ECLI:NL:RBZWB:2024:6885

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
11160491 \ CV EXPL 24-3084 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 oktober 2024 uitspraak gedaan in een bodemprocedure over een huurovereenkomst tussen Stichting Casade en huurders die een huurachterstand van meer dan vier maanden hebben laten ontstaan. De eisende partij, Casade, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, met een veroordeling tot betaling van de huurachterstand en bijkomende kosten. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de verhuurder de huurders niet onmiddellijk uit de woning wilde zetten, maar het vonnis als drukmiddel wilde gebruiken om ervoor te zorgen dat de huurders zich aan afspraken met hun bewindvoerder houden. De huurders erkenden de huurachterstand, maar voerden aan dat zij in een moeilijke financiële situatie verkeerden door persoonlijke omstandigheden, waaronder een letselschadezaak. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand van € 3.867,68 voldoende grond bood voor ontbinding van de huurovereenkomst. De rechter benadrukte dat, ondanks de moeilijke omstandigheden van de huurders, de verhuurder niet verplicht was de huurovereenkomst voort te zetten. De kantonrechter heeft de vorderingen van Casade toegewezen, inclusief de ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand, en heeft de huurders een termijn van veertien dagen gegeven om de woning te verlaten. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van Casade toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11160491 \ CV EXPL 24-3084
Vonnis van 9 oktober 2024
in de zaak van
STICHTING CASADE,
te Kaatsheuvel,
eisende partij,
hierna te noemen: Casade,
gemachtigde: GGN Brabant,
tegen
[bewindvoerder]in de hoedanigheid van bewindvoerder van
1.
[gedaagde 1],
2.
[gedaagde 2],
te [plaats] ,
gedaagde partijen,
hierna te noemen: de bewindvoerder en [gedaagden] ,
procederend in persoon.
De zaak in het kort
Huurders hebben een huurachterstand laten ontstaan van meer dan vier maanden. Dit rechtvaardigt een ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. Tijdens de zitting heeft verhuurder aangegeven dat zij huurders niet meteen uit de woning zal zetten, maar dat zij het vonnis wil gebruiken als ‘stok achter de deur'. Op die manier wil verhuurder er voor zorgen dat huurders zich aan de afspraken houden met de bewindvoerder. Als huurders zich niet aan de afspraken met de bewindvoerder houden, dan moeten zij op grond van dit vonnis de woning verlaten.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 10 juli 2024 met de daarin genoemde stukken,
  • de mondelinge behandeling van 9 september 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen bestaat een huurovereenkomst voor de woning aan de [adres] te [plaats] . De huurprijs is € 830,83 per maand.
2.2.
Op het moment van dagvaarding is sprake van een huurachterstand van in totaal € 3.867,68.
2.3.
Gedurende deze procedure is de heer [bewindvoerder] aangesteld als bewindvoerder voor [gedaagden] .

