ECLI:NL:RBZWB:2024:6702

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/425784 / FA RK 24/3845
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging voor betrokkene op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 4 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1965. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden, gebaseerd op artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, waaronder schizofrenie en neurocognitieve stoornissen, en dat zij 24 uur per dag zorg nodig heeft. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 september 2024 heeft betrokkene aangegeven het niet eens te zijn met de diagnose en de voorgestelde zorg. Haar advocaat heeft de afwijzing van het verzoek bepleit, maar de verpleegkundig specialist heeft bevestigd dat verplichte zorg noodzakelijk is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat betrokkene niet in staat is om haar eigen zorg te regelen. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de gevraagde duur van twaalf maanden, met als doel het afwenden van ernstig nadeel en het stabiliseren van de geestelijke gezondheid van betrokkene. De rechtbank heeft de door de officier van justitie verzochte zorgvorm van medische controles afgewezen, maar de toediening van medicatie en beperkingen in de vrijheid zijn goedgekeurd. De beschikking is mondeling gegeven door mr. De Beer en schriftelijk uitgewerkt op 18 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/425784 / FA RK 24/3845
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 4 september 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1965 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres],
thans verblijvende in de [accommodatie], [adres],
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. C.G. Matze te Breda.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 19 augustus 2024, ingekomen ter griffie op 19 augustus 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 19 augustus 2024;
- een (niet door betrokkene ingevulde) zorgkaart van 16 augustus 2024;
- de medische verklaring van 14 augustus 2024;
- een zorgplan van 24 juli 2024;
- besluit tot eventuele schorsing verzoekschrift zorgmachtiging m.b.t. het opstellen van een Plan van Aanpak van 24 juli 2024;
- een uittreksel uit het curateleregister;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en de Wvggz;
- het bericht dat er voor betrokkene geen justitiële documentatie en politiemutaties zijn.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 4 september 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [naam 1], verpleegkundig specialist;
- [naam 2], verpleegkundige.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

2.1
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van twaalf maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.

