ECLI:NL:RBZWB:2024:6881

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
9 oktober 2024
Zaaknummer
11155580 CV EXPL 24-3038 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • mr. Van 't Nedereind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter te Tilburg op 9 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant, vertegenwoordigd door mr. D. Marcus, heeft verzet aangetekend tegen een eerder verstekvonnis van 10 april 2024, waarin de huurovereenkomst met de geopposeerde, Stichting Leystromen, werd ontbonden vanwege huurachterstand. De huurovereenkomst was sinds 17 november 2016 van kracht, met een maandelijkse huurprijs van € 401,70. De geopposeerde had de opposant gedagvaard wegens een huurachterstand van vier maanden, wat leidde tot de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning. De opposant betwistte de huurachterstand en voerde aan dat zij de huur over december 2023 had voldaan, maar kon dit niet voldoende onderbouwen. De kantonrechter oordeelde dat de opposant onvoldoende bewijs had geleverd voor haar stellingen en dat de huurachterstand van vier maanden terecht was vastgesteld. De kantonrechter bekrachtigde het eerdere vonnis en veroordeelde de opposant in de proceskosten van de geopposeerde. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11155580 CV EXPL 24-3038
Vonnis in verzet van 9 oktober 2024
in de zaak van
[opposant],
wonende te [woonplaats],
opposant,
hierna te noemen: [opposant],
gemachtigde: mr. D. Marcus, advocaat te Goirle,
tegen
STICHTING LEYSTROMEN,
gevestigd en kantoorhoudende te Rijen, gemeente Gilze en Rijen,
geopposeerde,
hierna te noemen: Leystromen,
gemachtigde: mr. J.N. Reijn, gerechtsdeurwaarder te Tilburg.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis in deze zaak van 3 juli 2024 met het daarin genoemde processtuk;
het e-mailbericht van [opposant] ten behoeve van de mondeling behandeling van 8 augustus 2024 met producties;
de brief van Leystromen van 9 augustus 2024 met één productie;
e mondelinge behandeling van 22 augustus 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen van partijen en de overgelegde stukken, gaat de kantonrechter – voor zover nu van belang – uit van de volgende feiten:
a. Leystromen verhuurt sinds 17 november 2016 de woonruimte aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: het gehuurde) aan [opposant].
De maandelijkse huurprijs bedraagt € 401,70 (inclusief servicekosten) en is op grond van artikel 4.2 van de huurovereenkomst bij vooruitbetaling verschuldigd.
Leystromen heeft [opposant] bericht over de beoogde aanmelding van [opposant] bij de gemeente Gilze en Rijen in het kader van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. [opposant] heeft niet gereageerd op de voornoemde aanmelding. Leystromen heeft vervolgens de gegevens van [opposant] aan de gemeente Gilze en Rijen verstrekt.
Leystromen heeft [opposant] in 2019 en 2020 gedagvaard in verband met een bestaande huurachterstand. Daarbij vorderde Leystromen ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. In het vonnis van 11 december 2019 is [opposant] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, vermeerderd met rente en kosten. Bij vonnis van 18 november 2020 is [opposant] wederom veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, vermeerderd met rente en kosten. Voorts is een voorwaardelijke ontbinding van de huurovereenkomst uitgesproken.
Op 2 april 2024 heeft Leystromen [opposant] gedagvaard in verband met een (nieuwe) bestaande huurachterstand. Daarbij vorderde Leystromen onder andere ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. In het (verstek)vonnis van 10 april 2024 (zaaknummer: 11034819 CV EXPL 24-1732) is de huurovereenkomst ontbonden. Bij exploot van 15 mei 2024 heeft Leystromen vervolgens de ontruiming aangezegd en medegedeeld dat de ontruiming zal plaatsvinden op 3 juni 2024.

3.Het geschil

3.1.
