ECLI:NL:RBZWB:2024:6645

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 september 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
02-081119-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • J. Phillips
  • M. van Triest
  • A. Hendriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bankhelpdeskfraude met meerdere slachtoffers en vorderingen van benadeelde partijen

Op 30 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij bankhelpdeskfraude. De zaak betreft meerdere aangiftes van slachtoffers die door middel van een valse hoedanigheid en listige kunstgrepen zijn opgelicht. De verdachte, geboren in 2004, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. W. de Deugd. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 16 september 2024, waarbij de officier van justitie, mr. Van der Hamsvoord, en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte onder andere het medeplegen van oplichting en diefstal, waarbij de verdachte samen met anderen handelde.

De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders. De verdachte had een actieve rol in het ophalen van bankpassen en het pinnen van geldbedragen, wat cruciaal was voor het voltooien van de oplichting. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan beide ten laste gelegde feiten, maar sprak hem partieel vrij van de oplichting van een specifieke aangever, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij dat feit.

De rechtbank legde een jeugddetentie van vier maanden voorwaardelijk op, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 180 uur. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer 10] en De Volksbank, die gezamenlijk een aanzienlijk bedrag aan materiële schade vorderden. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat leidde tot een matiging van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team jeugd
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-081119-23
vonnis van de meervoudige kamer van 30 september 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsvrouw mr. W. de Deugd, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 16 september 2024, waarbij de officier van justitie, mr. Van der Hamsvoord, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:personen heeft opgelicht door middel van bankhelpdeskfraude;
feit 2:geldbedragen heeft gestolen met door de bankhelpdeskfraude verkregen bankpassen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan beide ten laste gelegde feiten. Zij heeft daarbij aangevoerd dat steeds dezelfde modus operandi is gebruikt en dat verdachte te herkennen is op de camerabeelden bij de verschillende geldautomaten. Verdachte stond in nauw contact met zijn mededaders en er is sprake geweest van een planmatige en geraffineerde aanpak waarin verdachte een substantiële rol heeft gehad. Er is dan ook sprake van een nauwe en bewuste samenwerking geweest tussen verdachte en zijn mededaders.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat verdachte vrijgesproken moet worden van het onder feit 1 ten laste gelegde medeplegen van oplichting. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat er geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering. De rol van verdachte is niet van zodanige aard geweest dat hij kan worden beschouwd als een medepleger. Hij had een ondergeschikte rol.
Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte partieel vrijgesproken moet worden van de oplichting van [aangever] (zaak 11). Verdachte ontkent dat hij bij dit feit betrokken is geweest. Ook is hij niet herkenbaar op de camerabeelden en bevat het dossier verder geen aanwijzingen van de betrokkenheid van verdachte. Bovendien verschilt de modus operandi van deze zaak van die van de andere zaken in het dossier.
Verder is door de verdediging aangevoerd dat verdachte ook partieel vrijgesproken moet worden van feit 2 voor zover dit de zaak betreft van [aangever] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Zaak 11 aangever [aangever]
Op 30 maart 2022 is aangever [aangever] opgelicht door zogenaamde bankhelpdeskfraude. Van de bankrekening van [aangever] is € 5.000,00 gepind nadat door een persoon de bankpas van de ABN-Amro en een tablet en later ook van de Rabobank bij aangever zijn opgehaald. Ook is aangever telefonisch door een man met de naam [naam 1] bewogen om zijn pincodes af te geven. Aangever beschrijft dat deze spullen werden opgehaald door een man van in de 30 jaar die aangaf dat hij van DHL was. Dit feit loopt niet geheel in lijn met de modus operandi in de andere zaken in dit dossier, waarbij vooral sprake was van rekeningen bij de ASN-bank of SNS (en eenmaal de ABN-Amro) en aangevers met name spraken met een vrouw, die zich vaak [naam 2] of [naam 3] noemde. Ook de naam [naam 4] (als beller) en [naam 5] of [naam 6] en de plaatsnaam [plaats] komen vaak terug in deze zaken. Verdachte heeft verklaard dat hij degene is geweest die de naam [naam 5] of [naam 6] gebruikte. In de aangifte van [aangever] komen deze namen niet voor. Het dossier bevat wel camerabeelden van de betreffende pintransacties. Op deze beelden is een persoon te zien die een donkere jas draagt en zwarte schoenen met een witte zool. Hoewel verdachte heeft verklaard soortgelijke kleding te hebben gehad, kan de rechtbank verder niet objectief vaststellen dat het verdachte is geweest die deze pintransacties heeft uitgevoerd. Het dossier bevat verder ook geen bewijsmiddelen zoals een proces-verbaal van herkenning om dit vast te stellen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de feiten in de zaak van [aangever] (zaak 11).
