Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 4 oktober 2023
- de mondelinge behandeling op 12 maart 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt
- de ter gelegenheid van de mondelinge behandeling door mr. Den Besten bij B-formulier overgelegde productie 10.
2.De feiten
Met de informatie die ik heb kunnen inzien kan ik verklaren dat Dhr. [erflater] minstens vanaf 28 -11-2014, matig-ernstig dement geacht kan worden en vanaf die tijd ook wilsonbekwaam.
3.Het geschil
€ 21.546,62, medewerking van gedaagde aan de opheffing van de bankrekeningen en, als zij niet meewerkt, machtiging deze opheffing zelf te bewerkstelligen.
4.De beoordeling
verdeling nalatenschap erflaatster
€ 275,- per maand. Het ligt niet voor de hand dat erflaters een zo groot bedrag per maand aan boodschappen in het winkeltje deden, mede gelet op het feit dat zij hun maaltijden en koffie en thee van de zorginstelling kregen. Daarbij komt dat uit de als prod. 6 door eiser overgelegde en niet door gedaagde weersproken lijsten van de pinopnamen blijkt dat gedaagde in de periode 21 april 2022 tot en met 9 augustus 2022 nog 37 keer geld heeft gepind. Erflater is op [datum 2] 2022 overleden, zodat deze opnamen in de 16 weken voor zijn overlijden zijn gedaan. Hoewel gedaagde de term ‘laatste periode’ niet nader heeft geconcretiseerd, mag worden aangenomen dat zij de opnamen die zij in die 16 weken heeft gedaan volgens haar eigen stelling in ieder geval niet aan erflater heeft afgegeven. De rechtbank sluit niet uit dat die periode aanzienlijk langer was dan de 16 weken voor overlijden, aangezien de dementie waaraan erflater leed, in 2014 al matig-ernstig was en van dementie bekend is dat die een progressief verloop heeft. Daarmee verliest haar stelling dat zij alle sinds 2014 opgenomen contanten aan erflater(s) heeft afgegeven aan geloofwaardigheid. Wat overblijft is de erkenning door eiser dat erflater(s) jaarlijks in een envelopje € 50,00 gaven aan de kinderen en € 20,00 aan de kleinkinderen, dus in totaal
€ 260,00 per jaar. Over een periode van ca 8 jaar gaat het dan om € 2.080,00. De rechtbank zal dit bedrag in mindering brengen. Dan resteert aan niet nader toegelichte, dus onverklaarde, onrechtmatige pinopnamen een bedrag van € 26.650,00.
- griffierecht € 1.301,00
- kosten dagvaardingsexploot € 129,85
- salaris advocaat € 1.572,00 (2 punten à € 786,- per punt liq.tarief III)
- nakosten
5.De beslissing
- deelt toe aan eiser, de helft van de vordering op gedaagde wegens onrechtmatige onttrekkingen, welke helft € 20.511,62 bedraagt,
- deelt toe aan eiser en gedaagde, ieder de helft van de mogelijke saldi (na aftrek van kosten) op de bankrekeningen van erflater(s) bij opheffing daarvan,