ECLI:NL:RBZWB:2024:6745

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 september 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
02-215069-24, 02-189890-24 en 02-336143-23 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • Mr. De Graaf
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de kinderrechter inzake vernieling en mishandeling met betrekking tot twee benadeelde partijen

Op 30 september 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2007, die werd beschuldigd van vernieling en mishandeling. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 16 september 2024, waarbij de officier van justitie, mr. H.E. de Haze, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. B. van der Werf. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk beschadigen van een autospiegel en het mishandelen van een benadeelde partij. De kinderrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de mishandeling, maar dat de verdachte wel schuldig was aan het beschadigen van de autospiegel van de heer [benadeelde 1]. De kinderrechter sprak de verdachte vrij van de overige tenlastegelegde feiten, waaronder de poging tot zware mishandeling van de heer [benadeelde 2]. De strafoplegging bestond uit een werkstraf van 20 uren, met een subsidiaire vervangende jeugddetentie van 10 dagen. Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade niet voldoende was onderbouwd. De kinderrechter besloot ook tot gedeeltelijke tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie, omgezet in een werkstraf van 28 uren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team jeugd
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-215069-24, 02-189890-24 en 02-336143-23 (tul)
vonnis van de kinderrechter van 30 september 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2007 te [geboorteplaats] , [land] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsvrouw mr. B. van der Werf, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 september 2024, waarbij de officier van justitie, mr. H.E. de Haze, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn de schadevergoedingsverzoeken van de benadeelde partijen [benadeelde 1] (parketnummer 02-215069-24) en [benadeelde 2] (parketnummer 02-189890-24) aan de orde gekomen.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer en zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, terzake dat:
Parketnummer 02-215069-24
1
hij op of omstreeks 2 juli 2024 te Breda, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een auto en/of autospiegel en/of autoband en/of
portier, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk
geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar
gemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 2 juli 2024 te Breda, althans in Nederland, [benadeelde 1] heeft
mishandeld door die [benadeelde 1] tegen het gezicht en/of hoofd, althans het lichaam,
te slaan en/of schoppen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Parketnummer 02-189890-24
hij op of omstreeks 1 februari 2024 te Breda tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 2] ,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een of meer (lege) bierflesje(s) (van glas) op/tegen een deur en/of het lichaam, in elk geval dichtbij/in de richting van (het hoofd/lichaam van) die [benadeelde 2] kapot heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 1 februari 2024 te Breda, openlijk, te weten, aan de Vismarktstraat 5, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde 2] , door op/tegen het lichaam, althans dichtbij/in de richting van (het hoofd/lichaam) van die [benadeelde 2] een of meer (lege) bierflesje(s) (van glas) kapot te gooien;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 februari 2024 te Breda, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door op/tegen het lichaam, althans dichtbij/in de richting van (het hoofd/lichaam) van die [benadeelde 2] een of meer (lege) bierflesje(s) (van glas) kapot te gooien; ( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De kinderrechter is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 02-215069-24
feit 1:
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het vernielen van de auto, althans het vernielen van de autospiegel en portier.
Zij baseert zich daarbij op de aangifte en de getuigenverklaring van [getuige 1] .
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het lek steken van de banden, omdat niet duidelijk is wie dit heeft gedaan. De officier van justitie geeft aan dat dit kan worden weggestreept uit de tenlastelegging.
feit 2:
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 tenlastegelegde mishandeling heeft gepleegd, omdat weliswaar sprake was van een worsteling maar geen enkele getuige heeft gezien dat verdachte ook daadwerkelijk het slachtoffer heeft geslagen of geschopt. Er kan dus niet worden vastgesteld of er sprake was van opzet bij verdachte. Zij heeft dan ook vrijspraak gevorderd van verdachte van dit feit.