De rechtbank zal hem dan ook partieel vrijspreken van feit 1 en feit 2 voor zover het de zaak van [aangever] betreft.
Modus operandi
Met de aangevers (zaak 1 tot en met 10) werd in de periode van 12 november tot en met 20 december 2021 telefonisch contact opgenomen door een persoon die zich voordeed als een medewerker van een bank. Deze persoon vertelde de aangevers dat er werd geprobeerd om geld van de bankrekeningen te halen en/of dat er sprake was van een verdachte situatie. De bankrekeningen van de aangevers moesten geblokkeerd worden en er moesten nieuwe bankpassen worden aangevraagd. Ook werd gevraagd om de pincodes door te geven. De aangevers moesten hun bankpas(sen) in een envelop doen en er werd hen verteld dat een medewerker van de bank de bankpas(sen) thuis bij de aangevers zou komen ophalen. Deze jongen stelde zich voor onder een valse naam en hij nam de bankpassen en in een aantal gevallen ook telefoons, een tablet en/of e-readers in ontvangst en vertrok weer. Ondertussen werden de aangevers aan de telefoon gehouden door de persoon die hen eerder had gebeld. Kort nadat de jongen de bankpassen had opgehaald werden er meerdere transacties uitgevoerd bij een pinautomaat in de buurt van de woningen van aangevers waarbij, soms na verhoging van de limiet voor het pinnen van contant geld, grote geldbedragen werden gepind. Ook zijn er in een aantal zaken met de gestolen bankpassen aankopen gedaan in winkels.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij degene is geweest die de bankpassen heeft opgehaald bij de aangevers en vervolgens bedragen is gaan pinnen bij de geldautomaten en aankopen heeft gedaan in winkels. Hij kreeg de pincodes die hoorden bij de betreffende bankpassen door op zijn telefoon via Snapchat. Verdachte kreeg steeds de opdracht om naar een adres te gaan om de bankpassen op te halen. Hij werd door iemand met de auto daar naartoe gebracht en vervolgens reden zij door naar een geldautomaat. Verdachte pinde het geld. Vervolgens gaf verdachte dit geld aan degene in de auto en van de buit kreeg hij zelf ongeveer tien procent.
Nauwe en bewuste samenwerking
Deze wijze van oplichting, waarbij aangevers telefonisch worden benaderd door personen die zich voordoen als bankmedewerkers en aangeven dat er sprake is van een verdachte situatie, om zodoende de beschikking te krijgen over bankpassen en pincodes, vergt een planmatige aanpak, intensieve samenwerking en duidelijke afstemming tussen de daarbij betrokken personen. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat verdachte heeft deelgenomen aan dit samenwerkingsverband en daarin zijn eigen taak en een wezenlijke bijdrage had, namelijk het ophalen van de bankpassen en het pinnen van de geldbedragen, hetgeen cruciaal was voor het voltooien van de oplichting. Verdachte heeft tijdens deze handelingen steeds in nauw contact gestaan met zijn mededaders en werkte nauw met hen samen om het oplichtingstraject succesvol uit te voeren. Anders dan de verdediging concludeert de rechtbank dat verdachte kennis heeft gehad van de handelingen van zijn mededaders en is van een onderschikte rol niet gebleken. Bovendien heeft hij gedeeld in de buit.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de mededaders die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten voor het overige wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. in de periode van 12 november 2021 tot en met
20 december 2021te
Veenendaal, Zieuwent, Ermelo, ’s-Hertogenbosch, Amsterdam, Gouda,
Heerenveen, Kapelle, Lewedorp, Hulst, Drunen, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging
metanderen,
meermalen met het oogmerk om zich en een ander
of anderenwederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een
valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel
van verdichtsels, meer personen, te weten slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9]
en[slachtoffer 10] , hebben bewogen tot de afgifte van enig goed,
enhet ter beschikking stellen van gegevens, te weten het ter beschikking stellen van pincodes en de afgifte van betaalpassen en de afgifte van een of meer telefoons, tablet en
e-readers, door
