ECLI:NL:RBZWB:2024:6704

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/425876 / FA RK 24/3894
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 4 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1940. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 20 augustus 2024, met als doel een machtiging voor de duur van zes maanden te verkrijgen, op basis van artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, heeft een geschiedenis van dementie en is momenteel opgenomen in een verpleeginstelling omdat haar echtgenoot de zorg niet langer kan bieden. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 september 2024 heeft de cliënt aangegeven niet bij de verpleeginstelling te willen wonen en heeft zij de behandeling verlaten voordat de rechtbank uitspraak deed.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt niet in staat is om adequaat voor zichzelf te zorgen en dat er ernstig nadeel dreigt, waaronder lichamelijk letsel en psychische schade. De rechtbank concludeert dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om de veiligheid van de cliënt te waarborgen, gezien haar desoriëntatie en het gebrek aan ziektebesef. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen, en heeft de machtiging verleend voor de duur van zes maanden. De beschikking is mondeling gegeven door mr. De Beer en schriftelijk uitgewerkt op 18 september 2024. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/425876 / FA RK 24/3894
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 4 september 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in
artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1940 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de [accommodatie] , [locatie] te [plaats] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. G.H.M. van Laarhoven te Tilburg

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 20 augustus 2024, ingekomen ter griffie op 22 augustus 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 20 augustus 2024;
- het behandelplan van 20 augustus 2024;
- de medische verklaring van 13 augustus 2024;
- het indicatiebesluit van 25 augustus 2022;
- de machtiging van het CIZ van 5 juli 2022.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 4 september 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
- de heer [naam 1] , specialist ouderengeneeskunde;
- mevrouw [naam 2] , basisarts.
Tevens waren de volgende personen aanwezig, deze zijn echter niet gehoord:
- mevrouw [naam 3] , specialist ouderengeneeskunde;
- [naam 4] , verzorgende.

2.Het verzoek

2.1
Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van zes maanden.

3.Standpunten

3.1
Tijdens de mondelinge behandeling geeft cliënt aan dat zij niet bij de verpleeginstelling wil wonen, maar thuis wil wonen. Cliënt herkent de aanwezige artsen niet en begrijpt niet wat de bedoeling is van de mondelinge behandeling. Verder wordt cliënt boos en geeft zij aan dat zij niet langer bij de mondelinge behandeling aanwezig wil zijn. Vervolgens verlaat cliënt de kamer voordat de rechtbank uitspraak heeft gedaan.
3.2
Door de advocaat is namens cliënt om afwijzing van het verzoek verzocht. Cliënt wil immers niet opgenomen zijn.
3.3
De specialist ouderengeneeskunde stelt dat het verzoek kan worden toegewezen. In 2016 is een lichte vorm van dementie vastgesteld bij cliënt. Dit is inmiddels gevorderd tot matige dan wel ernstige dementie. Cliënt is in juli 2024 opgenomen bij de huidige verpleeginstelling, omdat de echtgenoot van cliënt de zorg niet langer aankon. Ook wordt gezien dat cliënt heel snel boos wordt en (verbaal) agressief kan reageren als zij zich niet begrepen voelt. Wanneer cliënt naar huis gaat, zal cliënt daarnaast ook naar buiten gaan waarbij zij niet verkeersveilig handelt en de weg niet terug naar huis niet meer kan vinden. Verder licht de specialist ouderengeneeskunde toe dat cliënt zich verzet tegen de opname. Als cliënt de verpleeginstelling met de familie verlaat, is het erg moeilijk om haar weer terug te brengen. Bovendien wordt cliënt soms fysiek agressief, waarbij sprake is van hoofdbonken, en cliënt schrijft briefjes om voorbijgangers om hulp te vragen. Daarbij is er volgens de specialist ouderengeneeskunde geen enkel ziektebesef of ziekte-inzicht. Tot slot verzoekt de specialist ouderengeneeskunde om de rechterlijke machtiging voor een jaar af te geven in plaats van voor de verzochte zes maanden, om te voorkomen dat er binnen zes maanden opnieuw een mondelinge behandeling moet worden gehouden.
3.4
In aanvulling op de specialis ouderengeneeskunde benoemt de basisarts dat de onrust bij cliënt veelal opvlamt wanneer de echtgenoot of de dochter weer vertrekken bij de verpleeginstelling en cliënt niet mee naar huis kan. Verder licht de basisarts toe dat de echtgenoot ook zelf acute gezondheidsproblemen heeft waardoor hij de zorg voor cliënt niet meer aankan.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie etiologie mengbeeld. Cliënt is in mei 2021 gediagnosticeerd door de klinisch geriater. Er is daarbij sprake van een mengbeeld van alzheimer dementie en vasculaire dementie. Cliënt kampt met geheugen- en inprentingsstoornissen, desoriëntatie in trias, oordeels- en kritiekstoornissen én de planning en het overzicht zijn verstoord.
4.2
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Het is de rechtbank gebleken dat cliënt niet langer in staat is om adequaat voor zichzelf te zorgen. Cliënt is gedurende de dag onrustig, begrijpt veel zaken niet meer en is continu zoekende naar controle en veiligheid. Dit zorgt voor onbegrip, boosheid en frustratie bij cliënt, waardoor cliënt geneigd is om zichzelf te beschadigen door onder meer met haar hoofd tegen de muur te bonken. Verder overweegt de rechtbank dat cliënt zodra zij buiten komt in paniek raakt vanwege haar desoriëntatie. Dit maakt dat cliënt niet langer verkeersveilig is, waarbij zij zichzelf en andere weggebruikers in gevaar zal brengen. Bovendien is de echtgenoot van cliënt vanwege de grote zorgbehoefte van cliënt en zijn eigen gezondheidsproblemen overbelast geraakt.
4.3
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Cliënt heeft behoefte aan 24-uurs zorg en begeleiding in en veilige omgeving. Het lukt cliënt immers niet langer om adequaat voor zichzelf te zorgen, waardoor zij niet meer op een veilige manier zelfstandig kan wonen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een opname de enige manier is om een veilige en gestructureerde omgeving voor cliënt te creëren.
4.4
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Daartoe overweegt de rechtbank dat de ambulante mogelijkheden zijn uitgeput en de thuissituatie van cliënt onhoudbaar is geworden. Daarbij komt dat de echtgenoot vanwege gezondheidsproblemen niet langer in staat is om de benodigde zorg in de thuissituatie aan cliënt te verlenen. Dit maakt dat een opname en verblijf in een verpleeginstelling onafwendbaar is.
4.5
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken volgt dat cliënt niet opgenomen wil zijn binnen de verpleeginstelling. Cliënt geeft dagelijks aan dat zij de verpleeginstelling wil verlaten en probeert actief weg te komen. Bovendien ziet cliënt de noodzaak tot opname en verblijf niet in en begrijpt cliënt niet waarom haar echtgenoot in de thuissituatie niet langer voor haar kan zorgen. Het ontbreekt cliënt daarbij aan ziektebesef en ziekte-inzicht.
4.6
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1940 te [geboorteplaats];
5.2
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk
4 maart 2025.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. De Beer, rechter en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2024 in tegenwoordigheid van mr. Palings als griffier, en op 18 september 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.