parketnummer 02-189890-24
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van de portier (heer [benadeelde 2] ) zoals primair ten laste is gelegd. Zij baseert zich daarbij op de aangifte en de camerabeelden van die avond, waaruit blijkt dat verdachte en medeverdachte met kracht (bier)flesjes gooien en zij staan op korte afstand van de portier. De portier stond in een halletje waardoor de scherven nergens anders heen konden. Dit maakt het ontzettend gevaarlijk. Ook de portier heeft verklaard dat hij ziet dat er bierflesjes uit de tas gehaald worden. Het is dan ook evident dat er met bierflesjes is gegooid. Voor wat betreft het handelen in vereniging is de officier van mening dat verdachte wist wat er zou gaan gebeuren die avond. Verdachte en medeverdachte trekken namelijk samen de avond met elkaar op en komen meerdere keren terug bij het café. Medeverdachte heeft een tas mee met flesjes. Naast medeverdachte pakt ook verdachte een voorwerp uit de tas en zij gooien samen richting de portier. Dit tezamen getuigt ervan dat er sprake is van een nauwe samenwerking. Daarbij heeft verdachte door de flesjes te gooien in het halletje richting de portier, willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de portier zwaar letsel op kan lopen.
4.1.2
Het standpunt van de verdediging
Parketnummer 02-215069-24
feit 1:
De verdediging is van mening dat de kinderrechter niet tot een bewezenverklaring kan komen van de vernieling van de auto. Verdachte heeft aangegeven dat hij enkel de spiegel heeft omgeduwd en daaruit blijkt niet dat hij schade heeft aangebracht en voor het overige is er geen wettig bewijs dat verdachte iets te maken heeft met de krassen op de portier van de auto dan wel de lek gestoken banden. Verdachte ontkent ook dat hij dit gedaan zou hebben. Daarbij blijkt uit pagina 20 van het procesdossier dat er steeds een andere persoon aanwezig was bij de auto. Verdachte is zeer kort na het incident aangehouden en gefouilleerd waaruit bleek dat hij geen mes bij zich had. De verdediging verzoekt vrijspraak van vernieling van de auto.
feit 2:
De verdediging is van mening dat de kinderrechter niet tot een bewezenverklaring kan komen van mishandeling van de heer [benadeelde 1] . Er is een worsteling ontstaan tussen verdachte en de heer [benadeelde 1] waarbij verdachte onderop kwam te liggen. Er zijn foto’s overgelegd waaruit blijkt dat niet alleen de heer [benadeelde 1] maar ook verdachte letsel heeft opgelopen. Daarbij spreken de getuigen enkel over een worsteling die heeft plaatsgevonden en heeft niemand gezien dat verdachte de heer [benadeelde 1] daadwerkelijk zou hebben geschopt of geslagen. Ook is verdachte meteen vertrokken van de locatie. De verdediging verzoekt, net zoals de officier van justitie, vrijspraak van mishandeling.
parketnummer 02-189890-24
De verdediging stelt zich op het standpunt dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. Op de camerabeelden, die door de officier van justitie zijn ingebracht, is niet te zien dat er bierflesjes worden gegooid. Evenmin blijkt dat er glasscherven zijn gevonden en waar deze terecht zijn gekomen. Er is enkel op de camerabeelden te zien dat er iets groens oplicht, een soort reflectie, en dan is er een gooiende beweging zichtbaar van zowel verdachte als medeverdachte, maar het is niet duidelijk met wat zij gooien. Het zijn geen bierflesjes en dat is wel ten laste gelegd. Er kan dus niet gekomen worden tot een veroordeling van dit primair ten laste gelegde feit en de verdediging verzoekt dan ook vrijspraak van poging tot zware mishandeling. Als de kinderrechter hier niet in meegaat is er ook een andere reden die tot een vrijspraak zou moeten leiden. Anders dan de officier van justitie is de raadsvrouw van mening dat opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ontbreekt. Er dient gekeken te worden naar de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze plaatsvond. Nergens blijkt uit dat er glas is gegooid. Er is ook geen beschrijving van het gegooide glas en de dikte van het glas. Ook zitten er geen foto’s in het dossier van het glas dan wel glasscherven. Het is ook niet duidelijk wat er in de tas zit van medeverdachte. Gezien deze omstandigheden is niet gebleken dat verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bewust heeft aanvaard. Er is eveneens geen sprake van openlijke geweldpleging, omdat niet uit de beelden blijkt dat er sprake zou zijn van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte. Nergens blijkt uit dat verdachte had moeten weten wat medeverdachte zou gooien en hoe hij zou gooien.
