ECLI:NL:RBZWB:2024:6907

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/421299 / FA RK 24-1778
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Struijs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezag en informatievoorziening na veroordeling voor doodslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 oktober 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het gezag over de minderjarige [minderjarige 1]. De vrouw, die de zorg voor [minderjarige 1] heeft, verzoekt de rechtbank om alleen het gezag over het kind te verkrijgen, na de veroordeling van de man voor doodslag op hun andere kind, [minderjarige 2]. De man, die momenteel gedetineerd is, verzet zich tegen dit verzoek en vraagt om een informatieregeling zodat hij op de hoogte kan blijven van de ontwikkeling van [minderjarige 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man op 11 juli 2024 is veroordeeld tot zeven jaar gevangenisstraf voor doodslag, wat een significante wijziging van omstandigheden met zich meebrengt. De rechtbank oordeelt dat de vrouw niet langer in staat is om samen met de man beslissingen te nemen over de opvoeding van [minderjarige 1] zonder dat dit leidt tot onacceptabele spanningen. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw tot wijziging van het gezag toe en bepaalt dat de vrouw voortaan alleen het gezag heeft. Tevens wordt de man verplicht om de vrouw eens per twee maanden te informeren over belangrijke zaken met betrekking tot [minderjarige 1]. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie: Breda
Zaaknummer: C/02/421299 / FA RK 24-1778
datum uitspraak: 10 oktober 2024
beschikking wijziging gezag en informatie
in de zaak van
[de vrouw],
hierna de vrouw,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. F.J.M. Hamers in Rotterdam,
tegen
[de man],
hierna de man,
wonende in [woonplaats] , thans gedetineerd in de penitentiaire inrchting [plaats] ,
advocaat: mr. W.H.P. de Jongh in Roosendaal,
over de minderjarige:
-
[minderjarige 1], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 2021.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda , hierna: de Raad, de rechtbank over de verzoeken geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het op 4 april 2024 ontvangen verzoekschrift met bijlagen van de vrouw;
- het op 9 augustus 2024 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek van de man;
- het op 2 september 2024 ontvangen F9-formulier van mr. Hamers.
- het uittreksel uit het gezagsregister over [minderjarige 1] ;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 13 augustus 2024.
1.2
De zaak is op 13 augustus 2024 aangehouden, omdat de man niet was aangevoerd vanuit de penitentiaire inrichting. De zaak is inhoudelijk behandeld op 12 september 2024. Bij die behandeling zijn verschenen partijen, ieder vergezeld van hun advocaat. Ook was een vertegenwoordiger aanwezig namens de Raad.
De mondelinge behandeling is – op verzoek van de vrouw en met instemming van de man – tevens bijgewoond door mevrouw [naam] , casemanager, werkzaam bij Slachtofferhulp Nederland.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Deze relatie is in maart 2023 geëindigd. Uit de relatie van partijen zijn geboren [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2
De man heeft [minderjarige 1] erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] .
2.3
[minderjarige 2] is op [datum] 2023 overleden.
2.4
Bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda van 11 juli 2024, is de man veroordeeld voor doodslag op [minderjarige 2] .
De man heeft een gevangenisstraf van zeven jaren opgelegd gekregen.
Zowel het Openbaar Ministerie als de man zijn tegen dit vonnis in hoger beroep gegaan.
Het is nog onbekend wanneer het hoger beroep bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch zal dienen.
2.5
[minderjarige 1] woont bij de vrouw.

3.De verzoeken

Gezag
3.1
De vrouw verzoekt de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat zij alleen wordt belast met het gezag over [minderjarige 1] .
3.2
De man is het niet eens met het verzoek van de vrouw en verzoekt dit af te wijzen.
De man verzoekt zelfstandig, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de vrouw wordt verplicht hem eens per maand schriftelijk te informeren over alle belangrijke zaken met betrekking tot de ontwikkeling van [minderjarige 1] en eens per twee maanden aan de man een recente foto van [minderjarige 1] te verstrekken.
3.3
Op de standpunten van partijen en het advies van de Raad wordt, voor zover nodig om de verzoeken te beoordelen, hierna ingegaan.

4.De beoordeling en de standpunten

4.1
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt.
4.2
De rechtbank overweegt op grond van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling dat sprake is van een wijziging van omstandigheden, nu de man bij vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 11 juli 2024 veroordeeld is voor doodslag op [minderjarige 2] . De rechtbank oordeelt dat dit een relevante wijziging van omstandigheden is, zodat de vrouw in haar verzoek tot wijziging van het gezag kan worden ontvangen.
4.3
Op het verzoek van de vrouw tot wijziging van het gezag is ingevolge artikel 1:253n lid 2 BW artikel 1:251a lid 1 BW van overeenkomstige toepassing. Op grond van laatstgenoemde bepaling kan de rechter bepalen dat het gezag over een minderjarige aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat bij instandhouding van gezamenlijk gezag van beide ouders het kind klem of verloren zouden raken tussen die ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. indien wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
4.4
Uitgangspunt van de wet is dat de ouders ook na hun uiteengaan belast blijven met het gezamenlijk gezag over hun minderjarige kinderen. Voor het gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen.
4.5
De vrouw heeft ter onderbouwing van haar verzoek gesteld dat onder de huidige omstandigheden van haar niet kan worden verlangd om nog met de man om de tafel te gaan zitten en afspraken te maken over belangrijke zaken die de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] betreffen. Haar vertrouwen in de man is door het overlijden van [minderjarige 2] end e rol van de man daarbij fundamenteel beschadigd. Daarnaast heeft de vrouw een kort geding moeten starten om toestemming van de man te krijgen om met [minderjarige 1] op vakantie te kunnen gaan, omdat de man niet reageerde op verzoeken om toestemming. Ook om voor [minderjarige 1] professionele hulp in te schakelen om het overlijden van [minderjarige 2] te kunnen verwerken heeft de vrouw toestemming nodig van de man. Daarvoor dient de vrouw contact op te nemen met de man. De onrust en spanningen die dat voor haar met zich mee brengen zullen hun uitwerking hebben op [minderjarige 1] . Dit is niet in het belang van [minderjarige 1] , die daardoor klem en verloren zal raken tussen ouders.
4.6
Wat de man betreft kan het gezamenlijk gezag gehandhaafd blijven. Zijn detentie is geen belemmering voor gezamenlijk gezag. Overleg tussen partijen over te nemen beslissingen kan schriftelijk of via e-mail, zodat partijen geen fysiek overleg met elkaar hoeven te hebben. Hij is bereid overal zijn toestemming voor te verlenen. De man is ook bezig om met de hulpverlening in de penitentiaire inrichting tot contactherstel te komen met de vrouw en hoopt van daaruit samen met de vrouw weer vorm te kunnen gaan geven aan gezamenlijk gezag. De toestemming voor een buitenlandse vakantie liet langer op zich wachten, omdat de post vanuit detentie vertraging oploopt.
Als gevolg van zijn veroordeling zijn de verhoudingen tussen partijen zeer ernstig verslechterd. Overigens is de veroordeling niet onherroepelijk; zowel het Openbaar Ministerie als de man hebben hoger beroep ingesteld. Het ontbreken van een goede communicatie brengt echter niet zonder meer met zich mee, dat in het belang van het kind het ouderlijk gezag aan één van de ouders moet worden toegekend.
Nu niet aan het klem/verloren- of het noodzakelijkheidscriterium wordt voldaan, dient het verzoek van de vrouw te worden afgewezen.
4.7
De Raad verklaart dat sprake is van een complexe en pijnlijke situatie en vindt het lastig om de rechtbank over de voorliggende verzoeken van advies te dienen zonder daar (nadat de strafzaak onherroepelijk is geworden) onderzoek naar te hebben gedaan. De Raad onthoudt zich derhalve van een advies.
4.8
De rechtbank overweegt dat de man op 11 juli 2024 in eerste aanleg veroordeeld is voor doodslag op de (tweede) zoon van partijen, [minderjarige 2] , tot een gevangenisstraf van zeven jaar.
Het handelen van de man heeft een enorme impact (gehad) op het leven van de vrouw en dat van [minderjarige 1] . De vrouw heeft aangegeven professionele hulp te hebben om het overlijden van [minderjarige 2] te kunnen verwerken en ook voor [minderjarige 1] op zoek te zijn naar passende hulpverlening. Ook heeft de vrouw ter ondersteuning haar casemanager van Slachtofferhulp Nederland meegenomen naar de zitting.
