In een kort geding geldt het vereiste van een spoedeisend belang. Dit houdt in dat een voorziening in kort geding slechts kan worden gegeven als er sprake is van een spoedeisende zaak waarin een onmiddellijke voorziening bij voorraad is vereist. Met andere woorden, de voorzieningenrechter zal moeten onderzoeken of in de onderhavige procedure een ordemaatregel moet worden opgelegd.
4.3
De ouders stellen een spoedeisend belang te hebben bij de door hen gevraagde voorziening waarvan de grondslag van de vordering is dat de gemeente jegens [minderjarige] onrechtmatig heeft gehandeld door het beroep op vrijstelling van de inschrijvingsverplichting niet te honoreren dan wel door het beroep hierop af te wijzen zonder de verplichte onderzoeksfase zorgvuldig te hebben doorlopen. Op straffe van een strafrechtelijke procedure draagt de gemeente hen nu direct of indirect op [minderjarige] bij een school, die niet strookt met hun levensovertuiging, aan te melden en om haar aldaar in te schrijven. Van hen kan niet worden verwacht dat zij de uitkomst van een mogelijke strafzaak afwachten.
4.4
De gemeente betwist het spoedeisend belang en voert aan dat, wanneer de ouders ervan overtuigd zijn dat zij niets fout doen, er geen enkele reden voor hen bestaat om niet te wachten op de uitkomst van een mogelijke strafzaak. Dat er binnenkort een proces-verbaal wordt opgemaakt door de leerplichtambtenaar wil bovendien niet zeggen dat er door de officier van justitie ook wordt vervolgd. Deze keuze is aan de officier van justitie. Een proces-verbaal van bevindingen is geen opdracht aan de ouders maar een kennisgeving aan de officier van justitie dat er naar de mening van de leerplichtambtenaar een strafbaar feit wordt gepleegd. Het onderzoek en het proberen de ouders te bewegen tot een schoolinschrijving als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969 heeft al plaatsgevonden. Daarnaast heeft de gemeente erop gewezen dat zij noch de leerplichtambtenaar de bevoegdheid heeft om de ouders op te dragen hun kind [minderjarige] in te schrijven op een school.
4.5
Uit hetgeen de ouders aan hun vordering jegens de gemeente ten grondslag heeft gelegd kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen (spoedeisend) belang worden afgeleid.
Daartoe overweegt de voorzieningenrechter allereerst dat de gemeente noch de leerplichtambtenaar uit naam van de gemeente een wettelijke bevoegdheid toekomt om de ouders op te dragen [minderjarige] in te schrijven op een school. Het is voor de gemeente dan ook onmogelijk om juridisch bezien aan het gevorderde te voldoen. Niet valt in te zien wat daarom het (spoedeisend) belang van de ouders is om de gemeente in rechte te betrekken.
Daarnaast hebben de ouders naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk gemaakt waarom het verhoor, waarvoor zij inmiddels zijn uitgenodigd door de leerplichtambtenaar ten behoeve van het opmaken van een proces-verbaal, niet kan worden afgewacht om hun bezwaren tegen de afwijzing van hun beroep op vrijstelling van de inschrijvingsverplichting, ook voor zover deze bezwaren betrekking hebben op de onderzoeksplicht van de leerplichtambtenaar bij de beoordeling van een dergelijk beroep, naar voren te brengen dan wel in een strafrechtelijke procedure indien het openbaar ministerie zou besluiten tot vervolging van de ouders over te gaan. Bovendien is het nu nog niet duidelijk óf de leerplichtambtenaar daadwerkelijk tot het opmaken van een proces-verbaal over zal gaan en zo ja, of na insturing van dit proces-verbaal er ook tot strafvervolging door het openbaar ministerie zal worden besloten. Met andere woorden:bij de huidige stand van zaken is het nog onzeker of aan het niet voldoen van de verplichting tot inschrijving van [minderjarige] op een school gevolgen zijn verbonden. Dit maakt eveneens dat een spoedeisend belang bij de vordering van de ouders ontbreekt.
Tot slot overweegt de voorzieningenrechter nog het volgende.
Volgens de ouders voldoen zij aan de wettelijke voorwaarden voor vrijstelling van de inschrijvingsverplichting, maar is hun beroep op vrijstelling van de inschrijvingsverplichting onterecht afgewezen waaraan diverse procedurele en inhoudelijke gebreken kleven. De ouders verzoeken de voorzieningenrechter in een kort geding zich hierover in het licht van hun vordering uit te spreken. Met de gemeente is de voorzieningenrechter van oordeel dat dit een onaanvaardbare doorkruising van het stelsel van de wet zou meebrengen. Het is aan de kantonrechter in het kader van een strafrechtelijke procedure om zich hierover te buigen en om zich een oordeel te vormen of de ouders al dan niet een beroep toekomt op vrijstelling van hun verplichting om hun kind [minderjarige] in te schrijven bij een school.
4.6
Het vorenstaande leidt ertoe dat de ouders niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering om de gemeente te verbieden hen direct of indirect op te dragen [minderjarige] dit schooljaar (2023-2024) aan te melden en om haar in te laten schrijven op een school op straffe van een dwangsom.
Proceskostenveroordeling
4.7
Partijen vorderen over en weer een veroordeling in de proceskosten. Zo’n vordering is alleen toewijsbaar in geval van misbruik van het procesrecht of onrechtmatig handelen. Dat is hier naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aan de orde. Dit betekent dat de proceskosten tussen de ouders en de gemeente worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
5.1
verklaart de ouders niet-ontvankelijk in hun vordering om de gemeente te verbieden hen direct of indirect op te dragen [minderjarige] dit schooljaar (2023-2024) aan te melden en om haar in te laten schrijven op een school op straffe van een dwangsom;
5.2
wijst de vordering tot veroordeling van de gemeente in de proceskosten af;
5.3
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in reconventie
5.4
wijst de vordering tot veroordeling van de ouders in de proceskosten af;
5.5
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Bogaert, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2024 in tegenwoordigheid van mr. Snatersen, griffier.