ECLI:NL:RBZWB:2024:6716

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/425782 / FA RK 24/3843
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging voor de duur van zes maanden op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 30 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden. Deze beschikking is voortgekomen uit een verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van verplichte zorg aan een betrokkene, geboren in 1990, die lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene, die sinds juli 2021 onder behandeling is, ernstig nadeel ondervindt door zijn aandoening, wat leidt tot levensgevaar en ernstige psychische schade. De betrokkene heeft een aversie tegen medicatie en verzet zich tegen de noodzakelijke behandeling, waardoor verplichte zorg noodzakelijk is.

Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, zijn advocaat, een sociaal-psychiatrisch verpleegkundige en de ouders van de betrokkene. De advocaat van de betrokkene heeft aangegeven dat er twijfels zijn over de ernst van de situatie, maar de sociaal-psychiatrisch verpleegkundige heeft benadrukt dat de betrokkene steeds verder achteruitgaat en dat vrijwillige zorg niet langer mogelijk is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig en effectief is. De zorgmachtiging is verleend voor de duur van zes maanden, met specifieke maatregelen zoals het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles.

De beschikking is mondeling gegeven door mr. Van Eck en is op 30 augustus 2024 in het openbaar uitgesproken. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/425782 / FA RK 24/3843
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 30 augustus 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats], [land],
wonende te [woonadres],
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M.W. Dieleman te Middelburg.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 20 augustus 2024, ingekomen ter griffie op 20 augustus 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 6 augustus 2024;
- de medische verklaring van 6 augustus 2024;
- een zorgplan van 29 juli 2024;
- een zorgkaart van 29 juli 2024;
- het maatschappelijke plan van 9 augustus 2024;
- de toelichting op de medische verklaring van 20 augustus 2024;
- een uittreksel uit het curatele- en bewindregister;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wvggz;
- een afschrift van de justitiële documentatie.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2024, op het hierboven genoemde woonadres van betrokkene.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- de heer [naam], sociaal-psychiatrisch verpleegkundige bij het FACT (hierna: SPV’er);
- de ouders van betrokkene.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

