ECLI:NL:RBZWB:2024:6695

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/426037 HA RK 24-166 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • mr. Kok
  • mr. Tempel
  • mr. Van Alphen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek ongegrond verklaard wegens gebrek aan objectieve vrees voor vooringenomenheid van de rechter

Op 11 september 2024 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een wrakingsverzoek van verzoeker, vertegenwoordigd door mr. W.P.R. Peeters, ongegrond verklaard. Het verzoek was ingediend naar aanleiding van een zitting op 28 augustus 2024, waarbij verzoeker stelde dat de rechter niet op een onafhankelijke manier de zaak behandelde. Verzoeker gaf aan dat hij de zitting niet kon volgen door onvoldoende vertaling door de tolk, wat volgens hem leidde tot benadeling in de procedure. De rechter, mr. Govaers, heeft echter aangegeven dat hij geen reden had om aan de onpartijdigheid van de tolk te twijfelen en dat de tolk zijn werkzaamheden naar behoren uitvoerde. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechter de zorgen van verzoeker serieus heeft genomen en dat er geen objectieve gronden waren voor de vrees voor vooringenomenheid. De beslissing van de rechter om het verzoek tot aanhouding van de zitting af te wijzen, werd als een procesbeslissing beschouwd en niet als een indicatie van partijdigheid. De wrakingskamer concludeerde dat de rechter niet vooringenomen was en dat het wrakingsverzoek ongegrond was.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie Breda
zaaknummer C/02/426037/HA RK 24-166
beslissing van 11 september 2024 inzake het wrakingsverzoek ex artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van:
[verzoeker],
gemachtigde: mr. W.P.R. Peeters,
verder te noemen: verzoeker.

1.Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
- de processtukken zoals opgenomen in het procesdossier met nummer NL24.32936;
  • het proces-verbaal van de zitting die heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2024 waar door verzoeker een wrakingsverzoek is gedaan;
  • het e-mailbericht van 29 augustus 2024 van mr. Govaers, hierna te noemen de rechter, waarin hij kenbaar heeft gemaakt niet in het wrakingsverzoek te berusten;
  • de schriftelijke reactie van de rechter, ontvangen op 3 september 2024;
  • de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek, gehouden op
6 september 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.Het verzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter, belast met de behandeling van de zaak met nummer NL24.32936.
2.2.
De rechter berust niet in het wrakingsverzoek.

3.De gronden van het wrakingsverzoek

3.1.
In het proces-verbaal van 28 augustus 2024 is het volgende opgenomen:
“Ik wraak u. De reden is dat u niet op een onafhankelijke manier de zaak behandelt. Mijn cliënt kan de zaak niet kan volgen. Ik heb u verschillende keren gevraagd om te stoppen. En dat heeft u geweigerd. En u heeft aangegeven dat u doorgaat, ook als ik stop. Mijn cliënt kan niet begrijpen wat er wordt gezegd. En u meneer de rechter trekt zich daar niets van aan.”
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft verzoeker zijn wrakingsgrond nader toegelicht. De wrakingskamer begrijpt de wrakingsgrond zo dat de rechter wordt vermoed niet onpartijdig te zijn omdat de rechter door wilde gaan met de zitting en niet wilde stoppen met de tolk die daarbij aanwezig was. Verzoeker stelt dat de tolk onder andere niets heeft vertaald van het pleidooi van de gemachtigde van verzoeker en dat hij zijn vertalingswerkzaamheden dus onvoldoende heeft verricht. Hierdoor wordt verweerder in de hoofdzaak bevoordeeld en wordt verzoeker benadeeld. Verzoeker heeft door het gebrek aan vertalen door de tolk niets van de zitting kunnen volgen en daardoor de procedure onvoldoende kunnen begrijpen. Het is voor verzoeker dan ook niet mogelijk om adequaat te reageren in zijn laatste woord.

4.Het standpunt van de rechter

De rechter is van oordeel dat geen gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid kan worden afgeleid uit zijn handelen tijdens de mondelinge behandeling in de hoofdzaak. Kort gezegd voert de rechter aan dat verzoeker geen concrete aanknopingspunten naar voren heeft gebracht over de twijfel over de wijze waarop de tolk zijn werkzaamheden heeft verricht tijdens de zitting. Bovendien werkt de rechtbank met beëdigde tolken en zijn deze tolken op grond van hun eed/belofte gehouden hun taken eerlijk, nauwgezet en onpartijdig uit te voeren. De rechter gaat daar in de zaak van verzoeker ook vanuit en heeft geen reden om daaraan te twijfelen.
De rechter heeft verder aangevoerd dat hij bij de tolk heeft geverifieerd of hij tolkt, nadat gemachtigde van verzoeker bij de rechter kenbaar heeft gemaakt te vermoeden dat de tolk zijn werk niet (goed) doet. De tolk heeft de rechter geantwoord dat hij zachtjes/fluisterend tolkt om het zittingsproces niet te verstoren. Het tolken gebeurde in het detentiecentrum in Rotterdam door een telehoorverbinding en dat zorgt ervoor dat in de zittingszaal niet ieder geluid vanuit de ruimte in Rotterdam hoorbaar is. De rechter heeft daarop gezegd dat hij zich niet inhoudelijk met de tolkwerkzaamheden gaat bemoeien en dat hij verder wil gaan met de zitting omdat er gewoon getolkt wordt en de rechter de tolk ook zelf heeft zien tolken. Bovendien heeft de rechter van verzoeker geen signaal gekregen dat hem niet of onvoldoende duidelijk is wat is besproken. De rechter heeft aan verzoeker en zijn gemachtigde kenbaar gemaakt dat het aan de rechter is om de orde en regie op de zitting te bepalen en dat hij verder wenst te gaan met de zitting. Daarop heeft de gemachtigde van verzoeker een wrakingsverzoek gedaan.

