In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van partneralimentatie. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J. Bronsveld, verzocht om een maandelijkse bijdrage van € 1.250,- bruto van de man, die werd bijgestaan door advocaat mr. J.J.R. Albicher. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een mondelinge zitting op 5 september 2024, waar beide partijen aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen in 2014 zijn gehuwd en dat hun huwelijk in 2019 is ontbonden. In een eerder convenant was overeengekomen dat er op dat moment geen partneralimentatie verschuldigd was, maar dat bij gewijzigde omstandigheden een verzoek tot alimentatie mogelijk was. De vrouw stelde dat haar omstandigheden waren gewijzigd door gezondheidsproblemen en de stijging van het levensonderhoud, maar de rechtbank oordeelde dat zij onvoldoende bewijs had geleverd voor deze wijziging.
De rechtbank concludeerde dat de vrouw, ondanks haar gezondheidsklachten, in staat was om zelfstandig inkomen te verwerven en dat haar financiële situatie niet substantieel was veranderd ten opzichte van 2019. De rechtbank oordeelde dat de man nog steeds onderhoudsplichtig was, maar dat er geen grondslag was voor het verzoek van de vrouw tot partneralimentatie. Daarom werd het verzoek afgewezen en werden de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.