3.Standpunten

3.1
Tijdens de mondelinge behandeling geeft betrokkene aan dat zij het niet eens is met de gestelde diagnose schizofrenie. Betrokkene stelt dat het niet mogelijk is om de verantwoordelijkheid over een afdeling te hebben, zoals zij die heeft gehad, wanneer zij psychotisch zou zijn geweest. Volgens betrokkene is er bij haar wel sprake van dementie. Het dementieonderzoek dat bij GGZ Breburg is uitgevoerd, is echter niet goed gedaan. Daarnaast merkt betrokkene op dat zij niet thuishoort bij [accommodatie] en dat zij vindt dat er geen controle en toezicht meer nodig is. Alle medebewoners roepen bij betrokkene leed op en zorgen voor terugkerende depressies en een posttraumatische stressstoornis. Verder geeft betrokkene aan dat zij op de eerste plek staat op de wachtlijst voor de verzorgingsinstelling. Betrokkene wil daar dan ook zo snel mogelijk naar toe verhuizen. Betrokkene begrijpt dan ook niet waarom de mondelinge behandeling nodig is en vindt dat de medewerkers bij de verzorgingsinstelling dit voor betrokkene kunnen regelen. Totdat er een plek voor haar vrijkomt, wil betrokkene daarentegen wel bij [accommodatie] blijven wonen. Betrokkene is daar zoveel mogelijk op zichzelf en gaat alleen af en toe naar het dorp.
3.2
Door de advocaat is namens betrokkene afwijzing van het verzoek bepleit. Hoewel er aan de wettelijke voorwaarden voor het verlenen van een zorgmachtiging wordt voldaan, is er geen sprake van verzet. Ondanks dat betrokkene niet bij [accommodatie] wil zijn, is zij bereid om daar te blijven totdat zij elders kan worden geplaatst. Betrokkene verzet zich niet tegen de inname van de medicatie en doet dit altijd zelf. Ook ten aanzien van het contact met het FACT-team moppert betrokkene wel, maar zij laat het FACT-team wel altijd toe.
3.3
De verpleegkundig specialist stelt dat het verzoek kan worden toegewezen. Betrokkene is het niet eens met de diagnose en vindt daarom de medicatie niet nodig. Zo’n twee maanden geleden heeft betrokkene de benodigde medicatie dan ook een aantal weken geweigerd. Uiteindelijk is betrokkene na een gesprek met de psychiater weer opnieuw begonnen met de inname van de medicatie, maar dit blijft volgens de verpleegkundig specialist kwetsbaar. Dit maakt dat de benodigde behandeling niet in een vrijwillig kader kan worden geboden, aldus de verpleegkundig specialist. Verder bevestigt de verpleegkundig specialist dat betrokkene hoog op de wachtlijst staat voor een plek bij de verzorgingsinstelling. Daarbij geeft de verpleegkundig specialist aan dat betrokkene daar beter past en dat de verwachting is dat betrokkene daar snel naar toe kan. Op het moment verblijft betrokkene vrijwillig bij [accommodatie] totdat er een plek voor haar vrijkomt bij de verzorgingsinstelling. Het opnemen van betrokkene in een accommodatie is daarom niet nodig bij wijze van verplichte zorg. Ook de zorgvormen het toedienen van vocht en het toedienen van voeding is volgens de verpleegkundig specialist niet noodzakelijk.
3.4
De verpleegkundige geeft tijdens de mondelinge behandeling aan dat het goed voor betrokkene zou zijn als zij naar de verzorgingsinstelling kan verhuizen. Daar zit betrokkene op een afdeling met meer mensen, waardoor er meer zicht is op betrokkene. Bij [accommodatie] wordt er wel op betrokkene gelet, maar is betrokkene toch ook veel alleen.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, neurocognitieve stoornissen (o.a. dementie en delier) en overige DSM-5 stoornissen. Betrokkene is gediagnosticeerd met schizofrenie, gekenmerkt door chronische waanachtige ideeën, desorganisatie én problemen met planning, met overzicht en in de uitvoerende functies. Daarnaast is er bij betrokkene sprake van een posttraumatische stressstoornis. Hoewel betrokkene zich niet herkent in de diagnose schizofrenie en meent dementerende te zijn, is uit het neuropsychologische onderzoek gebleken dat er geen aanwijzingen zijn voor een dementieel beeld. De rechtbank ziet – anders dan betrokkene – dan ook geen reden om aan de bevindingen in de medische verklaring en de toelichting van de verpleegkundig specialist tijdens de mondelinge behandeling te twijfelen.
4.2
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Het is de rechtbank gebleken dat bij betrokkene sprake is van forse zelfverwaarlozing, waardoor betrokkene 24-uur per dag zorg nodig heeft. Zo wast betrokkene zichzelf niet en moet zij voortdurend worden aangestuurd tot eten. Ook verwaarloost betrokkene haar woning en is betrokkene nagenoeg volledig gestagneerd in haar functioneren. Daarnaast is het de rechtbank gebleken dat betrokkene ten gevolge van een psychotische ontregeling haar algehele gezondheid in gevaar brengt, doordat betrokkene niet langer naar de noodzakelijke controles bij de gynaecoloog en de cardioloog gaat. In het verleden heeft betrokkene onder invloed van de voormelde stoornis bovendien ook zwerfgedrag en gevaarlijk dan wel suïcidaal gedrag vertoont.
4.3
Het verlenen van verplichte zorg is gericht op het afwenden van ernstig nadeel, het stabiliseren of herstellen van de fysieke gezondheid van betrokkene in het geval diens gedrag als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor, het dusdanig herstellen van de geestelijke gezondheid van betrokkene dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint en het stabiliseren van de geestelijke gezondheid van betrokkene.
4.4
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is het de rechtbank gebleken dat zich verzet tegen de noodzakelijke geachte behandeling. Betrokkene weigert op vrijwillige basis de inname van antipsychotica en heeft dan ook recentelijk nog op eigen initiatief de medicatie inname gestaakt. Daarbij komt dat het betrokkene ontbreekt aan ziektebesef en ziekte-inzicht. Om die reden is verplichte zorg nodig.
4.5
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vorm van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toediening van medicatie;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.
De door de officier van justitie verzochte zorgvorm, het ‘verrichten van medische controles’, acht de rechtbank niet noodzakelijk. Deze vorm van verplichte zorg zal de rechtbank dan ook afwijzen.
4.6
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.7
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.8
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van twaalf maanden.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1965 te [geboorteplaats];
5.2
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.5 kunnen worden getroffen;
5.3
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
4 september 2025;
5.4
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. De Beer, rechter en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2024 in tegenwoordigheid van mr. Palings als griffier, en op 18 september 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.