In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 oktober 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het gezag over de minderjarige [minderjarige 1]. De vrouw, die de zorg voor [minderjarige 1] heeft, verzoekt de rechtbank om alleen het gezag over het kind te verkrijgen, na de veroordeling van de man voor doodslag op hun andere kind, [minderjarige 2]. De man, die momenteel gedetineerd is, verzet zich tegen dit verzoek en vraagt om een informatieregeling zodat hij op de hoogte kan blijven van de ontwikkeling van [minderjarige 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man op 11 juli 2024 is veroordeeld tot zeven jaar gevangenisstraf voor doodslag, wat een significante wijziging van omstandigheden met zich meebrengt. De rechtbank oordeelt dat de vrouw niet langer in staat is om samen met de man beslissingen te nemen over de opvoeding van [minderjarige 1] zonder dat dit leidt tot onacceptabele spanningen. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw tot wijziging van het gezag toe en bepaalt dat de vrouw voortaan alleen het gezag heeft. Tevens wordt de man verplicht om de vrouw eens per twee maanden te informeren over belangrijke zaken met betrekking tot [minderjarige 1]. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.