- telefonisch contact op te nemen met die slachtoffers en
- zich voor te doen als bankmedewerker van de ABN Amro en/of
de ASN Bank en/of de SNS bank,
en/of
- die slachtoffers te vertellen dat er geprobeerd is een geldbedrag van hun rekening af te schrijven en/of
- die slachtoffers te vertellen dat er (ongewenste) transacties plaatsvonden vanaf de rekeningen van aangevers en/of
- die slachtoffers te vertellen dat zij de transacties heeft kunnen tegenhouden en/of
- die slachtoffers te vertellen dat in verband met veiligheidsredenen de bankpas vervangen/geblokkeerd moet worden en/of
- die slachtoffers te verzoeken hun pincodes in te spreken en/of in te typen en/of
- die slachtoffers te vertellen dat een bankmedewerker de pinpassen zou
komen ophalen en/of
- die slachtoffers te verzoeken hun bankpassen in een envelop te doen en
- zich naar de woning van die slachtoffers te begeven en
- vervolgens de bankpassen, telefoon(s), tablet en/of e-reader(s) in ontvangst te nemen en mee te nemen en
- zich naar betaalautomaten te begeven en
- vervolgens geldbedragen met behulp van betaalpassen en pincodes van de rekeningen van die slachtoffers op te nemen;
Tekst

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert het meerderjarigenstrafrecht toe te passen nu verdachte bij een deel van de feiten reeds meerderjarig was. Zij vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van tien maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat er sprake is van een eendaadse samenloop. De verdediging verzoekt bovendien in de strafmaat rekening te houden met het overschrijden van de redelijke termijn en toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Gezien de persoonlijke omstandigheden van verdachte verzoekt de verdediging geen onvoorwaardelijke detentie op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich in georganiseerd verband schuldig gemaakt aan meerdere oplichtingen. Door middel van zogenoemde bankhelpdeskfraude hebben verdachte en zijn mededaders op slinkse wijze bankpassen en creditcards bemachtigd om daarmee vervolgens in totaal ruim
€ 97.000,- van de bankrekeningen van de slachtoffers op te nemen. Ook hebben ze hen telefoons, een tablet en e-readers afhandig gemaakt. Bankhelpdeskfraude is een steeds meer voorkomende vorm van criminaliteit die voor verdachten op relatief gemakkelijke wijze zeer lucratief kan zijn. Verdachte en zijn medeverdachten hebben hiermee een spoor van vernieling achtergelaten en zij hebben op grote schaal misbruik gemaakt van het gewekte vertrouwen van aangevers, die dachten dat zij op deze wijze konden voorkomen dat zij veel geld zouden kwijtraken. Het tegendeel bleek waar. De rechtbank rekent het verdachte zeer zwaar aan dat hij en zijn mededaders doelbewust het vertrouwen van de slachtoffers hebben gewonnen alvorens hen geld en spullen afhandig te maken. Het is extra kwalijk dat juist oudere mensen tot slachtoffer zijn gemaakt, vanwege hun grotere kwetsbaarheid en afhankelijkheid. Verdachte en de medeverdachten hebben op een even routinematige als gewetenloze wijze deze door hun hoge leeftijd kwetsbare mensen als gemakkelijke prooi gezien. Uit hetgeen door onder meer aangeefster [slachtoffer 10] naar voren is gebracht in haar onderbouwing van de vordering tot schadevergoeding, is gebleken wat de enorme impact van het handelen van verdachte en zijn mededaders op haar leven is geweest en nog is. Ook uit de aangiften van de andere aangevers blijkt dat zij zich fors in hun gevoel van veiligheid aangetast voelen en hun vertrouwen in de banken is geschaad. Verdachte heeft slechts uit financieel gewin gehandeld en zich geen rekenschap gegeven van deze persoonlijke gevolgen voor de slachtoffers.
Samenloop
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot feit 1 en feit 2 sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt.
Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is verder van toepassing nu verdachte bij vonnis van deze rechtbank van 31 maart 2023 is veroordeeld voor strafbare feiten die zijn gepleegd na de in deze zaak ten laste gelegde feiten.
Persoon van verdachte
De rechtbank slaat acht op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor een soortgelijke fraudezaak.
