Uitspraak
1.[verzoeker 1] ,
[verzoeker 2],
verzoekende partijen,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 oktober 2024, is er een verzoek ingediend tot verwerping van een nalatenschap namens een minderjarige. De verzoekers, ouders van de minderjarige, hebben verzocht om de nalatenschap te verwerpen, maar hebben geen nadere informatie verstrekt over de redenen waarom dit in het belang van de minderjarige zou zijn. De kantonrechter heeft hen in de gelegenheid gesteld om een afschrift van de notariële akte te overleggen, waaruit blijkt dat verzoekster sub 1 de nalatenschap heeft verworpen, en om concreet toe te lichten waarom de verwerping in het belang van de minderjarige zou zijn.
Ondanks een herinnering per brief op 21 augustus 2024, hebben de verzoekers niet gereageerd. De kantonrechter heeft in een eerdere beschikking van 5 juli 2024 al aangegeven dat het niet aannemelijk is dat de nalatenschap negatief is en dat het niet in het belang van de minderjarige is om de nalatenschap te verwerpen. Aangezien de verzoekers niet meer hebben gereageerd, ziet de kantonrechter geen aanleiding om op dit voorlopige oordeel terug te komen.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de verzoekers de nalatenschap namens de minderjarige onder voorrecht van boedelbeschrijving dienen te aanvaarden, op het moment dat de minderjarige tot de nalatenschap wordt geroepen. De kantonrechter wijst de verzoekers erop dat met de afwijzing van de verzochte machtiging de nalatenschap namens de minderjarige nog niet is aanvaard onder voorrecht van boedelbeschrijving. Verzoekers worden aangeraden zich te laten adviseren over de wijze waarop en waar de nalatenschap onder voorrecht van boedelbeschrijving dient te worden aanvaard.