ECLI:NL:RBZWB:2024:6900

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
11075093 \ CV EXPL 24-2224 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van 't Nedereind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van meerwerk en verweer op basis van gebreken in de uitvoering van werkzaamheden

In deze civiele zaak vordert eiser, [eiser] B.V., betaling van meerwerk ter waarde van € 2.359,50 van gedaagde, [gedaagde]. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat er geen sprake is van meerwerk, behalve voor een specifieke post van € 950,00 exclusief btw, die zij bereid is te betalen mits de gebreken in het werk worden hersteld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er gebreken zijn in de uitvoering van de werkzaamheden door [eiser] B.V., waaronder een niet-functionerende laadpaal en lekkage. Gedaagde heeft haar betalingsverplichting opgeschort op basis van deze gebreken, wat volgens de wet is toegestaan. De kantonrechter oordeelt dat [eiser] B.V. tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat gedaagde gerechtigd is om haar schadevordering te verrekenen met de vordering van [eiser] B.V. De kantonrechter wijst de vordering van [eiser] B.V. af en veroordeelt haar in de proceskosten van gedaagde. Dit vonnis is uitgesproken op 9 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11075093 \ CV EXPL 24-2224
Vonnis van 9 oktober 2024
in de zaak van
[eiser] B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] B.V.,
gemachtigde: M.G. de Jong,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 juni 2024
- de mondelinge behandeling van 5 september 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten:
- [eiser] B.V. heeft op 13 december 2021 een offerte gestuurd aan [gedaagde] voor de levering en installatie van 65 zonnepanelen en twee laadpalen voor elektrische auto’s voor een bedrag van € 37.334,40 inclusief btw. [gedaagde] heeft dit bedrag aan [eiser] B.V. betaald.
- Op 5 januari 2022 hebben partijen via Whatsapp contact gehad over extra werkzaamheden in de meterkast voor een bedrag van € 950,00 exclusief btw.
- [eiser] B.V. heeft op 3 mei 2022 aan [gedaagde] een factuur gestuurd in verband met meerwerk voor een bedrag van € 2.359,50 inclusief btw. Dit bedrag is niet door [gedaagde] betaald.
- Op 10 februari 2023 heeft [eiser] B.V. per e-mail aan [gedaagde] een laatste betalingsherinnering gestuurd.
- Dezelfde dag heeft [gedaagde] daarop gereageerd met het volgende bericht:

Ik heb alles vooraf betaald. Misschien is het ook beter dat je eerst je werk afmaakt voordat je extra kosten in rekening gaat brengen. Dak lekt en kabels zijn niet afgewerkt wat heel gevaarlijk is.
Nogmaals graag werk afmaken anders moeten we dit aan derden laten maken en
zullen wij de kosten bij jullie verhalen.”
- In reactie daarop heeft [eiser] B.V. die dag per e-mail gereageerd met het bericht:

Wij vinden het zeer spijtig om nu pas te vernemen dat het werk niet af schijnt te zijn.
Graag ontvangen wij foto’s van de lekkage en de onafgewerkte kabels.”
- Op 19 februari 2023 stuurt [eiser] B.V. per e-mail een herinnering van dit bericht.
- Daarna heeft [eiser] B.V. via haar gemachtigde [naam] enkele aanmaningen gestuurd aan [gedaagde]
- [gedaagde] heeft naar aanleiding daarvan op 16 augustus 2023 een e-mailbericht gestuurd aan [eiser] B.V. Daarin schrijft zij onder meer:

Tijdens de opname van onze wensen, zijn er meermalens meerdere personen langs geweest voor inspecties waaruit de offerte is voortgevloeid. Het is dan op z’n zachts gezegd onbehoorlijk dat er naderhand extra kosten bijkomen. Dit kunnen wij niet accepteren.
In de tussentijd hebben wij problemen gehad met de airco’s, acculader en zonnepanelen die NIET opgelost worden onder het mom van dat er nog een factuur openstaat. Uiteraard onacceptabel, daar de oorspronkelijke factuur netjes betaald is!
Ik wil jullie vriendelijk verzoeken om de problemen op zeer korte termijn te komen verhelpen. De problemen zijn:
-Acculader zit in storing (laadkabel zit vast)
-1 zonnepaneel is gebarsten
- Dezelfde dag heeft [eiser] B.V. hierop gereageerd met de tekst:

