ECLI:NL:RBZWB:2024:6816

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 september 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/425238 / JE RK 24/1430
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Bogaert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 september 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2006. De kinderrechter heeft de Stichting Jeugdbescherming Brabant, de gecertificeerde instelling, gemachtigd om de minderjarige onder toezicht te stellen en uit huis te plaatsen. De moeder van de minderjarige, vertegenwoordigd door haar advocaat, heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI, gezien de naderende meerderjarigheid van de minderjarige.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nog steeds ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige, die momenteel in een woongroep verblijft. Er zijn signalen van zelfbepalend gedrag en middelengebruik. De moeder is bezig met haar eigen behandeling en kan op dit moment niet voor de minderjarige zorgen. De kinderrechter heeft de noodzaak van verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing onderbouwd met verwijzingen naar relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek, die de voorwaarden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing beschrijven.

De beslissing van de kinderrechter houdt in dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing worden verlengd tot de meerderjarigheid van de minderjarige, met als doel haar ontwikkeling en welzijn te waarborgen. De kinderrechter heeft benadrukt dat de GI de situatie van de minderjarige zal blijven monitoren en dat er een zorgvuldige overdracht van hulpverlening zal plaatsvinden na haar achttiende verjaardag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/425238 / JE RK 24/1430
Datum uitspraak: 27 september 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, gevestigd te Etten-Leur,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2006,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. G.A.P. Avontuur te Oosterhout.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 29 juli 2024;
  • de brief van de advocaat van de moeder, ingekomen op 17 september 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 27 september 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling haar mening kenbaar te maken. [de minderjarige] heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] woont formeel bij haar moeder. Zij verblijft op een woongroep van Sterk Huis.
2.3.
Bij beschikking van 18 september 2023 is de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 30 september 2024.
2.4.
Bij mondeling op 5 maart 2024 gegeven beschikking, op schrift gesteld op 11 maart 2024, is een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder tot 30 september 2024.

3.Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor een periode tot aan haar meerderjarigheid. Daarnaast verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder te verlengen voor een periode tot aan haar meerderjarigheid. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.Het standpunt van de verzoeker

4.1.
Ter onderbouwing van het verzoek is door de GI ter onderbouwing van het verzoek schriftelijk en mondeling aanvullend - samengevat - aangevoerd dat er nog steeds grote zorgen zijn om [de minderjarige] . Gebleken is dat [de minderjarige] nog altijd zelfbepalend gedrag vertoont. De groepsleiding krijgt moeilijk contact met haar, ook blijkt er geen grip te worden gekregen op haar gedrag. Als voorbeeld wordt benoemd dat [de minderjarige] op 17 juli 2024 met een vriendin is vertrokken naar Nijmegen. Zij had haar telefoon uitgezet, waardoor zij onbereikbaar was. Nadat zij niet op het afgesproken tijdstip terugkeerde op de woongroep is een OAT uitgezet. Uiteindelijk keerde [de minderjarige] pas ’s nachts om 3:00 uur terug naar de groep. Naast het zelfbepalend gedrag zijn er signalen over middelengebruik door [de minderjarige] , zij zou in forse mate blowen. Ook ontbreekt er voldoende zicht op haar sociale netwerk. Eerder is het [de minderjarige] ook niet gelukt om zich bij de stiefvader aan afspraken te houden en om het gezag van hem te accepteren.
4.2.
[de minderjarige] laat blijken graag te willen doorstromen naar zelfstandigheidstraining om van daaruit naar een eigen thuis toe te werken. Zij beschikt sinds september 2024 over een eigen studio in [plaats 1]. Zij ontvangt ambulante hulpverlening, deels vanuit Sterk Huis en deels via SELF. Deze blijkt positief te werken. Gezien wordt dat de ambulant hulpverleenster voor [de minderjarige] als een coach fungeert en dat zij goed weet aan te sluiten bij haar belevingswereld. Verder is duidelijk geworden dat de broer van de moeder en zijn echtgenote, die recent intensief bij [de minderjarige] betrokken zijn geraakt, ook bereid zijn een rol in haar leven te vervullen. Zij vormen voor haar een steunende factor op zowel het emotionele als het praktische vlak. Daarnaast wordt er vanuit het pleeggezin waar haar zusjes [naam 1] en [naam 2] verblijven, contact onderhouden tussen deze zusjes en [de minderjarige] .
4.3.
De moeder werkt momenteel hard aan zichzelf bij een behandelgroep van Novadic Kentron in [plaats 2]. Het is van groot belang dat zij de ruimte krijgt om haar behandeling gericht op haar verslavings- en persoonlijke problematiek voort te kunnen zetten. Zij is daardoor op dit moment niet in staat om de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] te dragen. In het contact met de moeder wordt opgemerkt dat zij op het praktische vlak stabieler is geworden. Op het emotionele vlak lijkt dit nog minder het geval. Dit valt logischerwijze te verklaren vanuit het behandeltraject waar zij op dit moment nog middenin zit.
4.4.
Ondanks dat de nog resterende periode tot aan haar meerderjarigheid beperkt is, acht de GI het belangrijk dat aan [de minderjarige] de komende maanden mogelijkheden worden geboden om met hulp en ondersteuning in een verplicht kader toe te kunnen werken naar een vorm van zelfstandigheid. Daarbij acht de GI het ook van belang dat er daarvoor door de huidige hulpverlening met [de minderjarige] een duidelijk plan voor de toekomst wordt opgesteld. Daarnaast geldt het consequent volgen van onderwijs nog steeds als aandachtspunt. Een verlenging van de ondertoezichtstelling en van de machtiging uithuisplaatsing acht de GI daarom noodzakelijk totdat [de minderjarige] de leeftijd van achttien jaar zal hebben bereikt. De ondersteuning vanuit Sterk Huis kan ook na het bereiken van haar achttiende levensjaar blijven doorlopen. Ook met het oog hierop is de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing nodig om een zorgvuldige overdracht van de hulpverlening mogelijk te maken.

