ECLI:NL:RBZWB:2024:6714

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/425484 / FA RK 24/3686
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Smits
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging voor betrokkene in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 22 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlening van een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren op [geboortedag] 2003. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, aansluitend op een crisismaatregel, vanwege de ernstige psychische stoornissen van betrokkene, waaronder een borderline persoonlijkheidsstoornis en autisme. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag werd betrokkene gehoord, bijgestaan door haar advocaat, en werd de psychiater geraadpleegd. Betrokkene gaf aan ambivalent te staan tegenover de zorgmachtiging, maar erkende de noodzaak ervan gezien haar situatie. De psychiater pleitte voor een zorgmachtiging van drie maanden, om betrokkene de kans te geven geleidelijk de regie over haar leven terug te krijgen.

De rechtbank oordeelde dat betrokkene lijdt aan een ernstige psychische stoornis die haar in levensgevaar brengt en dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor de duur van drie maanden, met specifieke maatregelen zoals het toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles, en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank wees de verzoeken om langere zorgmachtiging af, omdat dit niet in lijn zou zijn met het autonomie bevorderend beleid dat de psychiater voorstelde. De beschikking werd mondeling gegeven door mr. Smits en is op 5 september 2024 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/425484 / FA RK 24/3686
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg aansluitend op een voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 22 augustus 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
thans verblijvende in de [accommodatie] te [plaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. R. Heemskerk te 's-Gravenhage.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 7 augustus 2024, ingekomen ter griffie op 7 augustus 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 6 augustus 2024;
- de medische verklaring van 31 juli 2024;
- een zorgplan van 1 augustus 2024;
- een zorgkaart van 1 augustus 2024;
- een verklaring niet voorkomen in het curatele- en bewindregister;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wvggz;
- een afschrift van de justitiële documentatie;
- het e-mailbericht dat er voor betrokkene geen politiemutaties zijn.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- de heer [naam 1] , psychiater.
Tevens waren aanwezig, [naam 2] en [naam 3] , verpleegkundigen, die niet zijn gehoord.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

2.1
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging aansluitend op een voortzetting van de crisismaatregel te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van zes maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
Tijdens de mondelinge behandeling geeft betrokkene aan dat zij in principe achter de zorgmachtiging staat. Betrokkene vindt het daarbij echter wel lastig dat dan ook beleid kan worden gevoerd waar zij het niet mee eens is. Door de zorgmachtiging heeft betrokkene dan geen keuze meer. Het voelt voor betrokkene bovendien dubbel dat er enerzijds een autonomie bevorderend beleid wordt gevoerd, maar anderzijds ook een zorgmachtiging wordt verzocht. Dit staat volgens betrokkene haaks op elkaar. Verder omschrijft betrokkene dat een deel van haar als “het monster”. Het voelt voor betrokkene niet alsof zij dat zelf is, maar dit zit wel in haar. “Dit monster” heeft heel vaak de controle over betrokkene. Over hoe zij handelt en hoe zij denkt. Betrokkene is er soms bang voor dat dit deel van haar, haar volledig overneemt en ervoor zorgt dat zij iets fataals doet. Het andere stuk van betrokkene, dat er heel af en toe nog is, wil juist wel leven, maar niet onder deze omstandigheden. Wel wil dit deel van betrokkene behandeling om het leven nog een kans te geven. Bij een autonomie bevorderend beleid vreest betrokkene ervoor dat de autonomie aan “het monster” in haar wordt gegeven. Betrokkene zelf wil de autonomie over haar leven wel, maar dit kan niet aan het andere deel in haar worden teruggegeven omdat het dan misgaat met betrokkene. Betrokkene twijfelt dan ook of het autonomie bevorderend beleid wel het best passende beleid voor betrokkene is. De autonomie kan dan ook niet meteen aan haar worden teruggeven. Bovendien benoemt betrokkene dat zij nooit volledige autonomie heeft gehad. Ook licht betrokkene toe dat zij het jammer vindt dat er zo weinig plekken zijn waar co morbide klachten kunnen worden behandeld, zodat alleen het CIB in Den Haag overblijft. Daar wil betrokkene niet naar toe. Het liefst zou betrokkene naar een kliniek gaan die gespecialiseerd is in autisme, maar daar kunnen ze de problematiek van betrokkene niet aan. Betrokkene hoopt dan ook dat de medicatie die is gestart kan bijdragen en haar meer mogelijkheden kan bieden. Betrokkene probeert nu toch iets, omdat deze manier van leven ook niet dragelijk is voor haar. Voor betrokkene voelt het nu wel als beloning wanneer zij niet naar het CIB hoeft. Daarentegen voelt het voor betrokkene ook als een straf wanneer zij uiteindelijk toch wel naar het CIB moet, wanneer het niet goed met betrokkene gaat. Daarnaast benoemt betrokkene dat de zorgmachtiging haar veiligheid niet kan garanderen. Ten aanzien van de vormen van verplichte zorg geeft betrokkene desgevraagd aan dat zij zo’n vier weken geleden medicatie heeft geweigerd, waarna betrokkene is verplicht om de medicatie alsnog in te nemen. Ook licht betrokkene toe dat haar knuffel wordt gecontroleerd op voorwerpen en dat er wordt gecontroleerd of betrokkene al haar kleding onder de scheurjurk uit heeft.