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 5 augustus 2024. De Raad heeft zich een beperkt beeld van verdachte kunnen vormen, omdat de Raad alleen toestemming van verdachte heeft gekregen om contact met zijn reclasseerder op te nemen. Het huidige toezicht door Reclassering Nederland lijkt goed te verlopen. Verdachte stelt zich begeleidbaar op en neemt deel aan de gesprekken. Verdachte heeft een baan en hij woont weer bij zijn ouders. De Raad vraagt zich af in hoeverre een pedagogische strafadvisering nog aan de orde is gezien het tijdsverloop en de huidige leeftijd van verdachte. Met de beperkte informatie die de Raad heeft ontvangen, adviseert de Raad verdachte bij een bewezenverklaring een onvoorwaardelijke werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen.
De op te leggen straf
Jeugdstrafrecht
Nu verdachte wordt veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten die hij heeft gepleegd terwijl hij nog minderjarig was, zal het jeugdstrafrecht worden toegepast.
Gelet op de rol van verdachte in het geheel en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, is in beginsel een (deels) onvoorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden.
Redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in art. 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft in deze zaak, waarin het strafrecht voor jeugdigen wordt toegepast, te gelden dat de behandeling ter terechtzitting met een eindvonnis dient te zijn afgerond binnen zestien maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. De redelijke termijn is op 28 juni 2022 aangevangen en dus ruim overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straffen tot gevolg moet hebben in die zin dat de aan verdachte op te leggen jeugddetentie in zijn geheel voorwaardelijk zal worden opgelegd.
Alles afwegende zal de rechtbank verdachte een werkstraf opleggen van 180 uur, te vervangen door 90 dagen jeugddetentie als de werkstraf niet of niet naar behoren wordt verricht, en een voorwaardelijke jeugddetentie van vier maanden met een proeftijd van twee jaar.

7.De benadeelde partij

[slachtoffer 10] (zaak 10)

De benadeelde partij [slachtoffer 10] vordert een schadevergoeding van € 2.869,00 waarvan
€ 2.069,00 materiële schade en € 800,00 immateriële schade.
De officier van justitie stelt zich ten aanzien van de hoogte van de gevorderde immateriële schade op het standpunt dat op dit punt aansluiting moet worden gezocht bij de jurisprudentie en dat dit bedrag gematigd dient te worden tot € 500,00. De vordering ligt voor het overige voor toewijzing gereed.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de inhoud en hoogte van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 10] .
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de hem tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 2.569,00, waarvan € 2.069,00 materiële schade en € 500,00 immateriële schade.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Gelet op de jurisprudentie en de bedragen die in soortgelijke zaken aan immateriële schade worden toegekend acht de rechtbank een matiging van het gevorderde bedrag op zijn plaats.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
[aangever]
De benadeelde partij [aangever] vordert een schadevergoeding van € 4.238,00 aan materiële schade.
De officier van justitie is van mening dat de vordering van deze benadeelde partij kan worden toegewezen.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en stelt zich dan ook op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan met betrekking tot deze benadeelde partij. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De Volksbank
De benadeelde partij De Volksbank (waar onder andere de ASN en SNS onder vallen, zo blijkt uit de vordering) vordert een schadevergoeding van € 61.532,10 aan materiële schade.
De Volksbank heeft zich in dit strafproces gevoegd, omdat zij de betrokken klanten ( [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] ) schadeloos hebben gesteld en deze schade aan hen hebben vergoed. Daarnaast hebben zij onderzoekskosten gemaakt. De Volksbank heeft voorts verzocht de wettelijke rente te bepalen en tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie is van mening dat de vordering van De Volksbank kan worden toegewezen vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering van De Volksbank.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partijen en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partijen te vergoeden. De Volksbank heeft de voornoemde benadeelde partijen, als klanten van de ASN en/of de SNS, reeds schadeloos gesteld. De door De Volksbank gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 61.532,10 aan materiële schade.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 55, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd en;
feit 2:medeplegen van diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
90 dagen;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 10] (zaak 10)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 10]van
€ 2.569,00waarvan € 2.069,00 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 20 december 2021 tot aan de dag der voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
Schademaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 10] ,
€ 2.569,00te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 21 december 2021 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[aangever] (zaak 11)
- verklaart de benadeelde partij
[aangever]niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
De Volksbank
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
De Volksbankvan
€ 61.532,10, aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 12 november 2021 tot aan de dag der voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
Schademaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van
De Volksbank,
€ 61.532,10te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 12 november 2021 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Phillips, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. Van Triest en mr. Hendriks, kinderrechters, in tegenwoordigheid van Boink, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 30 september 2024.