4.2
Het oordeel van de kinderrechter
4.2.1
De bewijsmiddelenIndien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.2.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Parketnummer 02-215069-24
feit 1:
De heer [benadeelde 1] heeft aangifte gedaan van vernieling van zijn leaseauto. De spiegel is beschadigd, er is krasschade op de achterportier en de banden zijn lek gestoken. Hij heeft verklaard dat hij zelf heeft gezien dat de buitenspiegel naar buiten was geklapt en dat de rechterzijde van de achterportier krasschade heeft. Verdachte heeft verklaard dat hij alleen tegen de spiegel heeft geduwd en dat deze spiegel niet kapot was maar enkel omgebogen. [getuige 1] verklaart echter dat verdachte trapt en slaat tegen de spiegel waardoor deze los komt te hangen. De kinderrechter acht het wettig en overtuigend bewezen dat de spiegel door het handelen van verdachte beschadigd is geraakt.
Voor wat betreft de krassen op de rechterzijde van het achterportier, zegt de heer [benadeelde 1] dat deze er nog niet eerder op zaten. Verdachte ontkent dat hij hier wat mee te maken heeft. [getuige 1] verklaart weliswaar dat hij heeft gezien dat verdachte een trap geeft tegen de rechter achterdeur, doch zonder nadere toelichting is niet aannemelijk dat een enkele trap krasschade veroorzaakt. De kinderrechter kan dan ook niet vaststellen dat de krassen die zichtbaar zijn op de foto’s, aangebracht zijn door verdachte.
Uit het procesdossier kan niet worden afgeleid dat verdachte betrokken is geweest bij het leksteken van de banden.
De kinderrechter is daarom van oordeel dat enkel wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte op 2 juli 2024 te Breda de spiegel van de leaseauto van de heer [benadeelde 1] heeft beschadigd. Voor het overige zal verdachte worden vrijgesproken van dit feit.
feit 2:
Op 2 juli 2024 hebben er twee ontmoetingen plaats gevonden tussen verdachte en de heer [benadeelde 1] . Er heeft in eerste instantie een woordenwisseling plaatsgevonden tussen hen, waarbij verdachte agressief was richting de heer [benadeelde 1] en daarna naar zijn kamer is gegaan. Vervolgens komt hij terug. Op dat moment doet zich de situatie voor waarin de mishandeling zou hebben plaatsgevonden. De heer [benadeelde 1] verklaart dat verdachte met een hoge snelheid zijn richting op liep. Hij zag dat verdachte zijn rechterhand achter zijn rug c.q. in zijn broekzak hield. Hij voelde zich hierdoor bedreigd, omdat er een vermoeden was dat verdachte een mes in zijn zak zou hebben. Hij pakte verdachte vast en legde hem op zijn rug op de grond. Er ontstond een worsteling. De heer [benadeelde 1] verklaart dat verdachte tijdens de worsteling tegen zijn hoofd en mond heeft geschopt. Verdachte ontkent geslagen en geschopt te hebben. Getuigen [getuige 2] en [getuige 1] verklaren over de worsteling. [getuige 2] verklaart tevens dat hij geen slagen of schoppen heeft gezien. Uit het procesdossier blijkt verder niet dat verdachte de heer [benadeelde 1] tijdens deze worsteling heeft geslagen of geschopt.
De kinderrechter is daarom van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is om te komen tot een bewezenverklaring van feit 2.
parketnummer 02-189890-24
Op 7 februari heeft de heer [benadeelde 2] aangifte gedaan van een poging zware mishandeling op 1 februari 2024. Hij verklaart dat twee jongens lege bierflesjes hebben gegooid richting hem toen hij op dat moment werkzaam was als portier bij [café] . De jongens haalde de bierflesjes uit een tas. Als hij niet weggedraaid was dan was het tegen zijn gezicht aan gekomen.
Verbalisant Van der Voet verklaart dat hij op de camerabeelden ziet dat medeverdachte een voorwerp dat groen van kleur was gooit richting de deuropening van [café] en dat verdachte twee keer een voorwerp daarheen gooit.
Medeverdachte [medeverdachte] verklaart dat hij zich wel kan herinneren dat zij met een steen of zo hebben gegooid naar de portier. Verdachte zelf weet het niet meer omdat hij onder invloed was van middelen.
De officier van justitie laat ter zitting de camerabeelden zien. Volgens de officier van justitie wordt er gegooid met lege (bier)flesjes. Deze zouden terecht zijn gekomen in het halletje van [café] .
De verdediging betwist dat het gegooide voorwerp flesjes zijn.
