ECLI:NL:RBZWB:2024:6888

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/378780 / FA RK 20-5880 & C/02/329826 / FA RK 17-2166
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Oijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindbeschikking inzake omgangsregeling en gezag na intrekking verzoek gezamenlijk gezag

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 oktober 2024 een eindbeschikking gegeven in een rekestprocedure met betrekking tot de omgangsregeling en het gezag over twee minderjarigen. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Czarnota, en de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Krijger, hebben eerder bij een mondelinge behandeling op 28 juli 2023 gezamenlijk hun verzoeken ingediend. De man heeft zijn verzoek tot gezamenlijk gezag ingetrokken, waardoor de rechtbank zich enkel heeft gericht op de omgangsregeling. De partijen hebben afspraken gemaakt over de omgang, waarbij de man en de minderjarigen elke eerste dag van de maand een videobelmoment hebben, voorlopig onder begeleiding van de zorgaanbieder Amarant. De rechtbank heeft de verzoeken van de man tot een omgangsregeling met beide kinderen toegewezen, waarbij de vrouw verplicht is om de man maandelijks te informeren over de bijzonderheden van de kinderen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de kosten van het geding door beide partijen zelf gedragen worden. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. Van Oijen, in aanwezigheid van griffier mr. van Egeraat.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummers: C/02/378780 / FA RK 20-5880 & C/02/329826 / FA RK 17-2166
Datum uitspraak: 2 oktober 2024
Nadere beschikking betreffende gezag en omgang c.q. verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
[de vrouw],
wonende in [woonplaats 1],
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M. Czarnota te Oosterhout,
en
[de man],
wonende in [woonplaats 2], België,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. M. Krijger te Goes.
1. Het verdere procesverloop
1.1. In beide zaken blijkt het verdere procesverloop uit de volgende stukken:
- de beschikkingen van 11 augustus 2023 en alle daarin genoemde stukken;
- de brief van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, locatie
Breda (hierna: de Raad), van 17 april 2024;
- de rapportage van het Uniform Hulpaanbod (hierna: UHA) van 22 april 2024 van de
zorgaanbieder Amarant;
- de brief van 18 juni 2024 van mr. Czarnota;
- de brief van 30 juli 2024 van mr. Krijger;
- de brief van 20 augustus 2024 van mr. Krijger;
- de brief van 26 augustus 2024 van mr. Czarnota.
1.2. Reeds bij mondelinge behandeling van 28 juli 2023 zijn beide zaken gezamenlijk behandeld. Zowel de vrouw (bij brief van 18 juni 2024) als de man (bij brief van 20 augustus 2024) hebben aangegeven dat de zaken schriftelijk kunnen worden afgedaan, zodat geen nadere mondelinge behandeling is gepland.

2.De resterende verzoeken

2.1.
In de zaak met zaaknummer C/02/378780 / FA RK 20-5880 (met betrekking tot
[minderjarige 1]) resteren de verzoeken van de man tot (samengevat):
  • bepaling dat voortaan de man en de vrouw gezamenlijk het gezag over [minderjarige 1] uitoefenen;
  • bepaling dat een omgangs- c.q. zorgregeling tussen de man en [minderjarige 1] zal gelden waarbij zij een weekend per veertien dagen omgang/contact met elkaar hebben, alsmede twee weken in de zomervakantie en één week in de kerstvakantie.
2.2.
In de zaak met zaaknummer C/02/329826 / FA RK 17-2166 (met betrekking tot [minderjarige 2]) resteert het verzoek van de man tot bepaling dat een omgangs- c.q. zorgregeling tussen de man en [minderjarige 2] zal gelden waarbij zij een weekend per veertien dagen omgang/contact met elkaar hebben, alsmede twee weken in de zomervakantie en één week in de kerstvakantie.

