ECLI:NL:RBZWB:2024:6797

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
10791663 CV EXPL 23-2952
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Borm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en verrekening in geschil tussen groothandelsbedrijf en vennootschap onder firma

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vordert BBA Techniek B.V. (hierna: BBA) betaling van twee onbetaalde facturen door de vennootschap onder firma (Vof). De Vof heeft op 21 juni 2023 artikelen besteld bij BBA, welke op 22 juni 2023 zijn geleverd. BBA heeft de Vof op 27 juni 2023 gefactureerd, met een uiterste betaaldatum van 11 juli 2023. Na het uitblijven van betaling heeft BBA een herinnering gestuurd. De Vof heeft de vordering betwist, stellende dat de geleverde accu's niet functioneerden zoals geadviseerd door een werknemer van BBA. De Vof heeft ook een tegenvordering ingediend, die hij wil verrekenen met de facturen van BBA.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de Vof de factuur met factuurnummer [factuurnummer 1] verschuldigd is, en dat de Vof ook de factuur met factuurnummer [factuurnummer 2] moet betalen. De rechter oordeelt dat er geen sprake is van een tekortkoming aan de zijde van BBA, en dat de Vof onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claim dat hij verkeerd is geïnformeerd. De kantonrechter wijst de vordering van BBA toe, inclusief wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De Vof wordt hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 7.809,13, plus proceskosten van € 1.436,44. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en is uitgesproken op 2 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10791663 \ CV EXPL 23-2952
Vonnis van 2 oktober 2024
in de zaak van
BBA TECHNIEK B.V.,
te Eindhoven,
eisende partij,
hierna te noemen: BBA,
gemachtigde: voorheen Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders, thans mr. H. ten Kortenaar,
tegen

1.DE VENNOOTSCHAP ONDER FIRMA [gedaagde 1] ,

te [plaats 1] ,
2.
[gedaagde 2],
te [plaats 1] ,
3.
[gedaagde 3],
te [plaats 1] ,
4.
[gedaagde 4],
te [plaats 2] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen in mannelijk enkelvoud: de Vof,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 november 2023 en de daarin genoemde stukken,
- incidentele conclusie van eis tot het treffen van een voorlopige voorziening voor de duur van het geding van 14 mei 2024,
- het vonnis in het incident van 21 februari 2024,
- het e-mailbericht van mr. H. ten Kortenaar met producties 4 en 5,
- de mondelinge behandeling van 25 juni 2024, waarvan door de griffier zittingsaantekeningen zijn gemaakt, en de door mr. H. ten Kortenaar overgelegde en voorgedragen spreekaantekeningen,
- het e-mailbericht van mr. H. ten Kortenaar van 29 juli 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
BBA is een groothandelsbedrijf dat technische accessoires levert ten behoeve van campers- en caravanbouw.
2.2.
De Vof exploiteert een onderneming die zich bezig houdt met het bouwen van campers.
2.3.
De Vof heeft op 21 juni 2023 verschillende artikelen bij BBA besteld via de webshop van BBA, welke door BBA op of omstreeks 22 juni 2023 aan de Vof zijn geleverd.
2.4.
BBA heeft voor de geleverde artikelen op 27 juni 2023 de volgende twee facturen, met een uiterste betaaldatum van 11 juli 2023, bij de Vof in rekening gebracht:
Factuurnummer
Bedrag
[factuurnummer 1]
€ 3.478,47
[factuurnummer 2]
€ 3.149,58
2.5.
BBA heeft op 18 juli 2023 een eerste herinnering naar de Vof gestuurd, waarbij hij de Vof erop attendeert dat de facturen nog niet zijn voldaan.
2.6.
De Vof heeft op 3 augustus 2023 bij e-mailbericht het volgende laten aan BBA weten:
“Beste,
Zoals aan [naam] doorgegeven was zijn advies om Aces lithium accu’s te gebruiken in deze configuratie niet de juiste, dus de Aces worden teruggebracht naar [plaats 3] .
Deze zullen dinsdagochtend a.s. aan de [adres] worden afgeleverd. […]”
2.7.
De Vof heeft op 8 augustus 2023 de accu’s niet bij BBA afgeleverd.

3.Het geschil

3.1.
BBA vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de Vof te veroordelen, hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, om aan BBA te voldoen:
€ 7.809,13 (€ 6.628,05 aan hoofdsom + € 186,87 aan verschenen wettelijke handelsrente tot aan datum dagvaarding + € 994,21 aan buitengerechtelijke incassokosten) te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 6.628,05 vanaf datum dagvaarding tot aan de dag der voldoening,
de proceskosten.
3.2.
BBA legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. BBA heeft aan de Vof spullen verkocht en geleverd, waarvoor hij twee facturen bij de Vof in rekening heeft gebracht. De Vof heeft deze facturen onbetaald gelaten en verkeert daardoor in verzuim, zodat hij eveneens de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten is verschuldigd.
3.3.
De Vof betwist dat hij de vordering is verschuldigd. Hij heeft een tweetal accu’s bij BBA besteld en geleverd gekregen, maar deze functioneerden niet naar behoren met de inductiekookplaat. Voor deze apparatuur is Victron-apparatuur nodig. De geleverde accu’s zijn aanbevolen door de heer [naam], een werknemer van BBA, maar zijn advies bleek achteraf dus verkeerd te zijn.
3.4.
De Vof stelt verder een tegenvordering te hebben die verrekend moet worden met de door BBA gevorderde facturen. Hij zag zich genoodzaakt om een andere Victron-dealer in te schakelen om zo een correct advies te krijgen. Deze Victron-dealer heeft hiervoor € 175,00 bij de Vof in rekening gebracht. De Vof stelt dat, omdat BBA een verkeerd advies heeft gegeven, BBA deze factuur voor zijn rekening moet nemen