Bij de op 2 april 2024 uitgebrachte dagvaarding heeft Leystromen, als eiseres in de verstekzaak, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gevorderd:
de tussen partijen bestaande overeenkomst betreffende de woonruimte, staande en gelegen te [woonplaats], aan het [adres] te ontbinden;
[opposant], als gedaagde in de verstekzaak, te veroordelen om het gehuurde met al de hare en het haren binnen veertien dagen te ontruimen en te verlaten, met medeneming van al degene die, en al hetgeen dat zich daarin of daarop niet vanwege Leystromen bevindt;
[opposant] te veroordelen tot betaling van € 1.515,94 aan huurachterstand, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de vervaldatum van iedere termijn;
[opposant] te veroordelen tot betaling van € 401,70 per maand, behoudens een huurverhoging, aan huur na maart 2024 tot aan de datum van ontbinding van de huurovereenkomst, te vermeerderen met de wettelijke rente;
[opposant] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding ad € 401,70 per maand (of gedeelte daarvan) dat [opposant] het gehuurde na ontbinding van de huurovereenkomst in gebruik houdt, te vermeerderen met de wettelijke rente;
[opposant] te veroordelen tot betaling van € 291,62 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente;
[opposant] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Leystromen heeft in de inleidende dagvaarding aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [opposant] tekortgeschoten is in de nakoming van de verplichtingen voortvloeiende uit de huurovereenkomst. De tekortkoming bestaat uit het onbetaald laten van de (volledige) huur. Volgens Leystromen bestond tijdens de dagvaarding van 2 april 2024 een huurachterstand van vier maanden. Er is ook sprake van een herhaalde tekortkoming in de nakoming. [opposant] is al vaker gedagvaard in verband met een bestaande huurachterstand. Voorts heeft Leystromen in het buitengerechtelijke traject [opposant] verschillende mogelijkheden geboden om op de huurachterstand in te lopen, maar [opposant] heeft dit nagelaten.
3.3.
Bij (verstek)vonnis van 10 april 2024 heeft de kantonrechter de vordering van Leystromen toegewezen, met uitzondering van de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke huurverhoging over de schadevergoeding.
3.4.
[opposant] komt in verzet van voornoemd verstekvonnis. [opposant] vordert ontheffing van haar veroordeling, Leystromen niet-ontvankelijk te verklaren in haar oorspronkelijke vordering en tot veroordeling van Leystromen in de kosten van het verzet.
3.5.
[opposant] voert bij verzetdagvaarding het volgende verweer. [opposant] stelt dat slechts sprake is van een huurachterstand van ten hoogste drie maanden. In tegenstelling tot hetgeen Leystromen bij dagvaarding van 2 april 2024 heeft gesteld, heeft [opposant] de huur over december 2023 voldaan. [opposant] benadrukt ook dat zij de huur over januari 2024 had voldaan. Dit bedrag is vanwege een blokkade op haar bankrekening teruggestort. Voorts heeft [opposant] tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij in een neerwaartse spiraal heeft gezeten.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt allereerst vast dat het verzet tegen het op 10 april 2024 gewezen (verstek)vonnis tijdig en op de juiste wijze is ingesteld. [opposant] kan dan ook in haar verzet worden ontvangen.
4.2.
Inhoudelijk ziet de kantonrechter geen aanleiding het verstekvonnis van 10 april 2024 te vernietigen. Dit wordt als volgt gemotiveerd.
4.3.
Tussen partijen staat vast dat [opposant] van Leystromen de woning aan de [adres] te [woonplaats] huurt tegen een bij vooruitbetaling te betalen huurprijs, die ten tijde van de dagvaarding van 2 april 2024 € 401,70 per maand bedroeg. Niet in geschil is verder dat [opposant] de huur over oktober 2023, januari 2024 en februari 2024 onbetaald heeft gelaten. Daarmee is sprake van een tekortkoming door [opposant] in de nakoming van de huurovereenkomst. Dat de huur over de maand december 2023 onbetaald is gebleven, wordt door [opposant] betwist. [opposant] heeft deze huurbetaling alleen onderbouwd aan de hand van een schermafbeelding van de automatische incasso van december 2023. Uit de overgelegde schermafbeelding is echter niet af te leiden of de betaling succesvol is geweest. Daarentegen heeft Leystromen een betalingsoverzicht in het geding gebracht waaruit volgt dat de automatische incasso van december 2023 is gestorneerd.