3.Het geschil

3.1.
Casade vordert - samengevat - uitvoerbaar bij voorraad, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, met veroordeling van [gedaagden] tot betaling van € 4.809,13 aan huurachterstand, buitengerechtelijke incassokosten en verschenen rente, vermeerderd met de wettelijke rente over € 3.867,68, een bedrag van € 830,83 per maand vanaf juni 2024 tot ontbinding van de huurovereenkomst en zolang [gedaagden] de woning na ontbinding in gebruik houdt, met veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten.
3.2.
Casade legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagden] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichting die voortvloeit uit de huurovereenkomst, omdat [gedaagden] meerdere maanden de huur niet heeft betaald. Casade stelt dat van haar niet meer kan worden gevraagd om de huurovereenkomst nog langer voort te zetten.
3.3.
[gedaagden] erkent de huurachterstand, maar voert verweer tegen de gevorderde ontbinding en ontruiming. [gedaagden] voert aan dat zijn budget niet ruim is. Zijn vrouw heeft een paar jaar geleden een ongeluk gehad en dit heeft tot extra kosten geleid. Een letselschadeadvocaat is momenteel bezig om een schadevergoeding te regelen. Daarnaast voert [gedaagden] aan dat hij al twee keer een bewindvoerder heeft gehad en budgetbegeleiding via de gemeente Kaatsheuvel, maar dat was tot nu toe geen succes. Er is nu een nieuwe bewindvoerder in beeld en hierover heeft [gedaagden] een goed gevoel.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Huurachterstand en rente
4.1.
Vast staat dat [gedaagden] een huurachterstand heeft laten ontstaan. [gedaagden] heeft de hoogte van de huurachterstand € 3.867,68 erkend, zodat dit gevorderde bedrag kan worden toegewezen. De hierover gevorderde wettelijke rente – tot en met 3 juni 2024 berekend op een bedrag van € 403,59 – is niet weersproken en kan ook worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.2.
Casade heeft ook buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Casade heeft de tussen partijen gesloten huurovereenkomst en de op de overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden in deze procedure gebracht, zodat de kantonrechter ambtshalve kan beoordelen of de bedingen die daarin staan en waarop de vordering ziet een oneerlijk karakter hebben in de zin van artikel 3 van richtlijn 93/13. [1]
4.3.
De kantonrechter oordeelt dat artikel 14.1 van de algemene voorwaarden oneerlijk is, omdat het ten nadele van de consument afwijkt van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Daarnaast sluit het beding in artikel 14.2 van de algemene voorwaarden wel aan bij artikel 6:96 lid 6 BW en het Besluit, maar het cumulatieve effect van dit beding in combinatie met het beding in artikel 14.1 leidt tot een oneerlijk resultaat. Om die reden vernietigt de kantonrechter artikel 14 van de huurovereenkomst voor zover dit betrekking heeft op buitengerechtelijke incassokosten vanwege het oneerlijke karakter. Als gevolg daarvan worden de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
Ontbinding en ontruiming
4.4.
Uit artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van haar verplichtingen kan leiden tot gehele of gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Bij de beantwoording van de vraag of ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is, kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
4.5.
[gedaagden] heeft omstandigheden aangevoerd voor de huurachterstand. De kantonrechter begrijpt dat [gedaagden] een lastige financiële situatie heeft en dat daar nog eens extra kosten zijn bijgekomen als gevolg van een letselschadeongeluk. Hoe vervelend deze omstandigheden ook zijn, dit neemt niet weg dat er een forse huurachterstand is ontstaan die Casade niet hoeft te accepteren. Gelet op de hoogte van de huurachterstand - van meer dan vier maanden - is de kantonrechter van oordeel dat van Casade onder deze omstandigheden niet kan worden verlangd dat zij de huurovereenkomst met [gedaagden] nog langer voortzet. Er is sprake van een zodanige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst, dat hierdoor de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde is gerechtvaardigd. Deze vorderingen zullen op grond van het voorgaande worden toegewezen, waarbij de kantonrechter een ontruimingstermijn van veertien dagen na betekening van dit vonnis een redelijke termijn acht.
4.6.
De kantonrechter overweegt hierbij nog dat Casade tijdens de gehouden mondelinge behandeling heeft aangegeven dat zij dit vonnis vooralsnog ‘als stok achter de deur’ zal gebruiken. Op die manier wil Casade er voor zorgen dat [gedaagden] zich aan de afspraken blijft houden met de bewindvoerder. De kantonrechter benadrukt dat het voor [gedaagden] dus van groot belang is dat hij zich nu blijft houden aan de afspraken met de bewindvoerder. Doet hij dit niet, dan wordt dit vonnis uitgevoerd en moet [gedaagden] de woning verlaten.
Maandelijkse bedragen
4.7.
Casade wil ook dat [gedaagden] wordt veroordeeld tot het betalen van een maandelijks bedrag van € 830,83. Dit is de huurprijs per maand vanaf juni 2024 en na het ontbinden van de huurovereenkomst is dit een gebruiksvergoeding voor de tijd dat [gedaagden] in de woning verblijft. [gedaagden] heeft deze vordering niet weersproken, zodat deze kan worden toegewezen.
Proceskosten
4.8.
[gedaagden] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Casade worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,47
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.310,47

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt met ingang van de dag na heden de huurovereenkomst tussen partijen,
5.2.
veroordeelt [bewindvoerder] in hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagden] om het gehuurde te ontruimen en te verlaten met al het zijne en de zijnen en het gehuurde onder afgifte van de sleutels geheel ontruimd ter vrije beschikking van Casade te stellen en te laten,
5.3.
veroordeelt [bewindvoerder] in hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagden] om aan Casade te betalen:
  • een bedrag van € 4.271,27 aan huurachterstand tot en met mei 2024 en verschenen rente, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.867,68 vanaf 3 juni 2024 tot aan de dag van algehele betaling,
  • een bedrag van € 830,83 of zoveel hoger als bij wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten, voor elke maand te rekenen vanaf juni 2024 tot de ontruiming van de woning,
5.4.
veroordeelt [bewindvoerder] in hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagden]
in de proceskosten van € 1.310,47, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [bewindvoerder] in hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2024.

Voetnoten

1.Richtlijn 93/13 EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.