Op 4 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer van bijna zes kilo hennep. De zaak werd behandeld in Breda onder parketnummer 02/081440-22. De verdachte, geboren in 1960, werd bijgestaan door raadsman mr. Z. Yeral. De officier van justitie, mr. C.M.J.M. van Buul, presenteerde de zaak op de zitting van 20 september 2024. De tenlastelegging hield in dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van het binnen het grondgebied van Nederland brengen van 5.950 gram hennep.
De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was. De officier van justitie werd ontvankelijk verklaard in de vervolging. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van het medeplegen van de invoer van hennep. De verdachte en medeverdachten hadden gezamenlijk de grens van België naar Nederland gepasseerd en de hennep was kort na de grensovergang aangetroffen in de auto waarin zij zich bevonden. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk de hennep had ingevoerd.
De rechtbank legde een taakstraf op van 120 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken opgelegd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.