ECLI:NL:RBZWB:2024:6726

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/397338 / HA ZA 22-228 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. De Graaf
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolg op een civiele procedure over de kwalificatie van geldbedragen als leningen of schenkingen in het kader van een relatie

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de vraag centraal of bedragen die door [de man] aan [de vrouw] zijn betaald voor de aankoop van een appartement en een woning, moeten worden gekwalificeerd als leningen of schenkingen. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis geoordeeld dat er sprake is van een overeenkomst tot geldlening van € 276.850,00 voor de aankoop van de woning. [de vrouw] is toegelaten tot het leveren van tegenbewijs, maar is hierin niet geslaagd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de door [de man] betaalde bedragen niet als schenkingen kunnen worden aangemerkt, ondanks verklaringen van getuigen die suggereren dat de bedragen als cadeaus zijn bedoeld.

De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen, waaronder de moeder, zoon en dochter van [de vrouw], beoordeeld. Hoewel zij hebben verklaard dat [de man] de bedragen als cadeaus heeft gepresenteerd, heeft de rechtbank geconcludeerd dat dit niet voldoende bewijs oplevert dat de bedragen daadwerkelijk als schenkingen zijn gedaan. De rechtbank heeft ook de verklaringen van [de man] in overweging genomen, waarin hij stelt dat de betalingen zijn gedaan in de vorm van leningen, en dat hij de schuldbekentenissen heeft opgesteld om deze leningen vast te leggen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat [de vrouw] niet is geslaagd in het leveren van tegenbewijs en dat de vordering van [de man] op [de vrouw] voor het bedrag van € 175.487,89 wordt toegewezen, vermeerderd met rente en proceskosten. De vorderingen van [de vrouw] in reconventie zijn afgewezen. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, ondanks het verweer van [de vrouw] dat zij haar woning zou verliezen.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: C/02/397338 / HA ZA 22-228
Vonnis van 2 oktober 2024
in de zaak van
[de man],
wonend in [plaats 1] ( [land] ),
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [de man] ,
advocaat: mr. J.A.J. Hooymayers,
tegen
[de vrouw],
wonend in [plaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [de vrouw] ,
advocaat: mr. A.L. Stegeman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 juni 2023 en de daarin genoemde stukken;
- de akte van [de vrouw] van 19 juli 2023 met producties 28 tot en met 38;
- de akte van depot van 11 december 2023;
- de akte van [de vrouw] van 8 februari 2024 met producties 39 tot en met 41;
- het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 8 februari 2024;
- de akte van [de man] van 28 februari 2024;
- de akte van [de vrouw] van 16 april 2024 met producties 42 en 43;
- het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 16 april 2024;
- de conclusie na getuigenverhoor van [de vrouw] van 29 mei 2024 met producties 44 tot en met 56;
- de conclusie na getuigenverhoor van [de man] van 26 juni 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie

Inleiding
2.1.
In deze zaak staat de vraag centraal of de door [de man] aan (de notaris ten behoeve
van) [de vrouw] betaalde bedragen voor de aankoop van een appartement en woning moeten worden beschouwd als leningen of schenkingen. De rechtbank heeft in haar tussenvonnis voorshands bewezen geacht dat er sprake is van een overeenkomst tot geldlening van een bedrag van € 276.850,00 voor de aankoop van de woning, in overeenstemming met wat in de betreffende schuldbekentenis is vastgelegd. [de vrouw] is toegelaten tot het leveren van tegenbewijs van deze voorshands bewezen geachte stelling. Verder is [de vrouw] opgedragen te bewijzen dat het door [de man] betaalde bedrag van € 148.500,00 voor de aankoop van het appartement aan haar is geschonken.
2.2.
Om aan deze bewijsopdrachten te voldoen heeft [de vrouw] nadere bewijsstukken
overgelegd. Verder heeft zij vijf getuigen laten horen:
- zichzelf;
- [de moeder] , de moeder van [de vrouw] ;
- [de zoon] , de zoon van [de vrouw] ;
- [de dochter] , de dochter van [de vrouw] ;
- [getuige] .
In tegenverhoor is ook [de man] gehoord.
De getuigenverklaringen
2.3.