2.1
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van zes maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
Namens betrokkene geeft de advocaat aan dat betrokkene het onderliggende probleem erkent. Er is dan ook sprake van een psychische stoornis. Ondanks dat het op het moment zeker niet optimaal gaat met betrokkene, valt er volgens de advocaat wel over te twijfelen of het dusdanig slecht gaat met betrokkene dat er sprake is van ernstig nadeel. Verder begrijpt de advocaat dat de achterliggende gedachte van het verzoek is dat er iets moet worden gedaan om verslechtering te voorkomen. Dit wil betrokkene echter niet. Betrokkene heeft een aversie tegen medicatie, waardoor betrokkene zich slechter voelt en de symptomen waar betrokkene last van heeft juist erger worden. Daarbij merkt de advocaat op dat dit niet geheel vreemd is. Door de medicatie krijgt betrokkene meer inzicht in dat het niet goed met hem gaat, waardoor de schuld daarvan bij de medicatie wordt gelegd. Betrokkene wil dan ook graag een andere manier om uit zijn huidige situatie te komen. Hoe dit precies moet worden vormgegeven weet betrokkene echter niet. Daarnaast benoemt de advocaat dat in het zorgplan is opgenomen dat het de bedoeling dat betrokkene wordt opgenomen om hem in te stellen op de medicatie. Dit is dreigend voor betrokkene en de advocaat vindt het dan ook belangrijk dat hier duidelijk over wordt gecommuniceerd naar betrokkene. Gelet op de toelichting van de SPV’er tijdens de mondelinge behandeling waaruit volgt dat een opname in beginsel niet aan de orde zal zijn en het instellen van betrokkene op de medicatie vanuit de thuissituatie zal worden ingezet, verzoekt de advocaat om deze zorgmodaliteiten af te wijzen.
Hoewel betrokken daartoe door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling herhaaldelijk in de gelegenheid is gesteld, heeft betrokkene zelf niets naar voren gebracht omtrent het voorliggende verzoek.
3.2
De SPV’er stelt dat het verzoek kan worden toegewezen. De aanleiding van het voorliggende verzoek heeft een lange voorgeschiedenis. Betrokkene is in het verleden middels een zorgmachtiging onder behandeling geweest bij Stichting Emergis. In de thuissituatie is vanwege de vele bijwerkingen die betrokkene ervaarde gekeken naar een aanpassing van de medicatie. Betrokkene hield daarbij vol dat hij niet verder kwam met zijn leven vanwege de medicatie. De medicatie is vervolgens afgebouwd waarbij er aanvankelijk niet veel verschil zat in het toestandsbeeld van betrokkene. De onafhankelijke psychiater heeft toen geoordeeld dat een verlenging van de zorgmachtiging niet nodig was, waardoor de behandeling van betrokkene op vrijwillige basis is voorgezet. Sindsdien ziet de SPV’er dat betrokkene in het afgelopen jaar steeds verder achteruitgaat, waarbij betrokkene steeds meer last krijgt van stemmen. Betrokkene wordt bovendien steeds inactiever, zijn zelfzorg verslechterd, de voedingstoestand van betrokkene gaat achteruit én door blijvende psychotische ervaringen gaat betrokkene ook psychisch steeds verder achteruit en wordt de psychose moeilijker te behandelen. De aanhoudende aversie van betrokkene tegen de medicatie maakt volgens de SPV’er dat de behandeling niet langer op vrijwillige basis aan betrokkene kan worden verleend.
Ten aanzien van de vormen van verplichte zorg acht de SPV’er het toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten noodzakelijk. De SPV’er ziet op dit moment niet de noodzaak tot het beperken van de bewegingsvrijheid en het opnemen in een accommodatie bij wijze van verplichte zorg. Het is niet het plan om betrokkene op te nemen ten einde betrokkene in te stellen op de medicatie. De medicatie zal in eerste instantie vanuit de thuissituatie aan betrokkene worden geboden. Daarbij heeft de SPV’er de verwachting dat betrokkene zich er met een zorgmachtiging bij neer zal leggen en het toedienen van de medicatie zal toelaten. Een opname is dan ook niet nodig en niet voorzienbaar.
3.3
De ouders van betrokkene zijn het eens met de SPV’er en sluiten zich daarbij aan.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. Betrokkene is sinds juli 2021 in zorg binnen de GGZ en is gediagnosticeerd met een schizofreniespectrum stoornis, waarbij betrokkene last heeft van stemmen. De stoornis is door of namens betrokkene niet betwist.
4.2
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige immateriële schade, ernstige financiële schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Daarbij overweegt de rechtbank dat betrokkene, onder invloed van voormelde psychische stoornis, belemmerd wordt in zijn persoonlijke- en sociaal-maatschappelijke ontwikkeling. Betrokkene is erg passief, isoleert zich en komt tot niets. Overigens is de zelfverzorging van betrokkene slecht en is hij ’s nachts veelal onrustig. Betrokkene heeft geen inkomen en heeft, op zijn familie na, geen sociaal netwerk. Ook kan betrokkene onder invloed van de psychische stoornis prikkelbaar zijn en boos worden. Dit heeft in het verleden bovendien geleid tot agressief gedrag
4.3
Het verlenen van verplichte zorg is gericht op het afwenden van ernstig nadeel, het stabiliseren of herstellen van de fysieke gezondheid van betrokkene in het geval diens gedrag als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor, het dusdanig herstellen van de geestelijke gezondheid van betrokkene dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint en het stabiliseren van de geestelijke gezondheid van betrokkene.
4.4
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Betrokkene verzet zich tegen de benodigde (medicamenteuze) behandeling. Daarbij overweegt de rechtbank dat betrokkene een aversie heeft tegen de medicatie, wat maakt dat betrokkene op vrijwillige basis de noodzakelijk geachte medicatie weigert. Het ontbreekt betrokkene in dit kader dan ook aan ziekte-inzicht en ziektebesef. Om die reden is verplichte zorg nodig.
4.5
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vorm van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toediening van medicatie;
- verrichten van medische controles;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.
De rechtbank zal het verzoek voor zover dat ziet op de overige door de officier van justitie verzochte vormen van verplichte zorg afwijzen, omdat daartoe naar het oordeel van de rechtbank geen noodzaak bestaat en het – zoals door de SPV’er tijdens de mondelinge behandeling is toegelicht – onvoldoende voorzienbaar is dat deze vormen van verplichte zorg in de komende periode noodzakelijk zullen zijn.
4.6
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.7
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.8
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] [land];
5.2
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.5 kunnen worden getroffen;
5.3
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
28 februari 2025;
5.4
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Van Eck, rechter en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2024 in tegenwoordigheid van mr. Palings als griffier, en op 13 september 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.