Wie ben jij?
Volgens mij snap jij het niet.
Niet zo blaffe als je niet weet wat er gaande is.
Bel mij gewoon ipv constant vermijden van facturen
- Op 7 september 2023 informeert [gedaagde] [naam] hierover. [naam] geeft aan hierop nog terug te komen. Dat gebeurt niet, ondanks een verzoek van [gedaagde] op 23 september 2023.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] B.V. vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 2.359,50, vermeerderd met handelsrente en kosten. Volgens [eiser] B.V. is sprake van meerwerk dat door [gedaagde] betaald moet worden.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] B.V. Zij betwist dat sprake is van meerwerk, behalve voor de meterkast. Het bedrag voor die post, € 950,00 exclusief btw, wil [gedaagde] betalen mits [eiser] B.V. de garantiekwesties oplost en de meterkast fatsoenlijk (veilig volgens NEN certificering) aanpast.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Er blijkt één post aan meerwerk
4.1.
In deze zaak moet de kantonrechter allereerst beoordelen of sprake is van meerwerk. [eiser] B.V. heeft op haar meerwerkfactuur aangegeven dat sprake is van de volgende meerwerkposten:
  • 1x Hoofdschakelaar 4p 63a
  • 1x dakdoorvoer
  • 2x Laadpaal
  • 2x 10m extra kabelroute
  • Graafwerkzaamheden
[gedaagde] betwist dat deze posten, behalve de overeengekomen hoofdschakelaar, meerwerk zijn. Voorafgaand aan de offerte was personeel van [eiser] B.V. op locatie geweest en was alles tot in de puntjes opgemeten en besproken. Al de als meerwerk aangegeven posten waren volgens [gedaagde] al inbegrepen in de daarna opgestelde offerte. Al de werkzaamheden zijn uitgevoerd in maart 2022. Daarna zijn geen nieuwe werkzaamheden meer uitgevoerd, afgezien van wat herstelwerkzaamheden. Het is daarom volgens haar ook niet logisch dat vijf maanden na de eerste factuur nogmaals een factuur wordt gestuurd.
Doordat [gedaagde] het meerwerk van [eiser] B.V. gemotiveerd heeft betwist, had [eiser] B.V. haar stelling op dat punt nader moeten onderbouwen. Dat heeft zij echter niet gedaan. Ook is de offerte onvoldoende gespecificeerd om daaruit af te leiden dat de werkzaamheden van de meerwerkfactuur daar niet onder (kunnen) vallen. Dat betekent dat van de meerwerkposten in beginsel alleen de erkende meerwerkpost ‘Hoofdschakelaar’ voor toewijzing in aanmerking komt. Dit betreft een bedrag van € 950,00 exclusief btw.
Er is sprake van een tekortkoming van [eiser] B.V.
4.2.
[gedaagde] heeft zich tegen betaling van deze meerwerkpost echter verweerd met de stelling dat sprake is van gebreken in het werk die [eiser] B.V. moet herstellen. Volgens [gedaagde] werkt één laadpaal niet, zit er een barst in een zonnepaneel, is sprake van lekkage bij de dakdoorvoer en valt de elektra uit bij warm weer. De door [gedaagde] ingeschakelde elektricien heeft geconstateerd dat de stroomdraden bij de meterkast niet volledig zijn afgedekt, terwijl dat wel vereist is. [gedaagde] heeft de gebreken eerst mondeling en later per e-mail gemeld bij [eiser] B.V., aldus [gedaagde] Er is steeds toegezegd dat alles zou worden hersteld, maar dat gebeurt vervolgens niet.
[eiser] B.V. heeft erkend dat de gebreken zijn gemeld. [eiser] B.V. is echter van mening dat zij voldoende herstel heeft uitgevoerd. Na de schriftelijke melding waarin [gedaagde] had aangegeven dat er nog steeds sprake was van gebreken, heeft [eiser] B.V. om foto’s gevraagd. Die zijn niet ontvangen. Bovendien volgt volgens [eiser] B.V. uit de e-mailberichten van februari 2023 tussen [eiser] B.V. en [gedaagde] dat zij voldoende herstel heeft uitgevoerd.
[gedaagde] betwist dat alle gebreken zijn hersteld. Bij haar conclusie van antwoord heeft [gedaagde] alsnog enkele foto’s overgelegd van gebreken aan de laadpaal en de meterkast. Op de foto’s is te zien dat sprake is van gebreken.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] B.V. de gebreken niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist. Dat zij voldoende herstel heeft uitgevoerd is niet gebleken. In de e-mailberichten van februari staat enkel dat [eiser] B.V. toen pas vernam dat dingen niet in orde waren. Het is niet gebleken dat [eiser] B.V. nog een herstelvoorstel heeft gedaan en zij heeft ook niet gesteld welk herstel zij heeft uitgevoerd en op welk moment zij dat heeft gedaan. Uit het e-mailbericht van 16 augustus 2023 van [eiser] B.V. blijkt ook geenszins dat herstel is uitgevoerd. Daarom gaat de kantonrechter ervan uit dat nog steeds sprake is van gebreken in het door [eiser] B.V. uitgevoerde werk die door haar hersteld moeten worden. Daarmee is sprake van een tekortkoming van [eiser] B.V.