[de vrouw] heeft tijdens het getuigenverhoor voor zover relevant het volgende
verklaard:
‘[ [de man] ] zei dat ik het appartement cadeau zou krijgen. Ik weet niet of daar nog anderen bij aanwezig waren toen hij dat zei. Dit ging over het appartement in [plaats 3] . (…) De eerste keer dat ik in het appartement kwam was op 22 maart 2019. [de man] zei tegen mij “dit wordt ons nestje”. (…)Het appartement was een cadeau en ik was er blij mee maar het kwam mij niet zo goed uit in verband met de school van mijn dochter. [de man] had ook niet overlegd met mij. Ik had het huis in [plaats 2] op Funda gezien, rond mei/juni 2019. Ik liet het aan [de man] zien. Hij zei als je wilt kunnen we het appartement verkopen of verhuren en dat huis kopen. (…) Hij (…) zei dat hij had geregeld dat we het huis konden kopen. Het was een verrassing voor mij. Mijn moeder en mijn kinderen wisten er al van maar ik nog niet. (…) Op 2 september [2019] is de notariële akte getekend. Daarna heeft [de man] mij een papier voor mijn neus geschoven. Hij zei dat het nodig was voor de belastingdienst omdat ik nu 2 huizen had gekregen. Dat gaat inderdaad om de schuldbekentenissen van 31 augustus 2019. Ik heb die niet gelezen voordat ik die heb ondertekend. [de man] heeft mij uitgelegd wat erin stond. Ik weet niet meer precies wat hij heeft uitgelegd. Hij zei als de belastingdienst erom vraagt dan is dit het geld dat je hebt gekregen. (…)Ik heb in die periode ook belastingaangifte gedaan en daarin vermogen opgegeven. Dat was in april 2020. Ik heb die aangifte samen met een boekhoudster uit [plaats 4] online ingevuld. (…) Welke waarde ik voor de woning heb opgegeven weet ik niet meer. Ik onderhield zelf het contact met de boekhoudster, maar ik heb het vooraf wel besproken met [de man] . Ik had zijn BSN nummer nodig om de schuld in de aangifte op te nemen. (…) Ik weet niet meer welk bedrag ik als schuld in de aangifte heb opgenomen, maar het waren de bedragen uit de schuldbekentenissen. (…) Ik heb de schuld opgegeven nadat ik dit had besproken met [de man] en de boekhoudster. Zij zeiden tegen mij dat dat het beste was en ik deed wat zij mij vertelden. U houdt mij voor dat er sprake is van fraude als het niet echt een schuld was. Ik wist dat niet. (…)
Op 12 mei 2019 reed [getuige] met mij en [de man] mee terug naar Nederland. Tijdens die autorit heeft [de man] tegen [getuige] gezegd dat hij mij het appartement cadeau had gedaan.Ik heb de verkoopopbrengst van het appartement aan [de man] over laten maken omdat ik eerlijk wilde zijn. (…)
[De advocaat van [de man] ] houdt mij de whats app berichten voor van 16 januari, 16 februari en 3 mei 2022 en de betaling van € 5000 aan [de man] . Ik heb alleen aangegeven dat ik zou terugbetalen als dat voor mij mogelijk was. Ik begreep pas later van mijn advocaat dat ik niet hoefde terug te betalen omdat het een gift was. Ik weet wel wat een gift is.’
2.4.
[de moeder] , de moeder van [de vrouw] , heeft tijdens het getuigenverhoor voor zover
relevant het volgende verklaard:
‘ [de man] schreef mij (…) in een whats app bericht dat hij voor haar als cadeau een huisje ging kopen. (…) Hij zei tegen mij dat ik me geen zorgen hoefde te maken omdat mijn dochter een eigen woning zou bezitten (…). [de man] stuurde mij via whats app allemaal berichten over de verbouwing van het appartement. Ik mocht dat niet aan mijn dochter vertellen omdat het een verrassing/cadeau voor haar was. Ze mocht dus niks weten over het cadeau. (…)Ik weet nog dat [de man] tegen mij gezegd heeft dat mijn dochter nooit meer hoefde te werken en dat hij haar volledig wilde verzorgen. (…) Verder heeft hij gezegd dat het appartement alleen een overbrugging zou zijn. Dat was meteen nadat hij het had gekocht. Omdat mijn kleindochter naar school moest zou hij een huis in Nederland kopen. (…) Hij zei mij (…) dat hij een nieuw cadeau had voor mijn dochter, namelijk het huis in [plaats 2] . Dat was de eerste keer dat ik daar over hoorde. (…)Verder heb ik niets gehoord over financiële afspraken tussen [de man] en mijn dochter.’
2.5.
[de zoon] , de zoon van [de vrouw] , heeft tijdens het getuigenverhoor voor
zover relevant het volgende verklaard:
‘Ik weet niet zoveel over de financiële afspraken tussen mijn moeder en [de man] . Ik weet alleen dat [de man] (…) eerst een appartement en daarna een huis voor haar heeft geregeld. Ik ben niet aanwezig geweest bij hun onderlinge afspraken hierover. Ik heb wel meermaals gehoord dat [de man] over de aankopen heeft verteld. (…) Hij zei (…) “ik heb een appartement gevonden/geregeld voor je moeder, voor ons (…)”. (…)Ik leidde uit de woorden van [de man] af dat het een cadeau was voor mijn moeder. Hij gaf sowieso veel cadeaus en zei bijvoorbeeld dat ze niet meer hoefde te werken. Als je in het Pools tegen iemand zegt dat je iets voor iemand koop, dan betekent het echt dat het voor die persoon is.Ik vond zelf dat hij wel vrij ver ging want het was een heel groot cadeau. Maar hij was van de grote gebaren en de dure cadeaus. Ik vroeg me wel af hoe alles geregeld was maar ze zeiden me dat het allemaal wel goed zat. (…)Hij zei dat hij de papieren had voor de aankoop van het huis in [plaats 2] (…). Dit was toen voor mij en ook mijn moeder en ik denk ook voor oma een grote verrassing. (…) Hij zei tegen haar “kijk eens wat ik voor je heb gekocht/geregeld” of iets in die trant. (…)Ik heb nog wel aan mijn moeder en [de man] gevraagd hoe dit nu allemaal werd geregeld en [de man] heeft mij gezegd dat zij geen problemen zou krijgen met de belastingdienst. Ik vond het allemaal nogal snel gaan en heb daarom vragen gesteld maar kreeg eigenlijk geen duidelijk antwoord. (…)Ik leidde uit de woorden van [de man] af dat ook het huis een gift of een schenking zou zijn aan mijn moeder.(…)[de man] gebruikte het woord “dla” in het Pools, dat betekent voor iemand en niet namens iemand.’
2.6.
[de dochter] , de dochter van [de vrouw] , heeft tijdens het
getuigenverhoor voor zover relevant het volgende verklaard:
‘Ik ben niet aanwezig geweest bij het maken van afspraken tussen mijn moeder en [de man] . Er zijn wel dingen tegen mij verteld en achteraf heb ik vooral van [de man] het een en ander gehoord.(…)[Mijn moeder] zei dat [de man] voor ons een appartement had gekocht in [plaats 5] (…) [de man] zei (…) “dit is van mij voor jullie zodat we samen kunnen zijn”. Ik weet alleen maar dat [de man] het voor mijn moeder had gekocht maar werd niet betrokken bij hun geldzaken.(…) [de man] zei (…) tegen mij “dit is mijn cadeau voor jullie (…)”.(…) ik [zag] dat [de man] papieren aan mijn moeder gaf. Ik vroeg toen wat dat was. [de man] zei toen tegen mij dat het ging over het lenen van geld, maar dat het geen echte lening zou zijn. Het was alleen bedoeld voor als er vragen zouden rijzen waar het vandaan was gekomen. (…) U houdt mij voor dat ik in mijn schriftelijke verklaring van 10 mei 2022, die in de procedure is overgelegd, niets heb geschreven over deze papieren en wat daarover is gezegd. Dat klopt. Ik heb daar toen niet bij stilgestaan dat het relevant zou kunnen zijn.’
2.7.
