Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Procesverloop
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
2.Het verzoek
3.Standpunten
4.Beoordeling
5.Beslissing
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1940 te [geboorteplaats];
4 maart 2025.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 4 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1940. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 20 augustus 2024, met als doel een machtiging voor de duur van zes maanden te verkrijgen, op basis van artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, heeft een geschiedenis van dementie en is momenteel opgenomen in een verpleeginstelling omdat haar echtgenoot de zorg niet langer kan bieden. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 september 2024 heeft de cliënt aangegeven niet bij de verpleeginstelling te willen wonen en heeft zij de behandeling verlaten voordat de rechtbank uitspraak deed.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt niet in staat is om adequaat voor zichzelf te zorgen en dat er ernstig nadeel dreigt, waaronder lichamelijk letsel en psychische schade. De rechtbank concludeert dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om de veiligheid van de cliënt te waarborgen, gezien haar desoriëntatie en het gebrek aan ziektebesef. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen, en heeft de machtiging verleend voor de duur van zes maanden. De beschikking is mondeling gegeven door mr. De Beer en schriftelijk uitgewerkt op 18 september 2024. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.