Mr. Van Triest, mr. Hendriks en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
1
hij in of omstreeks de periode van 12 november 2021 tot en met 30 maart 2022 te
Veenendaal, Zieuwent, Ermelo, ’s-Hertogenbosch, Amsterdam, Gouda,
Heerenveen, Kapelle, Lewedorp, Hulst, Capelle aan den IJssel, Drunen, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een
valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van verdichtsels,
een of meer personen, te weten slachtoffer(s) [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2]
[slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8]
[slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] en/of [aangever] ,
heeft/hebben bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het
ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet
doen van een inschuld, te weten
het ter beschikking stellen van een of meer pincode(s) en/of
de afgifte van een of meer betaalpas(sen) en/of
de afgifte van een of meer telefoon(s) (te weten een Samsung Galaxy, Samsung
Galaxy M21, althans een telefoon), tablet(s) (te weten een Samsung tablet en/of
iPad) en/of e-readers,
door
- telefonisch contact op te nemen met dat/die slachtoffer(s) en/of
- zich voor te doen als bankmedewerker van de Rabobank en/of de ABN Amro en/of
de ASN Bank, Triodos bank en/of de SNS bank, althans een financiële instelling
en/of
- dat/die slachtoffer(s) te vertellen dat er geprobeerd is een geldbedrag van
zijn/haar/hun rekening af te schrijven en/of
- dat/die slachtoffer(s) te vertellen dat er een of meer (ongewenste) transactie(s)
plaatsvonden vanaf de rekening(en) van aangever(s) en/of
- dat/die slachtoffer(s) te vertellen dat hij/zij de transactie(s) heeft kunnen
tegenhouden en/of
- dat/die slachtoffer(s) te vertellen dat in verband met veiligheidsredenen de
bankpas vervangen/geblokkeerd moet worden en/of
- dat/die slachtoffer(s) te verzoeken zijn/haar/hun pincode(s) in te spreken en/of in
te typen en/of
- dat/die slachtoffer(s) te vertellen dat een bankmedewerker de pinpas(sen) zou
komen ophalen en/of
- dat/die slachtoffer(s) te verzoeken hun bankpas(sen) in een envelop te doen en/of
- zich naar de woning van dat/die slachtoffer(s) te begeven en/of
- (vervolgens) de bankpas(sen), telefoon(s), tablet(s) en/of e-reader(s) toebehorende
aan dat/die slachtoffer(s) in ontvangst te nemen en/of mee te nemen en/of
- zich naar een of meer betaalautoma(a)t(en) te begeven en/of
- (vervolgens) een of meer (grote) geldbedrag(en) met behulp van betaalpas(sen)
en/of pincode(s) van de rekening(en) van dat/die slachtoffer(s) op te nemen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 12 november 2021 tot en met 30 maart 2022 te
Veenendaal, Zieuwent, Ermelo, ’s-Hertogenbosch, Amsterdam, Gouda,
Heerenveen, Kapelle, Lewedorp, Hulst, Capelle aan den IJssel, Drunen, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een
of meer geldbedragen, in elk geval enig goed, te weten
- 7.000 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] (zaak 1),
- 3.740 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] (zaak 2),
- 12.750 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] (zaak 3),
- 11.700 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] (zaak 4),
- 5.130 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] (zaak 5),
- 11.923,99 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] (zaak 6),
- 16.243 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] (zaak 7),
- 11.040 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8] (zaak 8),
- 8.700,95 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9] (zaak 9),
- 8.949 euro, geheel of ten dele toebehorende aan, [slachtoffer 10] (zaak 10),
- 5.000 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] (zaak 11),
althans enig geldbedrag dat in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te
nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel
van een valse sleutel, door meermalen, althans eenmaal
- gebruik te maken van (een) bankpas(sen) en/of bijbehorende pincode(s) van
voornoemde slachtoffer(s) en/of
- (vervolgens) met die bankpas(sen) en/of bijbehorende pincode(s) een of meer van
die (grote) geldbedrag(en) op te nemen bij betaalautoma(a)t(en) en/of
- een of meer (grote) uitgaven en/of overschrijvingen en/of transacties te doen/uit
te voeren met de bankpas(sen) en/of bijbehorende pincode(s) van die aangever(s),
waartoe verdachte en/of haar mededader(s) niet gerechtigd en/of gemachtigd en/of
bevoegd was/waren;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )