In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 september 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld op 19 december 2023 voor een periode van negen maanden, die op 19 september 2024 zou aflopen. De gecertificeerde instelling (GI), Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling met zes maanden, omdat er nog steeds zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige].
Tijdens de mondelinge behandeling, die achter gesloten deuren plaatsvond, was alleen een vertegenwoordiger van de GI aanwezig, terwijl de ouders, de moeder en de vader, niet verschenen. De moeder had echter eerder aangegeven in te stemmen met het verzoek van de GI. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders tijdig waren opgeroepen.
De kinderrechter heeft in haar beoordeling gekeken naar de feiten, waaronder de echtscheiding van de ouders en de huidige woonsituatie van [minderjarige]. De kinderrechter concludeert dat, ondanks positieve ontwikkelingen bij de ouders, de ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige] nog steeds aanwezig is. De moeder heeft haar alcoholproblematiek onder controle, terwijl de vader recentelijk ook positieve stappen heeft gezet, maar de situatie blijft kwetsbaar. De kinderrechter heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van zes maanden, met ingang van 19 september 2024, en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.