5.De beoordeling

Toetsingskader
5.1.
Op grond van artikel 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
5.2.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter geldt het uitgangspunt, dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Een uitzonderlijke omstandigheid kan een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter ten aanzien van een procespartij een vooringenomenheid koestert, of dat een bij een partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
5.3.
De wrakingskamer moet daarom onderzoeken of de door verzoeker aangevoerde specifieke feiten en omstandigheden een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert of dat de door verzoeker geuite vrees daarvoor – objectief – gerechtvaardigd is.
Beoordeling van de wrakingsgrond
5.4.
De wrakingskamer merkt allereerst op dat zij in beginsel uitgaat van de juistheid van de inhoud van het proces-verbaal van 28 augustus 2024. Dat door de gemachtigde van verzoeker wordt opgemerkt dat enkele punten anders zijn gegaan dan daarin is vermeld of dat er onjuistheden zijn vermeld, is voor de wrakingskamer geen reden om aan de juistheid van het proces-verbaal te twijfelen en het proces-verbaal niet als uitgangspunt te nemen voor het verloop van de zitting. Het proces-verbaal is immers niet meer dan een zakelijke weergave van wat er op de mondelinge behandeling is gezegd.
5.5.
Verzoeker heeft tijdens de zitting in de hoofdzaak aangegeven dat zijn cliënt de zaak niet kan volgen en dat hij de rechter verschillende keren heeft gevraagd om te stoppen. De wrakingskamer begrijpt daaruit dat verzoeker heeft verzocht om de zaak aan te houden zodat met een andere tolk die zijn werkzaamheden wel juist verricht, verder kan worden gegaan. De wrakingskamer is van oordeel dat de beslissing van de rechter om het door verzoeker gedane aanhoudingsverzoek af te wijzen, moet worden aangemerkt als een procesbeslissing. Een als negatief ervaren procesbeslissing is in het algemeen geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking van de rechter die deze beslissing heeft genomen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich daar als uitgangspunt tegen. Dit geldt ook voor de motivering van die procesbeslissing als grond voor wraking. Alleen als de motivering daarvan zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd is, kan dit tot een ander oordeel leiden.
5.6.
De wrakingskamer is van oordeel dat van dit laatste geen sprake is en overweegt hiertoe als volgt. Vast is komen te staan dat de tolk in ieder geval de vragen aan verzoeker en de antwoorden daarop van verzoeker heeft vertaald. Dit heeft de gemachtigde van verzoeker ook bevestigd tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek. Daarnaast volgt zowel uit het proces-verbaal van de zitting als uit de reactie van de rechter dat de rechter zelf heeft waargenomen dat de tolk aan het tolken was. Waar het de gemachtigde van verzoeker met name om gaat, is dat zijn pleidooi niet (helemaal) is vertaald. Er zou geen samenvatting zijn gegeven, ook al is in het proces-verbaal opgenomen dat de tolk zegt dat hij dat heeft gedaan. Volgens de gemachtigde van verzoeker heeft de tolk gezegd dat hij “probeert een samenvatting te geven”. Naar het oordeel van de gemachtigde van verzoeker zou dat onvoldoende zijn als dat al is gebeurd, wat door hem wordt betwist. Het is volgens de gemachtigde van verzoeker van belang dat een letterlijke vertaling wordt gegeven van alles wat er op een zitting wordt gezegd, omdat het zijn inziens niet aan de tolk is om te bepalen wat wel en niet relevant is om samen te vatten en te vertalen voor verzoeker.
De wrakingskamer is van oordeel dat de stelling van de gemachtigde van de verzoeker dat een letterlijke vertaling van alles wat er op zitting wordt gezegd noodzakelijk is, geen steun vindt in de wet. Gelet op de eed die tolken afleggen ingevolge artikel 13 van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv), gaat het er om dat de tolk zijn taak eerlijk, nauwgezet en onpartijdig uitvoert. Ook uit de gedragscode voor tolken en vertalers in het kader van de Wbtv volgt geen verplichting tot letterlijke vertaling van alles wat besproken wordt. Vervolgens is de vraag of er sprake was van een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid, op het moment dat de rechter de tolk niet corrigeerde in het niet of niet volledig vertalen van het pleidooi van de gemachtigde van de verzoeker. Voor zover de tolk hierin gecorrigeerd kon of moest worden, geldt dat uit het proces-verbaal van de zitting en het verweer van de rechter volgt dat de rechter de zorgen van de gemachtigde van verzoeker serieus heeft genomen. De rechter heeft navraag gedaan bij de tolk en zijn eigen waarneming over het wel zichtbaar tolken geuit. Tot slot heeft de rechter aangegeven dat ook niet alles hoorbaar is, gelet op de videoverbinding. Dat de rechter tot een ander oordeel kwam dan de visie van de gemachtigde van verzoeker, maakt niet dat hieruit een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid kon ontstaan. De motivering van de beslissing van de rechter was ook niet zo onbegrijpelijk dat dit een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koesterde, althans, dat de bij (de gemachtigde van) verzoeker bestaande vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd is.
Conclusie
5.7.
Gelet op het voorgaande kan niet worden geconcludeerd dat de rechter ten aanzien van verzoeker vooringenomen is of dat zijn vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarom is de wrakingskamer van oordeel dat het wrakingsverzoek ongegrond moet worden verklaard.

6.De beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
  • bepaalt dat de behandeling van de zaak met nummer NL24.32936 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens indiening van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven op 11 september 2024 door mr. Kok, mr. Tempel en mr. Van Alphen en op dezelfde dag uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. Rockx, griffier. Omdat de voorzitter is verhinderd om te tekenen, is deze beslissing ondertekend door mr. Tempel. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.