Op verzoek van de verdediging heeft de kinderrechter na afloop van de zitting de beelden nog een keer bekeken. De officier van justitie heeft tegen dit verzoek geen bezwaar gemaakt.
De kinderrechter constateert dat op deze camerabeelden is te zien dat verdachte en medeverdachte met kracht een voorwerp gooien doch dat niet kan worden vastgesteld dat het voorwerp een (bier)flesje betreft zoals ten laste is gelegd. Uit de andere processtukken kan evenmin worden opgemaakt dat het zou gaan om (bier)flesjes. Er ontbreken ook foto’s van bijvoorbeeld glasscherven.
Nu niet kan worden bewezen dat het zou gaan om het gooien van een of meerdere (bier) flesjes, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is om te komen tot een bewezenverklaring van zowel het primaire als het subsidiaire als het meer subsidiair ten laste gelegde feit. De rechtbank zal verdachte derhalve hiervan vrijspreken.
4.3
De bewezenverklaring
De kinderrechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 02-215069-24
feit 1:
hij op 2 juli 2024 te Breda, opzettelijk en wederrechtelijk een autospiegel, die aan een ander toebehoorde, heeft beschadigd;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De kinderrechter acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een werkstraf van 90 uren, met aftrek van de dagen die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt in de strafmaat rekening te houden met het tijdsverloop van dit strafproces en de omstandigheid dat verdachte in een fase van zijn leven zat waarin hij zich in de steek gelaten voelde en geen hulpverlening had. De spanningen lopen soms hoog op bij het COA waar hij verblijft, maar hij is sinds kort overgeplaatst naar [plaats] . De laatste tijd is hij zijn leven aan het beteren, hij zet stappen in positieve richting en hij staat erachter om een werkstraf uit te voeren.
6.3
Het oordeel van de kinderrechter
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan beschadiging van een autospiegel.
Volgens de voogd van verdachte is er bij verdachte een behoorlijke vooruitgang te zien in het hulpverleningstraject. Hij krijgt individuele begeleiding, waarbij onder meer psycho-educatie wordt ingezet en agressieregulatietraining. Verdachte heeft meer inzicht gekregen in middelengebruik en hij is niet meer snel agressief in situaties wanneer hij angstig is. Hij is ook minder betrokken bij incidenten. Het is belangrijk dat die hulpverlening wordt voortgezet.
De Jeugdreclassering ziet geen positieve verbetering, ook niet in het middelengebruik. Hij komt de afspraken om in contact te blijven niet na en het is vaak onduidelijk waar hij verblijft. Het is daarom niet mogelijk om toezicht op hem te houden.
De Raad voor de Kinderbescherming acht oplegging van een jeugddetentie niet passend. Verdachte ontvangt inmiddels al intensieve hulpverlening, waarin voldoende aandacht is voor zijn vaardigheidstekorten. De oplegging van een taakstraf in de vorm van een werkstraf is aangewezen, omdat dan de begeleiding kan worden voortgezet en hij misschien weer een ritme krijgt. Voor wat betreft een tenuitvoerlegging van de reeds eerder opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie komt de Raad terug op de in de rapportage geadviseerde verlenging van de proeftijd. Gelet op de ervaring van de jeugdreclassering acht de Raad een voorwaardelijke straf niet meer passend en adviseert tot omzetting in een werkstraf.
De kinderrechter heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat tot uitgangspunt genomen de informatie over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die uit de rapporten en ter zitting naar voren is gekomen, alsook de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, zoals neergelegd in de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting.
De kinderrechter heeft aansluiting gezocht bij vernieling op grond van artikel 350 Sr.
Nu de omvang van de schade onduidelijk is gaat de kinderrechter er vanuit dat er sprake is van geringe schade. Voor een dergelijk feit geldt als oriëntatiepunt 20 uur taakstraf.
De kinderrechter acht een taakstraf passend en zal een taakstraf in de vorm van een werkstraf opleggen voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen vervangende jeugddetentie.

7.De benadeelde partijen

Parketnummer 02-215069-24 feit 1 en 2
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 5.094,86 voor feit 1 en 2. Dit betreft € 4.094,86 aan materiële schade, bestaande uit inkomstenderving, sportschoolabonnement, eigen risico zorgverzekering en eigen risico auto en € 1.000,00 aan immateriële schade.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering gedeeltelijk kan worden toegewezen. Het gaat om € 388,82 aan materiële schade dat ziet op de factuur van Yourlease minus de kosten van de banden. Voor wat betreft de immateriële schade, het sportabonnement, het eigen risico van de zorgverzekering en de inkomstenderving dat ziet op feit 2 dient benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard, gezien de door de officier van justitie bepleite vrijspraak van dit feit.
