Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.[belanghebbende 1] ,
[belanghebbende 2],
[belanghebbende 3],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 oktober 2024 een beschikking gegeven in een erfrechtelijke procedure. Het verzoek is ingediend door mr. Ph. van Kampen, notaris en executeur, die verzocht om vaststelling van zijn loon als executeur. In het testament van de erflater, die op 2 oktober 2022 is overleden, was bepaald dat aan de executeur geen loon toekwam. Mr. Van Kampen stelde echter dat er bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van deze testamentaire bepaling rechtvaardigden, zoals bedoeld in artikel 4:144 lid 3 BW en artikel 4:159 lid 2 en 3 BW. De kantonrechter oordeelde dat er inderdaad sprake was van onvoorziene omstandigheden en kende mr. Van Kampen een loon toe van € 350,00 per uur exclusief btw, met een jaarlijkse indexering volgens de Recofa-richtlijnen.
Daarnaast diende de voormalig executeur, [belanghebbende 2], een voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek in, waarin zij verzocht om ook een vergoeding voor haar werkzaamheden als executeur. De kantonrechter oordeelde echter dat de testamentaire bepaling duidelijk was en dat er voor [belanghebbende 2] geen recht op loon bestond, aangezien er geen onvoorziene omstandigheden waren die een andere uitleg van het testament rechtvaardigden. De kantonrechter wees het verzoek van [belanghebbende 2] af en bepaalde dat de proceskosten ten laste komen van de nalatenschap.
De beschikking benadrukt het belang van de testamentaire bepalingen en de rol van onvoorziene omstandigheden in erfrechtelijke geschillen. De beslissing van de kantonrechter is in overeenstemming met de geldende wetgeving en de richtlijnen voor de beloning van executeurs.