3.De nadere beoordeling

In de zaak met zaaknummer C/02/378780 / FA RK 20-5880
3.1.
Bij beschikking van 11 augustus 2023 is de beslissing op het verzoek van de man met betrekking tot het gezag aangehouden.
3.2.
Bij brief van 20 augustus 2024 heeft de man zijn verzoek te bepalen dat hij voortaan met de vrouw gezamenlijk het gezag over [minderjarige 1] zal uitoefenen ingetrokken. Nu de man dit verzoek heeft ingetrokken, komt de rechtbank niet meer toe aan de beoordeling daarvan. De rechtbank zal het verzoek tot gezamenlijk gezag daarom afwijzen.
In beide zaken
3.3.
Beide zaken zijn bij beschikking van 11 augustus 2023 aangehouden in afwachting van de rapportage van het UHA over het verloop en de resultaten van het (jeugd)hulpverleningstraject waar partijen naar zijn doorverwezen. De beslissing op het verzoek van de man met betrekking tot een omgangs- c.q. zorgregeling met beide kinderen is daarbij aangehouden.
3.4.
Uit de brief van de Raad van 17 april 2024 volgt dat de Raad in het kader van interventie in verband met het dreigend stagneren van het UHA traject gesprekken heeft gevoerd met de ouders, de betrokken jeugdprofessional en de begeleiding van Amarant. Hieruit is naar voren gekomen dat er onvoldoende draagvlak bestond om het traject voort te zetten, waardoor het traject is afgesloten. De ouders hebben wel overeenstemming bereikt over het voortzetten van het videobelcontact tussen de man en de kinderen, waarbij Amarant de vrouw en de kinderen ondersteunt.
3.5.
Uit de UHA rapportage van 22 april 2024 (bij de rechtbank binnengekomen op 17 mei 2024) volgt dat de gestelde doelen niet/gedeeltelijk zijn behaald. Volgens dit rapport zijn wel de volgende afspraken gemaakt:
de vrouw stuurt rond de eerste van de maand een appje met bijzonderheden over de kinderen (met name over [minderjarige 1], omdat [minderjarige 2] op een behandelgroep woont);
aan de man is gevraagd om vriendelijk een update te vragen, als de vrouw dit vergeet;
bij calamiteiten is er tussendoor contact;
de vrouw zal de man een e-mail sturen om mee te kunnen lezen in de rapportage over [minderjarige 2] vanuit de groep. Anders kan de man contact opnemen met de groep.
de man kan rechtstreeks contact opnemen met de school van [minderjarige 1].
elke eerste van de maand zal er een videobelafspraak tussen de man en de kinderen plaatsvinden, voorlopig onder begeleiding van Amarant. De vrouw zal de man om 19:00 uur bellen. Als de man niet opneemt, belt de vrouw om 19:15 uur nogmaals. Als de vader niet opneemt, zal de begeleiding de kinderen begeleiden.
Het is volgens deze rapportage belangrijk dat de man zich houdt aan de maandelijkse videobelafspraak, zodat hij laat zien wel betrouwbaar te zijn in zijn afspraken, en dat hij zelf initiatief neemt om informatie over de kinderen op te vragen. Ook is het belangrijk dat de vrouw de man blijft voorzien van informatie. Het Centrum voor Jeugd en Gezin adviseert de rechtbank om de gemaakte afspraken vast te leggen.
3.6.
Uit de brief van 30 juli 2024 volgt dat de man zich kan vinden in vastlegging van de in het kader van het UHA gemaakte afspraken. Dit geldt ook voor de frequentie waarmee de vrouw de man van informatie dient te voorzien: een frequentie van één keer per maand stelt de man beter in staat de ontwikkeling van de kinderen te volgen dan een frequentie van één keer per kwartaal. Bij brief van 20 augustus 2024 is namens de man verzocht te bepalen dat:
  • de vrouw de man maandelijks een e-mail zal sturen om mee te lezen in de rapportage over [minderjarige 2] vanuit de groep en dat het de man vrij staat om zelf ook contact op te nemen met de groep;
  • de vrouw de man maandelijks via WhatsApp een berichtje stuurt met bijzonderheden over [minderjarige 2] en [minderjarige 1];
  • de vrouw de man onverwijld zal informeren wanneer zich een calamiteit/dringende situatie voordoet met betrekking tot de kinderen;
  • tussen de man en de kinderen op elke 1e dag van de maand een videobelmoment zal plaatsvinden waarbij de vrouw de man om 19:00 uur zal bellen en, wanneer de man niet opneemt, om 19:15 uur nogmaals zal bellen.
De rechtbank beschouwt het verzoek van de man als dienovereenkomstig aangepast.
3.7.
Bij brief van 18 juni 2024 heeft de vrouw aangegeven dat de tussen partijen gemaakte afspraken, zoals opgesomd in het UHA rapport, kunnen worden vastgelegd in een beschikking. De vrouw verzoekt daarbij een beslissing te nemen over de frequentie van de door haar aan de man te geven informatie. Zij acht het maandelijks informeren van de man te belastend gelet op haar situatie. De man éénmaal per twee maanden informeren is het hoogst haalbare. Bij brief van 26 augustus 2024 is namens de vrouw aangegeven dat de afspraken zoals opgenomen in het UHA-rapport ten aanzien van de oudercommunicatie en het contact kunnen worden vastgelegd in de beschikking. Dit betreft volgens de vrouw:
de vrouw stuurt rond de eerste van de maand een appje met bijzonderheden over de kinderen;
de man zal er (vriendelijk) om vragen als de vrouw dit vergeet;
bij calamiteiten zal er (ook) tussendoor contact zijn;
de man zal contact opnemen met de groep van [minderjarige 2];
de man zal zelf rechtstreeks contact opnemen met de school van [minderjarige 1];
elke eerste van de maand zal er een videobelafspraak plaatsvinden tussen de man en beide kinderen, voorlopig onder begeleiding van Amarant. De vrouw zal de man om 19:00 uur bellen. Als de man niet opneemt, wordt om 19:15 uur een tweede poging gedaan. Mocht de man niet opnemen, zal de begeleiding de kinderen begeleiding.
Ten aanzien van punt 1 merkt de vrouw nogmaals op dat zij éénmaal per maand teveel vindt. Punt 4 hoeft wat de vrouw betreft niet meer in de beschikking te worden opgenomen, nu de vrouw de man al meermaals een e-mail heeft gestuurd zodat hij kan meelezen.
3.8.
De rechtbank overweegt als volgt. Hoewel partijen het grotendeels met elkaar eens zijn, bestaan er een aantal verschillen in de door partijen gewenste opname van de afspraken. De afspraken waar partijen het over eens zijn, zullen worden toegewezen zoals in het dictum vermeld. Nu beide partijen hebben verzocht om een eindbeslissing, zal de rechtbank een beslissing nemen over de geschilpunten waarover partijen van mening verschillen. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
3.9.
Met betrekking tot de begeleiding bij het videobelmoment overweegt de rechtbank dat uit het UHA rapport volgt dat dit voorlopig onder begeleiding van Amarant plaatsvindt. De vrouw verzoekt aldus te bepalen, maar de man heeft het niet meer over begeleiding bij het videobelmoment. Uit het UHA rapport volgt ook dat het videobellen het maximaal haalbare is in de omgang tussen de man en de kinderen, omdat de man heeft laten zien niet betrouwbaar genoeg te zijn voor de kinderen als het gaat om het nakomen van afspraken. De rechtbank acht het gelet hierop in het belang van de kinderen dat deze videobelmomenten voorlopig nog worden begeleid door Amarant. De rechtbank zal aldus bepalen.
3.10.
Ten aanzien van de frequentie van de informatieregeling acht de rechtbank een maandelijkse informatieregeling in het belang van de kinderen. De omgang tussen de man en de kinderen is minimaal en bij een maandelijkse informatieregeling blijft de man op de hoogte van de bijzonderheden. De rechtbank overweegt verder dat partijen dit eerder zo zijn overeengekomen en niet is gebleken waarom de vrouw deze afspraak niet kan nakomen. De rechtbank zal aldus beslissen.
3.11.
Ten aanzien van het meelezen in de rapportage van [minderjarige 2] vanuit de groep verzoekt de man te bepalen dat de vrouw hem maandelijks een e-mail stuurt om mee te lezen in deze rapportage en dat het de man vrij staat zelf contact op te nemen met de groep. De vrouw verzoekt echter te bepalen dat de man zelf contact opneemt met de groep. De rechtbank overweegt dat uit de UHA rapportage volgt dat partijen afspraken hebben gemaakt zoals door de man wordt verzocht. De rechtbank zal aldus bepalen dat de vrouw de man maandelijks een e-mail stuurt om mee te lezen in de rapportage over [minderjarige 2] vanuit de groep. Het staat de man daarbij vrij om zelf ook contact op te nemen met de groep.
3.12.
Tot slot zijn partijen volgens de vrouw overeengekomen dat de man zelf rechtstreeks contact zal opnemen met de school van [minderjarige 1]. Uit de UHA rapportage blijkt dat partijen dit zijn overeengekomen. Deze afspraak leent zich echter niet voor opname in het dictum.
3.13.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