3.2
Door de advocaat is namens betrokkene toewijzing van het verzoek bepleit. Primair verzoekt de advocaat om een zorgmachtiging te verlenen voor zes maanden. Betrokkene staat ambivalent ten aanzien van de zorgmachtiging. Op basis daarvan is er geen vrijwilligheid ten aanzien van de benodigde zorg. De advocaat vraagt zich af of het beperken van de zorgmachtiging in duur tot drie maanden, wel zal zorgen voor een positieve prikkel bij betrokkene zoals door de psychiater is beoogd. Daarbij benoemt de advocaat dat hij de psychiater begrijpt in het standpunt dat betrokkene uitzicht moet hebben op waar zij naartoe werkt. Tegelijkertijd vreest de advocaat ervoor dat het beperken van de duur van de zorgmachtiging voor betrokkene juist contraproductief zal werken. Mogelijk maakt een beperkte duur van de zorgmachtiging betrokkene angstig, omdat er dan binnen drie maanden moet worden gewerkt naar een verblijf op een meer open afdeling of zelfs in de thuissituatie. Helemaal geen zorgmachtiging zal in ieder geval niet goed zijn voor betrokkene. Verder merkt de advocaat op dat het een probleem voor de behandeling van betrokkene is dat er onvoldoende plekken zijn en te weinig gespecialiseerde klinieken. Bij [accommodatie] bieden ze niet de specialistische hulp die betrokkene nodig heeft. Ten aanzien van de vormen van verplichte zorg refereert de advocaat zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de vormen van verplichte zorg waarvan de psychiater tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat die noodzakelijk zijn.
3.3
De psychiater stelt dat een zorgmachtiging kan worden verleend ten aanzien van betrokkene. De situatie van betrokkene is bijzonder ingewikkeld en heel dubbel. Aan de ene kant zijn er veel momenten op de dag waarbij het begrip bij betrokkene ontbreekt en dit zorgt voor gevaarlijke situaties. Daar staat tegenover dat het overnemen van de verantwoordelijkheden voor een verslechtering heeft gezorgd vanaf het begin van de opname van betrokkene bij [accommodatie] . Dit was op dat moment onvermijdelijk, maar de psychiater ziet ook het gevaar in het te veel en te lang overnemen van de regie. Daarin is betrokkene sturend en dit zorgt voor een zware manier van samenwerken. Sommige delen van de dag kan betrokkene zelf meer verantwoordelijkheid dragen en soms moet dit meer van haar worden overgenomen. Zo zijn er momenten dat betrokkene anti scheurkleding aan moet en is haar kamer sober gemaakt. Verder vreest de psychiater voor een slechtere toekomst voor betrokkene wanneer er niet wordt ingezet op een autonomie bevorderend beleid. Daarbij licht de psychiater toe dat er soms gebruik moet worden gemaakt van een meer gespecialiseerde kliniek, zoals in het geval van betrokkene mogelijk het CIB in Den Haag. [accommodatie] is meer gespecialiseerd in psychoses en manieën, maar zijn niet de beste instelling voor de problematiek van betrokkene, waarbij betrokkene niet de controle heeft over haar eigen veiligheid. Bij het CIB in Den Haag wordt een stevig autonomie bevorderend beleid gevoerd, waaraan de nodige risico’s zijn verbonden. Betrokkene wil dit niet en de psychiater hoopt dit ook te kunnen voorkomen. Naast de aanmelding bij het CIB in Den Haag, staat betrokkene ook op de wachtlijst voor het AMBIT. Mocht er meer mogelijk zijn op vrijwillige basis, dan kan betrokkene ook binnen [accommodatie] eerst overgeplaatst worden naar een lichtere afdeling. Dit heeft voor de psychiater de voorkeur, maar dit moet wel verantwoord kunnen.
Wel verzoekt de psychiater om behandeling inhoudelijke redenen de zorgmachtiging in duur te beperken tot drie maanden. De psychiater realiseert zich dat bij een zorgmachtiging van drie maanden op korte termijn een aansluitende zorgmachtiging moet worden voorbereid, wanneer het vrijwillige kader toch ontoereikend blijkt voor betrokkene. Dat dit onrust kan geven, maakt het standpunt van de psychiater ten aanzien van de duur van de zorgmachtiging niet anders. De psychiater ziet een lange maatregel als een negatieve prikkel en vindt het ongezond voor betrokkene dat op het moment dat zij de regie over haar leven weer zou kunnen terugpakken er nog een maatregel loopt. Wanneer de zorgmachtiging voor een langere duur wordt verleend, zal dit naar de verwachting van de psychiater er ook voor zorgen dat er voor een langere duur verplichte zorg aan betrokkene wordt verleend. Dit wil de psychiater voorkomen en de beperking van de duur van de zorgmachtiging zorgt in dit kader voor optimisme en flexibiliteit. In de komende drie maanden wil de psychiater betrokkene zo veel mogelijk de regie teruggeven. Dit wordt geleidelijk opgebouwd en daarvoor is wel nog verplichte zorg nodig.