[getuige] heeft tijdens het getuigenverhoor voor zover relevant het
volgende verklaard:
‘Eigenlijk weet ik niets over financiële afspraken tussen [de vrouw] en [de man] , maar tijdens de reis naar Nederland werd er onder meer gesproken over het appartement in [plaats 5] . Aan het eind van de reis nodigden ze me uit om daar een keer naar toe te komen. [de man] zei daar toen bij dat het appartement een cadeau was voor [de vrouw] .’
2.8.
[de man] heeft tijdens het getuigenverhoor voor zover relevant het volgende verklaard:
‘Ik bood [ [de vrouw] ] aan om een appartement te kopen, dat ik zou verbouwen. [de vrouw] kon daarin verblijven tot dat het appartement verkocht zou worden. (…) Ik sprak met [de vrouw] af dat ik het aankoopbedrag zou betalen en dat, bij verkoop van het appartement, de opbrengst aan mij toekwam. Ik vertrouwde [de vrouw] op haar woord. Op advies van de notaris heb ik later de schuldbekentenis opgesteld en laten tekenen.(…)Het kan zijn dat ik ook appcontact heb gehad met de moeder van [de vrouw] . Ik weet dat niet meer. Als ik daarin heb gezegd dat het appartement een verrassing was voor [de vrouw] dan bedoelde ik daarmee dat ik onderdak voor haar had geregeld.(…)Ik heb [ [de vrouw] ] (…) aangeboden het aankoopbedrag [voor de woning] aan haar uit te lenen. Dat sprake was van een lening blijkt ook uit een verklaring die wij bij de notaris hebben moeten tekenen voordat de overdrachtsakte werd gepasseerd. (…) De notaris wist dus dat het aankoopbedrag van mij afkomstig was in de vorm van een lening. Hij adviseerde mij om de woning voor 1% op mijn naam te zetten, zodat [de vrouw] de woning nooit zonder mijn toestemming zou kunnen verkopen. [de vrouw] wilde hier echter niet mee instemmen. Bij mij gingen er toen wel alarmbellen af, maar ik kon niet meer terug want ik had het geld al aan de notaris overgemaakt. Omdat [de vrouw] niet met die 1% akkoord ging, adviseerde de notaris mij om de mondeling overeengekomen geldleningen schriftelijk vast te leggen in schuldbekentenissen. De notaris in [plaats 5] , [notaris] , heeft die vervolgens opgesteld. Ik heb met [de vrouw] besproken wat daarin stond, namelijk dat werd vastgelegd dat sprake was van een lening, als waarborg voor de terugbetaling. Ik heb dat in het Pools uitgelegd en zij begreep dat. Ik ben er voor 1000% zeker van dat zij ook de Nederlandse tekst van de schuldbekentenissen goed begreep. Hier is geen discussie over geweest.In het whatsapp bericht van 18 juli 2019 bedoelde ik met “cadeau” de geldlening. Het was niet evident om zo’n geldbedrag uit te lenen. Bij de bank moet je met bewijzen komen. Ik heb het klakkeloos aan haar uitgeleend (…).(…)Ik heb nooit tegen de familie van [de vrouw] gezegd dat het appartement en het huis cadeaus voor haar waren. Als ik het woord cadeau al heb gebruikt, misschien als een grap, dan ging het over de lening.’
[de vrouw] is niet geslaagd in het leveren van (tegen)bewijs
2.9.
De rechtbank stelt voorop dat, zoals [de vrouw] terecht aanvoert, voor het leveren van tegenbewijs voldoende is dat het voorshands bewezen geachte feit wordt ontzenuwd. De rechtbank is echter van oordeel dat [de vrouw] niet is geslaagd in het leveren van dit tegenbewijs. Ook is [de vrouw] niet geslaagd in de haar opgedragen bewijslevering. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
2.10.
Uit de (schriftelijke) verklaring van de moeder van [de vrouw] blijkt niet dat [de man] de bedragen van € 276.850,00 en € 148.500,00 heeft geschonken voor de aankoop van de woning en het appartement. De moeder van [de vrouw] verklaart weliswaar dat [de man] tegen haar heeft gezegd dat de woning en het appartement cadeaus/verrassingen waren, maar dat betekent nog niet dat [de man] deze bedragen heeft geschonken. Het regelen en verbouwen van eerst het appartement in België en vervolgens de woning in Nederland en het verstrekken van een grote renteloze lening kan ook als een verrassing of cadeau voor [de vrouw] worden gezien. [de vrouw] had na haar scheiding immers een nieuwe verblijfplaats nodig, ook voor haar kinderen. Zij wilde bovendien graag in Nederland wonen, omdat haar dochter daar naar school ging. Met de aankoop en financiering van de woningen, heeft Secula dit mogelijk gemaakt.
