ECLI:NL:RBZWB:2024:6648

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/425945 / JE RK 24-1548
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Voorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 september 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld op 19 december 2023 voor een periode van negen maanden, die op 19 september 2024 zou aflopen. De gecertificeerde instelling (GI), Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling met zes maanden, omdat er nog steeds zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige].

Tijdens de mondelinge behandeling, die achter gesloten deuren plaatsvond, was alleen een vertegenwoordiger van de GI aanwezig, terwijl de ouders, de moeder en de vader, niet verschenen. De moeder had echter eerder aangegeven in te stemmen met het verzoek van de GI. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders tijdig waren opgeroepen.

De kinderrechter heeft in haar beoordeling gekeken naar de feiten, waaronder de echtscheiding van de ouders en de huidige woonsituatie van [minderjarige]. De kinderrechter concludeert dat, ondanks positieve ontwikkelingen bij de ouders, de ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige] nog steeds aanwezig is. De moeder heeft haar alcoholproblematiek onder controle, terwijl de vader recentelijk ook positieve stappen heeft gezet, maar de situatie blijft kwetsbaar. De kinderrechter heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van zes maanden, met ingang van 19 september 2024, en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/425945 / JE RK 24-1548
Datum uitspraak: 12 september 2024
Beschikking verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2019 te [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1],
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift van de GI van 19 augustus 2024 met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 19 augustus 2024;
- het e-mailbericht van de moeder van 10 september 2024, waaruit volgt dat de moeder instemt met het verzoek van de GI en niet aanwezig zal zijn tijdens de mondelinge behandeling.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 12 september 2024. Daarbij was aanwezig:
- een vertegenwoordigster van de GI.
De moeder en de vader zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder en de vader wel juist en tijdig zijn opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.3.
[minderjarige] woont bij de moeder.
2.4.
Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg van 19 december 2023 is (onder andere) de [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van negen maanden, tot 19 september 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek. Er zijn nog steeds veel zorgen over [minderjarige], die de afgelopen jaren veel heeft meegemaakt. Als gevolg daarvan laat [minderjarige] zorgelijk gedrag zien. Zo scant [minderjarige] continu haar omgeving om na te gaan of zij veilig is en of het goed gaat met de mensen van wie zij houdt. Ook wordt gezien dat [minderjarige] zich afsluit wanneer iemand zijn of haar stem verheft. Er wordt op dit moment onderzoek verricht naar het gedrag van [minderjarige] bij Juvent. Aan de hand van de uitkomsten van dit onderzoek zullen de benodigde behandeling en therapie worden ingezet. Beide ouders werken hier vooralsnog aan mee. De GI heeft daarnaast geen zorgen meer over de thuissituatie van de moeder. De moeder heeft de afgelopen periode laten zien dat zij haar alcoholproblematiek onder controle heeft. Ook voert zij het veiligheidsplan van [stichting] uit. Ten aanzien van de vader merkt de GI op dat er sinds de ondertoezichtstelling is gestart met contactherstel tussen de vader en [minderjarige]. Dit verliep in eerste instantie zeer moeizaam; de vader was steeds onder invloed van alcohol, gaf geen openheid over zijn problematiek en zag de problemen niet in. De afgelopen weken wordt hierin een verandering gezien. De vader is voor korte duur bij [stichting] opgenomen geweest en sindsdien zijn de alcoholtests die voor de begeleide bezoeken worden afgenomen steeds negatief. Ook ziet de vader er sindsdien zichtbaar beter uit en is de vader nu een stuk opener in de gesprekken met de GI. Deze positieve ontwikkelingen zijn nog wel erg pril. De komende periode zal duidelijk worden of de vader erin slaagt om deze ontwikkelingen vol te houden en of hij de ambulante hulverlening van [stichting] blijft accepteren. Verder zal er de komende maanden worden gekeken of de contactmomenten tussen de vader en [minderjarige] kunnen worden uitgebreid en er een zorgregeling kan worden vastgesteld.