Daarnaast heeft de gemachtigde van Leystromen tijdens de mondelinge behandeling, onbetwist, gesteld dat hij voorafgaande aan de zitting (de gemachtigde van) [opposant] nadrukkelijk heeft verzocht om (online) inzicht te geven in haar bankrekening, zodat eventuele verschillen in de administratie van Leystromen en haar gemachtigde en die van [opposant] meteen onderzocht kunnen worden. [opposant] heeft echter verzuimd om online inzicht te geven in haar bankrekening, dan wel een rekeningoverzicht met af- en bijschrijvingen te overleggen. Zij heeft volstaan met enkele schermafbeeldingen, maar daaruit blijkt onvoldoende duidelijk of voor een betaling alleen opdracht is gegeven of dat die betaling ook daadwerkelijk is uitgevoerd, en wat daarna is gebeurd. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [opposant] dan ook onvoldoende onderbouwd dat de huur over de maand december 2023 door haar is betaald. Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter uitgaan van een huurachterstand van vier maanden.
4.4.
Uit artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek (BW) vloeit voort dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van haar verplichtingen kan leiden tot gehele of gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst. Er wordt een uitzondering gemaakt als de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Bij de beantwoording van de vraag of ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is, kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn. Het is volgens de Hoge Raad aan de feitenrechter om te beoordelen of de tekortkoming, gelet op de omstandigheden van het geval, waaronder het concrete belang van de huurder bij het voortduren van de huurovereenkomst, van voldoende gewicht is om de overeenkomst te ontbinden (zie het arrest van 28 september 2018 van de Hoge Raad, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder ECLI:NL:HR:2018:1810).
4.5.
De kantonrechter begrijpt dat [opposant] een beroep doet op de tenzij-clausule van artikel 6:265 BW. Hoewel de kantonrechter begrip heeft voor de door [opposant] aangevoerde persoonlijke omstandigheden, laat dat onverlet dat de tekortkoming van [opposant] in dit geval naar het oordeel van de kantonrechter voldoende ernstig is om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. Daarbij overweegt de kantonrechter dat [opposant] in het verleden meerdere keren een huurachterstand heeft laten ontstaan. De huurovereenkomst is ook al voorwaardelijk ontbonden geweest. Vervolgens is er een nieuwe huurachterstand ontstaan, meteen nadat de afspraken naar aanleiding van de voorwaardelijke ontbinding waren afgelopen. Er is dus sprake van een herhaalde tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. Voor de (nieuwe) huurachterstand hebben partijen op 16 januari 2024 een betalingsregeling getroffen. De regeling is al snel wegens niet-nakoming komen te vervallen. [opposant] heeft namelijk de huur over de maanden januari en februari 2024 onbetaald gelaten. [opposant] voert aan dat de huur over de maand januari 2024 buiten haar schuld - door een blokkade bij de bank - is teruggestort op haar rekening. De blokkade bij de bank is niet (nader) door [opposant] onderbouwd aan de hand van stukken. Daarnaast heeft [opposant] nagelaten om te controleren of de huurbetaling succesvol was, althans de huurbetaling (alsnog) handmatig over te maken naar Leystromen. Dit dient dan ook voor rekening en risico van [opposant] te komen. Tot slot is tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat [opposant] onvoldoende openstaat voor het aanvaarden van hulpverlening. Geoordeeld wordt daarom dat het woonbelang van [opposant] in dit geval onvoldoende gewicht in de schaal legt tegenover het belang van Leystromen.
4.6.
[opposant] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van Leystromen moeten betalen. De proceskosten van Leystromen worden begroot op:
- salaris gemachtigde
204,00
(1 punt × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
306,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
bekrachtigt het vonnis van 10 april 2024 van de kantonrechter te Tilburg gewezen
onder zaaknummer 11034819 CV EXPL 24-1732;
5.2.
veroordeelt [opposant] in de proceskosten van € 306,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [opposant] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van 't Nedereind en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2024.