Ten aanzien van de vormen van verplichte zorg acht de psychiater het toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles, het beperken van de bewegingsvrijheid, het uitoefenen van toezicht, het onderzoek aan kleding of lichaam, het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen, het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten en het opnemen in een accommodatie noodzakelijk. De psychiater ziet op dit moment niet de noodzaak tot het insluiten bij wijze van verplichte zorg. Wel is betrokkene kort op de IC geweest en wordt er thans nagenoeg een IC-beleid gevoerd op de afdeling ten aanzien van betrokkene. Onder het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten dient betrokkene er volgens de psychiater ook toe kunnen worden verplicht om mee te werken aan de intake bij het CIB in Den Haag. Tot slot benoemt de psychiater dat betrokkene toegang heeft tot haar telefoon, waardoor het beperken van de communicatiemiddelen niet noodzakelijk is.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (o.a. verstandelijke beperkingen en autismespectrumstoornissen), depressieve-stemmingsstoornissen, disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen, persoonlijkheidsstoornissen, overige DSM-5 stoornissen en andere problemen die een reden voor zorg kunnen zijn. Betrokkene is al sinds jonge leeftijd in behandeling binnen de GGZ, waarbij sprake is van een borderline persoonlijkheidsstoornis, ADHD, autismespectrumstoornis, dysthyme stoornis, eetstoornis en woon- en psychosociale problemen. Daarnaast bestaat er het vermoeden dat betrokkene lijdt aan een dissociatieve stoornis. De psychische stoornis is door of namens betrokkene niet betwist.
4.2
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade en ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van betrokkene of een ander. Het is de rechtbank gebleken dat betrokkene, onder invloed van de psychische stoornis, voortdurend haar eigen leven in gevaar brengt. Daarbij is sprake van automutilatie en suïcidaal gedrag, door onder meer het zich snijden, zich verbranden, hoofdbonken en strangulatie. Betrokkene laat hierbij haar gedrag bepalen door destructieve stemmen, die haar onder meer de opdracht geven om zichzelf van het leven te beroven, waartegen zij op het moment geen weerstand lijkt te kunnen bieden. Dit maakt dat betrokkene steeds opnieuw in zelfbeschadiging en regressief gedrag hervalt, met voor betrokkene gevaarlijke en zelfs levensbedreigende situaties tot gevolg.
4.3
Het verlenen van verplichte zorg is gericht op het afwenden van ernstig nadeel, het stabiliseren of herstellen van de fysieke gezondheid van betrokkene in het geval haar gedrag als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor, het dusdanig herstellen van de geestelijke gezondheid van betrokkene dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint en het stabiliseren van de geestelijke gezondheid van betrokkene.
4.4
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Daarbij overweegt de rechtbank dat een vrijwillige behandeling de veiligheid van betrokkene op het moment niet kan waarborgen. Het lukt betrokkene niet althans onvoldoende om weerstand te bieden tegen de destructieve stemmen en een autonomie bevorderend beleid binnen is tot op heden onvoldoende van de grond gekomen. Bovendien heeft betrokkene recent nog geprobeerd de afdeling te ontvluchten en brengt zij zichzelf (levensbedreigend) in gevaar. Om die reden is verplichte zorg nodig.
4.5
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vorm van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toediening van medicatie;
- verrichten van medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten;
- opnemen in een accommodatie.
De rechtbank acht daarbij het ‘beperken van de communicatiemiddelen’ onder de zorgvorm het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten niet noodzakelijk. De rechtbank zal deze vorm van verplichte zorg dan ook afwijzen.
4.6
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.7
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.8
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De rechtbank ziet – zoals door de psychiater tijdens de mondelinge behandeling is verzocht – aanleiding om de zorgmachtiging voor een kortere duur te verlenen dan verzocht. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het van belang is dat betrokkene geleidelijk aan zo veel mogelijk de regie terugkrijgt over haar leven en dat haar perspectief wordt geboden. Langdurige verplichte zorg past hier – zoals door de psychiater naar voren is gebracht – niet bij en is mogelijk zelfs schadelijk voor betrokkene. Een zorgmachtiging voor een langere duur past bovendien niet bij het autonomie bevorderend beleid dat de psychiater ten aanzien van betrokkene wenst te voeren. De zorgmachtiging zal dan ook worden verleend voor de duur van drie maanden.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats] ;
5.2
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.5 kunnen worden getroffen;
5.3
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
22 november 2024;
5.4
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Smits, rechter en in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2024 in tegenwoordigheid van mr. Palings als griffier, en op 5 september 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.