ECLI:NL:RBZWB:2024:6879
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag Bpm en immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 oktober 2024, wordt het beroep van belanghebbende, een B.V., tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 2.640, welke door belanghebbende werd betwist. De rechtbank heeft op 28 augustus 2024 de zaak behandeld, waarbij de inspecteur niet tijdig de benodigde stukken had ingediend, wat leidde tot een schending van de goede procesorde. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag vernietigd moet worden, omdat een gerechtelijke beoordeling van de juistheid daarvan onmogelijk was door het ontbreken van de stukken.
Daarnaast heeft belanghebbende aanspraak gemaakt op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn voor behandeling van bezwaar en beroep in beginsel twee jaar bedraagt, maar dat deze termijn met bijna 30 maanden is overschreden. Belanghebbende heeft recht op een schadevergoeding van € 500. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, vernietigt de uitspraak op bezwaar, en legt de inspecteur verschillende vergoedingen op, waaronder het griffierecht en proceskosten.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.