In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vordert de opdrachtgever, aangeduid als [eiser], betaling van kosten die hij heeft voorgeschoten voor de opdrachtnemer, aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft een geschil over de betaling van een factuur die verband houdt met reparatiekosten van een auto van [gedaagde]. De opdrachtgever heeft in totaal € 2.071,80 voorgeschoten, maar de opdrachtnemer betwist de juistheid van de factuur en stelt dat hij deze kosten al heeft voldaan door werkzaamheden voor de opdrachtgever uit te voeren.
De procedure begon met een dagvaarding op 13 februari 2024, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder een conclusie van repliek en dupliek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er reparatiewerkzaamheden aan de auto van [gedaagde] hebben plaatsgevonden en dat de opdrachtgever deze kosten heeft voorgeschoten. Er is echter onduidelijkheid over welke factuur van toepassing is, aangezien er twee facturen zijn verzonden naar [gedaagde]. De kantonrechter heeft [eiser] in de gelegenheid gesteld om uitleg te geven over deze dubbele facturering.
De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling, waarbij de kantonrechter heeft bepaald dat de opdrachtgever een akte moet indienen over de onduidelijkheid van de facturen. De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken op 24 juli 2024, en de zaak zal opnieuw op de rol komen voor verdere behandeling.