5.Het standpunt van de belanghebbende

Namens de moeder is door haar advocaat schriftelijk en mondeling aanvullend naar voren gebracht dat [de minderjarige] op [geboortedag] 2024 achttien jaar zal worden. Zij heeft inmiddels een eigen studio, zij beschikt over een eigen wooninrichting en zij gaat naar school. [de minderjarige] onderhoudt nog contact met haar stiefvader. Rekening houdend met de beperkte nog resterende periode tot aan haar meerderjarigheid wenst de moeder geen verweer te voeren tegen het verzoek tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en van de machtiging tot uithuisplaatsing, als verzocht.

6.De beoordeling

6.1.
Volgens het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Op grond van artikel 1:260 BW kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel
1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten
hoogste een jaar.
6.2.
Op grond van artikel 1:265b lid 1 BW kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
6.3.
Op grond van de inhoud van de stukken en van hetgeen is besproken bij de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat er nog altijd concrete bedreigingen zijn in de ontwikkeling van [de minderjarige] en dat aan de gronden voor ondertoezichtstelling daarom nog steeds wordt voldaan. Ook acht de kinderrechter een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk in het belang van haar verzorging en opvoeding. Hiertoe wordt overwogen dat er in het gedrag en de ontwikkeling van [de minderjarige] inmiddels van een voorzichtig positieve kentering sprake lijkt. Zij werkt vanuit de plaatsing bij Sterk Huis met ondersteuning momenteel naar zelfstandigheid, waartoe zij al een aantal concrete stappen heeft gezet. Daarnaast volgt zij weer onderwijs. Daaraan doet niet af dat betrekkelijk recent nog is gebleken van serieuze zorgen op al deze vlakken. In het belang van [de minderjarige] acht de kinderrechter het daarom aangewezen, specifiek rekening houdend met haar snel naderende meerderjarigheid, dat [de minderjarige] daarbij professioneel (ambulant) ondersteund zal blijven worden, dat de GI het verloop daarvan tot aan haar meerderjarigheid zal kunnen blijven monitoren en dat zij er daarnaast voor zal kunnen zorgen dat er een zorgvuldige overdracht van bedoelde hulpverlening zal
plaatsvinden, voor zover die nodig en mogelijk is voor na het bereiken van haar achttiende levensjaar.
6.4.
Met inachtneming van het vorenstaande zal de kinderrechter de ondertoezicht-stelling van [de minderjarige] verlengen voor een periode tot aan haar meerderjarigheid. (artikel 1:260, eerste lid, BW). Daarnaast zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verlengen voor een periode tot aan haar meerderjarigheid. (artikel 1:265c, tweede lid, BW).

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] van 30 september 2024 tot
[geboortedag] 2024;
7.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder met ingang van 30 september 2024 tot [geboortedag] 2024;
7.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2024 door mr. Bogaert, kinderrechter, in aanwezigheid van Baremans als griffier, en op schrift gesteld op 4 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.