Op 7 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Veere. De belanghebbende had beroep aangetekend tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, die op 28 juli 2023 was gedateerd. De heffingsambtenaar had op 15 februari 2023 de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres] in [plaats 2], vastgesteld op € 728.000 per 1 januari 2022. Deze waardevaststelling ging gepaard met een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023.
De rechtbank heeft op 2 oktober 2024 de zaak behandeld. Tijdens de zitting hebben partijen overeenstemming bereikt over de waarde van de woning, die nu op € 662.000 wordt vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de waarde van de woning dienovereenkomstig verminderd. Tevens is bepaald dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50 aan de belanghebbende moet vergoeden en dat de heffingsambtenaar € 2.998 aan proceskosten aan de belanghebbende moet betalen. Deze kosten zijn berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de belanghebbende recht heeft op vergoedingen voor verschillende proceshandelingen.
De uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, in aanwezigheid van mr. M.M. van de Langerijt, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep, dat binnen zes weken na verzending van de uitspraak kan worden ingesteld bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.