[gedaagde] mocht betaling opschorten
4.3.
[gedaagde] heeft aangegeven dat zij pas wilde betalen als de gebreken waren hersteld. Daarmee heeft [gedaagde] een beroep gedaan op opschorting van haar betalingsverplichting. Op grond van artikel 6:52 BW [1] is [gedaagde] bevoegd tot opschorting als zij een opeisbare vordering heeft op [eiser] B.V. die in verband staat met de vordering van [eiser] B.V.
Hiervoor heeft de kantonrechter geoordeeld dat sprake is van tekortkomingen in het werk die door [eiser] B.V. hersteld moeten worden. Dat betekent dat [gedaagde] een opeisbare vordering heeft op [eiser] B.V. Deze vordering heeft bovendien voldoende samenhang met de vordering van [eiser] B.V., nu beide vorderingen zien op het overeengekomen werk waarbij [eiser] B.V. en [gedaagde] beide partij zijn. Daarmee is voldaan aan de vereisten voor opschorting en mocht [gedaagde] zich daarmee verweren tegen betaling van het meerwerk. Dat betekent dat [gedaagde] niet te laat was met betaling daarvan. Daardoor heeft [eiser] B.V. geen recht op vergoeding van buitengerechtelijke kosten of (handels-)rente, zodat de kantonrechter deze vorderingen afwijst.
[eiser] B.V. is aansprakelijk voor de herstelkosten
4.4.
[eiser] B.V. is niet bereid om nog herstel uit te (laten) voeren op haar kosten. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat dat wat haar betreft ook niet meer hoeft, maar zij wil dan wel dat [eiser] B.V. in plaats daarvan de kosten van het herstel vergoedt.
Op grond van artikel 6:74 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) verplicht iedere tekortkoming in de nakoming de schuldenaar om de schade die de schuldeiser lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend. De kosten van herstel vormen schade voor [gedaagde] die het gevolg is van de tekortkoming van [eiser] B.V. Dat betekent dat [eiser] B.V. deze kosten moet vergoeden aan [gedaagde]
[gedaagde] mag verrekenen
4.5.
[gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat zij het bedrag dat zij nog aan [eiser] B.V. moet betalen, wil verrekenen met haar schadevordering. [eiser] B.V. heeft daartegen geen afzonderlijk verweer gevoerd. Naar het oordeel van de kantonrechter is voldaan aan de eisen die de wet ( artikel 6:127 lid 2 [2] BW) stelt. Dat betekent dat [gedaagde] bevoegd is tot verrekening van haar schadevordering met de meerwerkkosten.
4.6.
Hoewel [gedaagde] geen duidelijke onderbouwing heeft gegeven van de herstelkosten, gaat de kantonrechter er gelet op het aantal en de aard van de gebreken schattenderwijs van uit dat de kosten daarvan hoger zijn dan € 950,00 exclusief btw. Het is dan ook aannemelijk dat [eiser] B.V. na verrekening geen vordering meer heeft op [gedaagde] Dat betekent dat [gedaagde] niets meer hoeft te betalen, zodat de kantonrechter de vordering van [eiser] B.V. zal afwijzen.
4.7.
[eiser] B.V. is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op (2* € 50,00=) € 100,00 aan reis- en verletkosten wegens het bijwonen van de mondelinge behandeling.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] B.V. af,
5.2.
veroordeelt [eiser] B.V. in de proceskosten van € 100,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] B.V. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van 't Nedereind en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2024.

Voetnoten

1.Een schuldenaar die een opeisbare vordering heeft op zijn schuldeiser, is bevoegd de nakoming van zijn verbintenis op te schorten tot voldoening van zijn vordering plaatsvindt, indien tussen vordering en verbintenis voldoende samenhang bestaat om deze opschorting te rechtvaardigen.
2.Een schuldenaar heeft de bevoegdheid tot verrekening, wanneer hij een prestatie te vorderen heeft die beantwoordt aan zijn schuld jegens dezelfde wederpartij en hij bevoegd is zowel tot betaling van de schuld als tot het afdwingen van de betaling van de vordering.