In het belang van zowel de vrouw als [minderjarige 1] , die zich tot de nieuwe situatie moeten zien te gaan verhouden, dient de vrouw zo min mogelijk te worden geconfronteerd met stress en onrust. Immers, spanningen die de vrouw ervaart zullen een directe weerslag hebben op [minderjarige 1] . Voor de rechtbank is afdoende duidelijk geworden dat contact met de man voor de vrouw, gelet op de ingrijpende gebeurtenissen, zodanige spanningen oproept, dat van haar niet kan worden gevergd dat zij in voorkomend geval contact zoekt met de man voor overleg of instemming, ook niet als dat contact schriftelijk of via e-mail zou zijn en ook niet met de toezegging van de man overal zijn toestemming voor te zullen verlenen. Onder die omstandigheden ontbreekt iedere basis voor het gezamenlijk uitoefenen van het gezag.
Gelet op de aard en impact van de gebeurtenissen bestaat voorts niet de verwachting dat in deze situatie binnen afzienbare tijd verbetering zal komen, zelfs niet indien de man in hoger beroep zou worden vrijgesproken. Vrijspraak zal de ernstige vertrouwensbreuk tussen partijen, die door het overlijden van [minderjarige 2] is ontstaan, immers niet doen herstellen. Naar het oordeel van de rechtbank is wijziging van het gezag reeds om die reden in het belang van de minderjarige noodzakelijk, zodat het verzoek van de vrouw zal worden toegewezen.
Informatieregeling
4.9
De man verzoekt vaststelling van een informatieregeling. Hij wordt op dit moment niet geïnformeerd over de ontwikkeling van [minderjarige 1] . Ook is er geen contact tussen [minderjarige 1] en de man. De man zou graag betrokken blijven bij de ontwikkeling van [minderjarige 1] en op enig moment weer een rol als vader willen spelen in het leven van [minderjarige 1] . In verband met de onzekere en bijzondere situatie op dit moment doet hij nog geen zelfstandig verzoek om een contact/omgangsregeling met [minderjarige 1] vast te leggen, hoe graag hij dat ook zou willen.
4.1
De vrouw maakt bezwaar tegen het verzoek van de man, stellende dat een informatieregeling haar enorm veel stress zal opleveren. Mocht de rechtbank anders oordelen, dan is de vrouw van mening dat de frequentie van de informatieverstrekking veel lager moet zijn dan verzocht, bijvoorbeeld eens per zes maanden.
4.11
De rechtbank overweegt als volgt. De verplichting van de vrouw om de man over [minderjarige 1] te informeren vloeit voort uit het bepaalde in artikel 1:247 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek.
4.12
Ondanks dat sprake is van een uitzonderlijke en verdrietige situatie, is de rechtbank van oordeel dat de man met het oog op de toekomst en eventueel contactherstel met [minderjarige 1] op de hoogte moet kunnen blijven van de ontwikkelingen van [minderjarige 1] , zeker nu het gezag over [minderjarige 1] voortaan alleen aan de vrouw toekomt. Het belang van [minderjarige 1] weegt op dit punt zwaarder dan het belang van de vrouw. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de vrouw de hulp kan inroepen van derden bij het nakomen van de informatieverplichting. Wel acht de rechtbank het redelijk om, gelet op de bezwaren van de vrouw, de frequentie van de informatievoorziening te beperken tot eenmaal per twee maanden, waarbij de vrouw de man dan tevens een recente foto van [minderjarige 1] dient te verstrekken.
4.13
De rechtbank zal, gelet op de aard van de verzoeken, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door partijen. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
4.14
Omdat partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de zaak over hun kind gaat, zullen de proceskosten worden gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moet dragen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
bepaalt dat de vrouw voortaan alleen het gezag heeft over [minderjarige 1] , geboren te [woonplaats] op [geboortedag] 2021;
5.2
bepaalt dat de vrouw de man éénmaal per twee maanden schriftelijk informeert over alle belangrijke zaken met betrekking tot de ontwikkeling van [minderjarige 1] en dat zij daarbij een recente foto van [minderjarige 1] verstrekt;
5.3
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Struijs, en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2024 in aanwezigheid van Van Dongen, griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.