2.11.
De moeder van [de vrouw] heeft verder niets gehoord over de financiële afspraken tussen partijen. De moeder van [de vrouw] is dus niet op de hoogte van wat er financieel is afgesproken over de aankoop van de woning en het appartement. Ook de door [de vrouw] overgelegde WhatsAppberichten tussen [de man] en de moeder van [de vrouw] geven geen duidelijkheid over wat tussen partijen is afgesproken. Uit het WhatsAppbericht van [de man] aan de moeder van [de vrouw] waarin staat: ‘
vandaag kocht ik in 9 seconden een appartement voor [bijnaam] … zodat ze ergens heen zou kunnen gaan…’,leidt de rechtbank ook niet af dat [de man] het bedrag van € 148.500,00 heeft geschonken.
2.12.
Uit de (schriftelijke) verklaring van de zoon van [de vrouw] blijkt ook niet dat [de man] de bedragen van € 276.850,00 en € 148.500,00 heeft geschonken. Hoewel de zoon van [de vrouw] verklaart dat [de man] een woning en een appartement voor [de vrouw] heeft gekocht/geregeld en hij uit [de man] ’s woorden heeft afgeleid dat het om schenkingen gaat, kan hieruit niet worden geconcludeerd dat [de man] deze bedragen heeft geschonken. Zelfs als [de man] bekendstaat om grote gebaren en dure cadeaus, betekent dat niet dat hij deze geldbedragen heeft geschonken. Weliswaar spreekt de zoon van [de vrouw] in zijn schriftelijke verklaring over een ‘
speciaal contract’dat verder geen betekenis heeft, maar hierover verklaart hij niets tijdens het getuigenverhoor. De zoon van [de vrouw] heeft bovendien geen duidelijk antwoord gekregen op zijn vraag over hoe alles met betrekking de woning en het appartement is geregeld. De zoon van [de vrouw] weet ‘
niet zoveel’over de financiële afspraken tussen partijen.
2.13.
Uit de (schriftelijke) verklaring van de dochter van [de vrouw] volgt evenmin dat [de man] de bedragen van € 276.850,00 en € 148.500,00 heeft geschonken. De rechtbank acht de verklaring van de dochter van [de vrouw] over de ‘
papieren’(schuldbekentenissen), dat [de man] heeft gezegd dat deze niet op een echte lening zien, ongeloofwaardig. Dat komt omdat [de vrouw] nooit heeft verklaard dat haar dochter aanwezig is geweest toen [de man] de schuldbekentenissen aan haar heeft gegeven. Ook heeft de dochter van [de vrouw] in haar schriftelijke verklaring (die in de procedure is overgelegd) hier niets over vermeld. Daarbij is relevant dat de familieverhouding kan meebrengen dat de dochter van [de vrouw] zich, al dan niet bewust, heeft laten beïnvloeden door de belangen van [de vrouw] . De dochter van [de vrouw] is, zo verklaart zij, verder niet aanwezig geweest bij het maken van afspraken tussen partijen.
2.14.
[getuige] verklaart alleen over het appartement. Uit deze verklaring blijkt niet dat het bedrag van € 148.500,00 is geschonken. [getuige] verklaart wel dat [de man] heeft gezegd dat het appartement een cadeau is geweest voor [de vrouw] , maar dat betekent nog niet dat dit bedrag is geschonken. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, kan het gebruik van het woord 'cadeau' ook verwijzen naar het regelen van het appartement, de lening en/of de verbouwing.
2.15.
