Uitspraak
[bedrijf van gedaagde],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de non-conformiteit van een paard centraal. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. P.J. van den Boogaard, heeft een geschil met de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. S.A. Wensing, over de staat van het paard dat op 2 juni 2020 is aangeschaft. De zaak is gestart met een tussenvonnis op 3 januari 2024, waarin de processtukken zijn vermeld. Op 30 mei 2024 hebben deskundigen een e-mail gestuurd, waarna op 31 juli 2024 een rolbeslissing volgde. Beide partijen hebben op 14 augustus 2024 akten ingediend waarin zij instemden met een wijziging van de onderzoeksvraag van de deskundigen. De kantonrechter heeft besloten om de eerste vraag in het deskundigenonderzoek te vervangen door de vraag of het paard behept is met enig (chronisch) letsel aan de buigpees linksvoor. De gedaagde heeft voorgesteld om een tijdsaanduiding toe te voegen aan de vraag, maar de kantonrechter heeft dit afgewezen. De verdere beoordeling van de zaak is aangehouden, en de deskundigen zijn gevraagd om specifieke vragen te beantwoorden over de gezondheidstoestand van het paard, de oorzaken van eventuele letsels, en de behandelbaarheid daarvan. Het vonnis is op 4 september 2024 openbaar uitgesproken.