De officier van justitie heeft daarbij verzocht het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De rest van de vordering van de benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel, dient te worden afgewezen gelet op de door de verdediging bepleite vrijspraak. De raadsvrouw heeft subsidiair bepleit dat de vordering van de heer [benadeelde 1] moet worden afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.
feit 1:
De kinderrechter is van oordeel dat de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat voor de schade aan de spiegel geen bedrag aan schadevergoeding is gevorderd en verdachte voor het overige is vrijgesproken.
feit 2:
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
Parketnummer 02-189890-24
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 520,82. Dit betreft € 20,82 aan materiële schade, bestaande uit verlofuren en reiskosten en € 500,00 aan immateriële schade.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering gedeeltelijk moet worden toegewezen. Het gaat om € 13,62 aan materiële schade dat ziet op de verlofuren. Het overige bedrag dient niet-ontvankelijk te worden verklaard wegens onvoldoende onderbouwing en verwijst daarbij naar het arrest van de HR van 10 september 2024.
De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel, gezien de door de verdediging bepleite vrijspraak, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De raadsvrouw heeft subsidiair bepleit dat de vordering moet worden afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.
De kinderrechter is van oordeel dat, nu verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan, de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft in eerste instantie gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 6 weken jeugddetentie die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 28 december 2023 geheel ten uitvoer zal worden gelegd.
Tijdens de zitting vordert de officier van justitie de jeugddetentie om te zetten naar een werkstraf van 140 uren.
De verdediging heeft gepleit voor een omzetting naar een werkstraf van 90 uur.
De kinderrechter stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en dat hij daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Op zich zou dat een toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging rechtvaardigen. Doch, nu het nieuwe strafbare feit betreft een vernieling met geringe schade zal de kinderrechter slechts overgaan tot een gedeeltelijke tenuitvoerlegging en wel voor de duur van twee weken. De kinderrechter ziet aanleiding om deze om te zetten in een werkstraf en wel 28 uur. De kinderrechter baseert zich hierbij op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor de straftoemeting voor Jeugd. Hierin is als uitgangspunt vermeld dat bij een omzetting van een vrijheidsstraf in een taakstraf de voorwaardelijke jeugddetentie wordt omgezet met een verdeelsleutel van 2 uur voor één dag.
Dit betekent dat de vordering van de officier van justitie voor het overige deel (vier weken jeugddetentie) zal worden afgewezen. De kinderrechter bepaalt daarbij dat de bijzondere voorwaarden komen te vervallen nu de begeleiding van de jeugdreclassering niet goed verloopt en de jeugdreclassering een verdere begeleiding geen meerwaarde meer vindt hebben omdat hij reeds begeleiding krijgt via zijn voogd. Dat verloopt wel goed.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

10.De beslissing

De kinderrechter:
Vrijspraak
-spreekt verdachte vrijvan feit 2 onder parketnummer 02-215069-24;
-
spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde feit onder parketnummer 02-189890-24;
Bewezenverklaring
-verklaart het ten laste gelegde onder feit 1 onder parketnummer 02-215069-24 bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
-spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie met aftrek overeenkomstig 27 Wetboek van Strafrecht.
Benadeelde partijen[benadeelde 1]- verklaart de benadeelde partij
[benadeelde 1]niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijk rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
[benadeelde 2]- verklaart de benadeelde partij
[benadeelde 2]niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijk rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 28 december 2023 is opgelegd in de zaak onder parketnummers 02-336143-23
gedeeltelijk ten uitvoer zal worden gelegd en voor de duur van twee wekenen voor dat deel zal worden
omgezetin een werkstraf van 28 uur subsidiair 14 dagen vervangende jeugddetentie;
- de vordering van de officier van justitie zal voor het overige (vier weken) worden afgewezen;
- bepaalt dat de bij de (resterende) voorwaardelijkstraf opgelegde bijzondere voorwaarden komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Graaf, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Busselaar, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting van 30 september 2024.
Mr. Busselaar is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.