Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[de moeder],
1.De procedure
2.De feiten
[geboortedag] 2017 en is daarom ten tijde van dit kort geding minderjarig en leerplichtig.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak hebben de ouders, beiden wonende te Hilvarenbeek, een kort geding aangespannen tegen de gemeente Hilvarenbeek. De ouders vorderen dat de gemeente hen verbiedt om hun kind, [minderjarige], aan te melden en in te laten schrijven op een school, op straffe van een dwangsom. De ouders stellen dat zij recht hebben op vrijstelling van de inschrijvingsverplichting op basis van de Leerplichtwet 1969, maar de gemeente heeft hun verzoek afgewezen. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 8 januari 2024 behandeld, waarbij de ouders bijgestaan werden door hun advocaat, mr. W. Brussee, en de gemeente door mr. B.C.W. Smits. De Raad voor de Kinderbescherming was ook betrokken in de procedure.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de ouders niet-ontvankelijk zijn in hun vordering. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de gemeente en de leerplichtambtenaar geen wettelijke bevoegdheid hebben om de ouders op te dragen hun kind in te schrijven op een school. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen spoedeisend belang is voor de ouders om de gemeente in rechte te betrekken, aangezien het nog onduidelijk is of er gevolgen zullen zijn voor het niet inschrijven van hun kind. De ouders hebben onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hun vordering spoedeisend is en dat er juridische gronden zijn voor hun verzoek.
De voorzieningenrechter heeft ook de vorderingen in reconventie van de gemeente afgewezen en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 15 januari 2024 door mr. Bogaert, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Snatersen, griffier.