[de vrouw] heeft terecht aangevoerd dat haar verklaring geen beperkte bewijskracht heeft (zoals is bepaald in artikel 164 lid 2 Rv), omdat er geen sprake is van door haar te bewijzen feiten. De verklaring van [de vrouw] heeft dus volledige bewijskracht. Naar het oordeel van de rechtbank levert echter ook haar verklaring onvoldoende tegenbewijs op. Weliswaar verklaart [de vrouw] dat [de man] heeft gezegd dat hij heeft geregeld dat partijen de woning hebben kunnen kopen, maar hieruit volgt niet dat een fors geldbedrag is geschonken. Ook het WhatsAppbericht van [de man] van 8 juli 2019, waarin staat: ‘
[bijnaam] , dit is een cadeau van mij voor jou’ en ‘
Je hebt geen diamanten meer nodig’, verandert hier niets aan. Uit de verklaring van [de vrouw] dat [de man] heeft gezegd ‘
als de belastingdienst erom vraagt dan is dit het geld dat je hebt gekregen’, volgt niet dat, anders dan wat in de overeenkomst tot geldlening staat, het bedrag van € 276.850,00 is geschonken. Een lening krijgt men ook. Bovendien verklaart [de vrouw] dat zij dit bedrag in overleg met haar boekhouder als schuld heeft opgegeven bij haar belastingaangifte. Dit duidt erop dat zij het bedrag zelf ook als een lening beschouwde.
2.16.
[de vrouw] heeft tot slot met het indienen van de conclusie van enquête diverse foto’s, WhatsAppberichten en overige documenten overgelegd die zien op de relatie tussen partijen, de B&B, het samenwonen in het appartement en een auto. [de man] heeft de rechtbank verzocht om deze stukken buiten beschouwing te laten, omdat [de vrouw] deze pas bij conclusie na enquête in het geding heeft gebracht. Hoewel [de man] terecht aangeeft dat [de vrouw] deze stukken te laat heeft ingediend, is [de man] hierdoor niet in zijn belangen geschaad. [de man] heeft namelijk nog kunnen reageren op deze stukken, maar heeft er zelf voor gekozen om dat niet te doen. Toch leiden de overgelegde stukken niet tot een ander oordeel van de rechtbank. Deze stukken geven namelijk geen antwoord op de vraag of de door [de man] aan [de vrouw] betaalde bedragen voor de aankoop van het appartement en de woning moeten worden beschouwd als leningen of schenkingen.
Conclusie ten aanzien van de vorderingen in conventie
2.17.
De conclusie in conventie is dat vast is komen te staan dat er sprake is van een overeenkomst tot geldlening ten aanzien van het bedrag van € 276.850,00 voor de aankoop van de woning, zoals in de betreffende schuldbekentenis is vastgelegd. [de man] heeft dus een vordering op [de vrouw] . Verder is niet vast komen te staan dat het door [de man] betaalde bedrag van € 148.500,00 voor de aankoop van het appartement aan [de vrouw] is geschonken. Het beroep van [de vrouw] op verrekening van dit bedrag met de vordering van [de man] in conventie slaagt dus niet. In het tussenvonnis is al geoordeeld dat de ‘overwaarde’ van € 84.605,58, het al door [de vrouw] betaalde bedrag van € 5.000,00 en de verkoopkosten van € 11.756,53 wél moeten worden verrekend met de vordering van [de man] in conventie (zie rechtsoverwegingen 4.20 en 4.21 van het tussenvonnis). In conventie wordt dus een bedrag van (€ 276.850,00 -/- € 101.362,11 =) € 175.487,89 in hoofdsom toegewezen
.
2.18.
Op grond van de door [de vrouw] ondertekende schuldbekentenis wordt ook de wettelijke rente plus 2 procent per jaar over de te betalen hoofdsom van € 175.487,89 toegewezen vanaf 5 februari 2022, zijnde de datum dat [de vrouw] in verzuim is komen te verkeren (zie ook rechtsoverweging 4.10 van het tussenvonnis). [de vrouw] heeft geen verweer gevoerd tegen de contractuele rente als zodanig.
2.19.
[de man] vordert op basis van de door [de vrouw] ondertekende schuldbekentenis het al verschenen honorarium van zijn advocaat van € 1.903,03, te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten in overeenstemming met de Staffel Buitengerechtelijke Incassokosten. Bij € 175.487,89 in hoofdsom zijn de buitengerechtelijke kosten € 2.529,88. In totaal wordt dan ook een vergoeding van € 4.432,91 aan (buiten)gerechtelijke kosten toegewezen. [de vrouw] heeft geen verweer gevoerd tegen de vergoeding van deze kosten als zodanig.