4.De beoordeling

De hoofdsom
4.1.
Partijen twisten over de vraag of de Vof de twee facturen aan BBA dient te betalen. De Vof heeft ter zitting erkend dat hij de factuur met factuurnummer [factuurnummer 1] is verschuldigd, zodat hierover geen discussie meer bestaat en deze vordering toewijsbaar is.
4.2.
De kantonrechter oordeelt dat de Vof de factuur met factuurnummer [factuurnummer 2] eveneens aan BBA is verschuldigd, waarbij het volgende wordt overwogen.
4.2.1.
Vooropgesteld wordt dat de Vof de bestelling zelf via de website van BBA heeft geplaatst en dat BBA conform die bestelling heeft geleverd. Van een tekortkoming aan de zijde van BBA is daardoor in beginsel geen sprake. Dit kan anders zijn op het moment dat de Vof door BBA verkeerd is geïnformeerd. De Vof voert op dit punt aan hij verkeerd advies heeft gekregen van de heer [naam], een werknemer van BBA. De Vof heeft die stelling, mede gelet op de gemotiveerde betwisting van BBA, onvoldoende onderbouwd. Bovendien bleek tijdens de zitting dat het de klant is geweest die achteraf Victron-accu’s wilde, hetgeen niet aan BBA kan worden toegerekend.
4.2.2.
Dat BBA er in augustus 2023 mee heeft ingestemd om de accu’s terug te nemen maakt dat niet anders. Gelet op de toelichting ter zitting en de stukken stelt de kantonrechter vast dat BBA daarmee uitsluitend instemde uit coulance en zonder enige erkenning van aansprakelijkheid. Het betrof dus een instemming in het kader van een minnelijke regeling, waarvan de Vof geen gebruik heeft gemaakt. De Vof heeft namelijk, ondanks de toezegging in zijn emailbericht van 3 augustus 2023, de accu’s niet daadwerkelijk aan BBA geretourneerd. BBA is dan ook niet gehouden om in te gaan op het ter zitting door de Vof gedane aanbod om de accu’s alsnog terug te nemen.
Beroep op verrekening
4.3.
Gelet op hetgeen hiervoor in r.o. 4.2.1. is overwogen is niet komen vast te staan dat BBA een verkeerd advies aan de Vof heeft gegeven. Bovendien is gebleken dat een ontevreden klant de reden is geweest dat de Vof achteraf andere accu’s wilde hebben. Dit maakt dat de Vof niet genoodzaakt was om een andere Victron-dealer in te schakelen om hem advies te geven. De kosten van het ingewonnen advies kunnen daarom niet voor rekening van BBA worden gebracht, zodat de Vof geen opeisbare tegenvordering heeft. Het beroep op verrekening slaagt daarom niet. Nu de vorderingen van BBA wel voor toewijzing vatbaar zijn, wijst de kantonrechter deze toe. Dit betekent dat de Vof beide facturen met een totaalbedrag van € 6.628,05 aan BBA moet betalen.
De nevenvorderingen
4.4.
De Vof verkeert in verzuim, aangezien hij de facturen niet binnen de gestelde termijn heeft voldaan terwijl hij deze wel is verschuldigd. Nu het een handelsovereenkomst betreft, is de Vof de wettelijke handelsrente aan BBA verschuldigd. Het bedrag van € 186,87 aan wettelijke handelsrente is daardoor toewijsbaar. Hetzelfde geldt voor de wettelijke handelsrente vanaf datum dagvaarding (19 oktober 2023) tot aan het moment dat de vordering is voldaan.
4.5.
BBA vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten op grond van de algemene bepalingen, hetgeen niet door de Vof wordt betwist. De vordering van € 994,21 aan buitengerechtelijke incassokosten is daardoor toewijsbaar. Dat de aanmaningen en brieven wellicht naar een verkeerd e-mailadres zijn verzonden maakt voor de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten niks uit. Artikel 6:96 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek stelt dat de schuldenaar in een handelsovereenkomst deze kosten verschuldigd is zodra de betalingstermijn is verstreken, dus zonder tussenkomst van een aanmaning.
De proceskosten
4.6.
[gedaagde 1] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van BBA worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
109,44
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.436,44
Hoofdelijke veroordeling
4.7.
De veroordelingen worden hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt de Vof, hoofdelijk, om aan BBA te betalen een bedrag van € 7.809,13, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 6.628,05, met ingang van 19 oktober 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt de Vof, hoofdelijk, in de proceskosten van € 1.436,44, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als de Vof niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Borm en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2024.