5.De beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Inhoudelijke beoordeling
5.3.
De kinderrechter is van oordeel dat nog steeds wordt voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:260 juncto 1:255 BW. Daarom zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de verzochte duur van zes maanden, met ingang van 19 september 2024 en tot 19 maart 2025. De kinderrechter licht dit als volgt toe.
5.4.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is het de kinderrechter gebleken dat de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] nog niet is weggenomen. [minderjarige] heeft mede vanwege (de gevolgen van) de alcoholproblematiek van haar beide ouders al veel meegemaakt in haar jonge leven. Ondanks dat het thans naar omstandigheden goed gaat met [minderjarige], laat zij ook nog steeds zorgelijk gedrag zien. Zo is [minderjarige] continu bezig met het scannen van haar omgeving op onveiligheid en verstijft [minderjarige] wanneer iemand boos wordt of zijn of haar stem verheft. De kinderrechter vindt het van belang dat er meer zicht komt op het gedrag van [minderjarige], zodat de daarvoor benodigde behandeling en therapie kunnen worden ingezet. Het stemt de kinderrechter positief dat daar reeds stappen voor worden gezet in de vorm van het opgestarte onderzoek bij Juvent.
5.5.
Het is de kinderrechter verder gebleken dat beide ouders de afgelopen periode positieve ontwikkelingen hebben doorgemaakt. Zo heeft de moeder haar verslavingsproblematiek nu al enige tijd onder controle, houdt zij zich aan het opgestelde veiligheidsplan en accepteert zij de hulpverlening voor [minderjarige] en voor haarzelf. De afgelopen periode is ook gebleken dat het de moeder steeds beter lukt om (emotioneel) beschikbaar te zijn voor [minderjarige] en in de behoeften van [minderjarige] te voorzien. Gelet daarop stelt de kinderrechter vast dat er op dit moment geen zorgen meer zijn over de veiligheid van [minderjarige] in de thuissituatie bij de moeder. Ook de situatie van de vader lijkt sinds een aantal weken ten positieve te zijn gekeerd. Gebleken is dat de vader sinds zijn recente opname bij [stichting] niet meer positief test op alcohol voorafgaand aan de contactmomenten met [minderjarige]. Daarnaast is de samenwerking tussen de vader en de GI sindsdien verbeterd en komt de vader de afspraken ten aanzien van de contactmomenten met [minderjarige] de laatste tijd goed na. De kinderrechter is verheugd met deze positieve ontwikkelingen, maar stelt ook vast dat deze nog erg pril zijn en dat er met name bij de vader nog sprake is van een kwetsbare situatie.
5.6.
De kinderrechter is verder van oordeel dat de ouders op dit moment nog onvoldoende in staat zijn om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] op eigen kracht te doen afnemen. Mede gelet op de prille positieve ontwikkelingen bij vader acht de kinderrechter een overdracht naar het vrijwillig kader op dit moment nog te vroeg en te kwetsbaar. Daarbij overweegt de kinderrechter dat het van groot belang is dat het ingezette onderzoek voor [minderjarige] kan worden afgerond en er vervolgens passende behandeling en therapie voor [minderjarige] kunnen worden ingezet. In ieder geval moet worden voorkomen dat de ingezette hulpverlening voortijdig wordt beëindigd. Dit maakt het noodzakelijk dat ook de komende periode hulp en regie in een gedwongen kader wordt ingezet. Bovendien moet de positieve ontwikkeling – van met name de vader – onder regie van de GI worden bestendigd en gemonitord, waarbij moet worden voorkomen dat een terugval van de vader ervoor zorgt dat het [minderjarige] opnieuw ontbreekt aan een beschikbare ouder en [minderjarige] opnieuw wordt teleurgesteld in het contact met de vader. Tot slot vindt de kinderrechter het van belang dat er de komende periode een goed en duidelijk borgingsplan wordt opgesteld, waar alle betrokkenen zich in kunnen vinden. Daar zal nog enige tijd voor nodig zijn. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige] daarom verlengen voor de verzochte duur van zes maanden.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.7.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
Conclusie
5.8.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van zes maanden, met ingang van 19 september 2024 en tot 19 maart 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2024 door mr. Voorn, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier, en op schrift gesteld op 26 september 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.