2.20.
[de man] vordert [de vrouw] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden vastgesteld op € 427,58 voor kosten deurwaardersexploten, € 314,00 voor griffierecht en € 2.714,00 voor salaris advocaat (1 punt), totaal € 3.455,58.
2.21.
[de vrouw] wordt in conventie als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [de man] worden in conventie in totaal begroot op € 13.126,74, bestaande uit:
- dagvaarding: € 129,74
- griffierecht: € 1.963,00
- salaris advocaat: € 10.856,00 (4 punten x € 2.714,00)
- nakosten: € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Conclusie ten aanzien van de vorderingen in (voorwaardelijke) reconventie
2.22.
De voorwaarde waaronder de reconventie is ingesteld, is vervuld: de vorderingen in conventie worden (grotendeels) toegewezen en het door [de vrouw] aan [de man] betaalde bedrag van € 221.349,05 wordt niet (volledig) in mindering gebracht. In reconventie vordert [de vrouw] betaling van primair de gehele verkoopopbrengst van het appartement en subsidiair de ‘overwaarde’ van het appartement. In conventie slaagt het beroep op verrekening van de ‘overwaarde’. Daarom kan de vordering tot betaling daarvan in reconventie niet worden toegewezen. Verder is, zoals de rechtbank in conventie heeft overwogen, niet vast komen te staan dat het door [de man] betaalde bedrag van € 148.500,00 ten behoeve van het appartement een schenking was. Het beroep van [de vrouw] op onverschuldigde betaling van dit bedrag, slaagt dus niet. Dat betekent dat de vorderingen van [de vrouw] worden afgewezen.
2.23.
[de vrouw] wordt in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [de man] worden in reconventie in totaal begroot op € 5.528,00, bestaande uit:
- salaris advocaat € 5.428,00 (2 punten x € 2.714,00)
- nakosten: € 100,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Uitvoerbaar bij voorraad en geen zekerheidstelling
2.24.
[de man] vraagt de rechtbank het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Dat betekent dat het mogelijk is om de uitspraak meteen uit te voeren, ook als hoger beroep wordt ingesteld. [de vrouw] is het hier niet mee eens en voert verweer. [de vrouw] geeft aan dat zij haar woning verliest wanneer het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard en dat zij dan ernstig en onherstelbaar wordt benadeeld. Subsidiair vraagt [de vrouw] de rechtbank om zekerheid te laten stellen.
2.25.
De rechtbank moet de belangen van partijen afwegen. Het uitgangspunt is dat [de man] bij de veroordeling tot betaling van een geldsom belang heeft om de uitspraak meteen uit te kunnen laten voeren. Dat de uitvoering van de uitspraak mogelijk ingrijpende gevolgen heeft die moeilijk zijn terug te draaien, is op zichzelf geen reden om een uitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Het is een omstandigheid die de rechtbank moet meewegen.
2.26.
De rechtbank is van oordeel dat het belang van [de man] zwaarder weegt dan het belang van [de vrouw] . Alleen het verliezen van haar woning is onvoldoende om de uitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. [de vrouw] heeft voldoende de tijd gehad om een alternatieve woonruimte te vinden. Daarbij komt dat [de vrouw] ook een verblijfplaats in Polen heeft waar zij regelmatig voor langere periodes verblijft.
2.27.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank ook geen aanleiding om te bepalen dat zekerheid wordt gesteld. Bovendien heeft [de vrouw] niet gesteld dat er sprake is van een restitutierisico.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt [de vrouw] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [de man] te voldoen een bedrag van € 183.376,38, te vermeerderen met de wettelijke rente plus 2 procent per jaar over een bedrag van € 175.487,89 vanaf 5 februari 2022 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [de vrouw] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [de man] te voldoen de proceskosten van € 13.126,74, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
3.3.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
3.4.
wijst de vorderingen van [de vrouw] af;
3.5.
veroordeelt [de vrouw] in de proceskosten van € 5.528,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
in conventie en reconventie
3.6.
veroordeelt [de vrouw] tot betaling van € 92,00 plus de kosten van betekening als [de vrouw] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
3.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Graaf en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2024.