Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 17 april 2024 en alle daarin reeds genoemde stukken;
- de aanvullende producties 6 tot en met 11 zijdens [eiser] ;
- de aangepaste conclusie van antwoord en productie 1 (nummering productie 1 en toevoeging paginanummers bij verwijzingen in conclusie van antwoord);
- de zittingsaantekeningen van de mondelinge behandeling gehouden op 12 augustus 2024 en de bij die gelegenheid door mr. Van den Heuvel voorgedragen spreekaantekeningen.
2.Het geschil
3.De beoordeling
- de fixatie heeft te strak plaatsgevonden en te lang geduurd;
- er is onvoldoende gebleken dat de schaafwonden goed zijn behandeld;
- het ziekenhuis heeft vooraf geen toestemming gevraagd voor de fixatie en daar onvoldoende uitleg over gegeven.
“(…). De pijn in de benen is dus gerelateerd aan een centraal neurologisch traumatisch letsel. De patiënt verklaart dat hij blijvende pijn heeft ter hoogte van de littekens in de benen als gevolg van de fixatie. We weten dat spasticiteit door veel factoren beïnvloed kan worden. Het is dus helemaal niet uitgesloten dan een deel van zijn klachten veroorzaakt zijn door het lokale trauma als gevolg van de fixatie.”Hieruit volgt dat de neuroloog de pijn in de benen relateert aan het centraal neurologisch hersenletsel dat [eiser] heeft opgelopen door het auto-ongeval. Hoewel de neuroloog aangeeft dat de pijnklachten in ieder geval worden veroorzaakt door het opgelopen hersenletsel, sluit hij niet uit dat een deel van de klachten mede wordt veroorzaakt door de fixatie. Of dat ook daadwerkelijk zo is, wordt door de neuroloog opengelaten (en is door hem ook niet onderzocht). Net als de andere behandelend artsen, maakt ook deze neuroloog geen enkele melding van littekenweefsel op de spieren, enkel van pijn in de benen veroorzaakt door het hersenletsel, waarbij opengelaten wordt of de fixatie daarin ook nog ten dele meespeelt. Gelet op het medisch dossier staat dus niet vast dat er een causaal verband bestaat tussen de klachten die [eiser] ervaart en de fixatie die heeft plaatsgevonden.
“Open plekken op de polsen en enkels ten gevolge van de fixatie zijn opnieuw afgeplakt”(pagina 116 van productie 1 bij CvA)). Zie ook: Zorgplan door [naam 2] op 6-1-2020 14:47, overige activiteiten
“Hr heeft overal wonden van het geschuur van de fixatie, is opnieuw verbonden”(pagina 110 van productie 1 bij CvA). En ten slotte: Zorgplan door [naam 3] op 7-1-2020 13:01, overige activiteiten:
“Diverse wondjes onder fixatiebanden. mepilex opgedaan”(pagina 103 van productie 1 bij CvA).
“De reden van opname op de IC en het behandelplan werden door [naam 4] besproken met ouder. Hiervoor werd informed consent voor de standaard intensive care zorg verkregen. De folder ‘Opname op de Intensive Care’ is aangeboden en men is geattendeerd op het overige informatiemateriaal op onze afdeling (…)”.Ter zitting heeft het ziekenhuis toegelicht de met ‘ouder’ in voornoemde passage wordt bedoeld de moeder van [eiser] . Verder heeft het ziekenhuis onweersproken gesteld dat veelvuldig overleg is gevoerd met de familie van [eiser] over zijn onrust en de interventies die plaatsvonden. Dit blijkt ook uit het medisch dossier, bijvoorbeeld: Medebehandeling door [naam 5] op 10-1-2020 11:17 onder “Observaties verpleging”:
“(…) Vpk heeft familie gebeld, komen elk moment naar de afdeling. Rooming in (hierbij beperken valgevaar, andere opties VBI) wordt met hen besproken (…)”en onder “Beleid”:
“(- Vpk spreekt familie en koppelt daarna beleid aan mij terug. Aan de hand hiervan verder qua VBI/bejegeningsinterventies afstemmen”(pagina 74 van prod. 1 bij CvA). Gezien het vorenstaande, is niet gebleken dat het ziekenhuis enige informatieplicht heeft geschonden. Bovendien heeft [eiser] niet gesteld dat het beweerdelijk gebrek aan toestemming voor de fixatie heeft geleid tot enige schade.
€ 178,00(plus de verhoging als vermeld in dictum)