De rechtbank
in de zaak met zaaknummer C/02/378780 / FA RK 20-5880
4.1.
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man en [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2019, gerechtigd zijn tot een videobelmoment op iedere eerste dag van de maand om 19:00 uur (tweede poging om 19:15 uur), waarbij de vrouw naar de man belt, voorlopig onder begeleiding van Amarant;
4.2.
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de vrouw de man maandelijks via WhatsApp informeert over de bijzonderheden met betrekking tot [minderjarige 1] (en bij calamiteiten onverwijld);
4.3.
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
in de zaak met zaaknummer C/02/329826 / FA RK 17-2116
4.5.
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man en [minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 2007, gerechtigd zijn tot een videobelmoment op iedere eerste dag van de maand om 19:00 uur (tweede poging om 19:15 uur), waarbij de vrouw naar de man belt, voorlopig onder begeleiding van Amarant;
4.6.
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de vrouw de man maandelijks via WhatsApp informeert over de bijzonderheden met betrekking tot [minderjarige 2] (en bij calamiteiten onverwijld);
4.7.
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de vrouw de man een e-mail stuurt om mee te kunnen lezen in de rapportage over [minderjarige 2] vanuit zijn behandelgroep, met inachtneming van dat wat is overwogen in rechtsoverweging 3.11;
4.8.
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.9.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Oijen, en, in tegenwoordigheid van mr. van Egeraat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.