[eiser] vordert in kort geding - samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen om het pand binnen zeven dagen na het vonnis, in gebruik te nemen en te houden conform de contractueel overeengekomen bestemming, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag, voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft,
II. [gedaagde] te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van het vonnis over te gaan tot betaling van de verbeurde boetes vanaf 1 augustus 2024 tot en met 28 augustus
2024, zijnde een bedrag van € 7.000,00, te vermeerderen met de te verbeuren boetes vanaf 29 augustus 2024 tot aan de dag dat aan de eis sub I. zal zijn voldaan,
III. [gedaagde] te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van het vonnis over te gaan tot betaling van de achterstallige huur zijnde € 27.329,28, te vermeerderen met de boete van € 546,59 tot 22 augustus 2024 te vermeerderen met de te verbeuren boetes vanaf 23 augustus 2024 tot aan de dag dat de verschuldigde huur integraal zal zijn voldaan,
IV. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de proces- en nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten.