ECLI:NL:RBZWB:2024:6920

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/423860 / KG ZA 24-313
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen omtrent omgang na overeenstemming tussen partijen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 oktober 2024, hebben partijen, de man en de vrouw, een geregistreerd partnerschap gehad waaruit een minderjarig kind is geboren. De man vorderde in kort geding dat de vrouw gehouden zou worden aan de zorgregeling uit hun ouderschapsplan, terwijl de vrouw in reconventie vorderde dat de man alle berichten over haar en hun kind op sociale media zou verwijderen. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 september 2024 is gebleken dat de vrouw de zorgregeling niet kon nakomen vanwege financiële problemen en achterstallige kinderalimentatie van de man. De voorzieningenrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij ook de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was om advies te geven.

Tijdens de behandeling hebben partijen overeenstemming bereikt over de omgangsregeling, die zal worden hervat vanaf 27 september 2024. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen belang meer is bij de vorderingen van partijen, aangezien zij tot een oplossing zijn gekomen. De vorderingen zijn afgewezen en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat partijen werken aan hun onderlinge communicatie en verstandhouding, in het belang van hun kind.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/423860 / KG ZA 24-313
Vonnis in kort geding van 7 oktober 2024
in de zaak van
[de man] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
gedaagde in reconventie,
advocaat: mr. T. Venneman te Den Haag,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. M. Kalle te Middelburg.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie;
- de brief van mr. Venneman
- de mondelinge behandeling op 17 september 2024.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, omdat het belang van de minderjarige en/of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eiste.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat. Daarnaast is verschenen mevrouw [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad, om de voorzieningenrechter over de vorderingen te adviseren.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een geregistreerd partnerschap met elkaar gehad. Uit dit geregistreerd partnerschap is het navolgende thans nog minderjarige kind geboren:
- [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2018.
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige.
2.3.
De minderjarige verblijft bij de vrouw.
2.4.
Bij beschikking van de rechtbank Den Haag van 17 april 2020 is het geregistreerd partnerschap tussen partijen ontbonden. De beschikking waarin de ontbinding van het geregistreerd partnerschap is uitgesproken is op 14 mei 2020 ingeschreven in de daartoe bestemde registers.
2.5.
Partijen zijn op 2 mei 2020 een ouderschapsplan met elkaar overeengekomen. In dit ouderschapsplan zijn partijen in artikel 3.2 het volgende overeengekomen:
“Vanaf het moment dat moeder naar Zeeland verhuist, geldt de volgende zorgregeling.
Dochter zal eens per twee weken een heel weekend bij vader doorbrengen van vrijdag te 17.00 uur tot zondag 17.00 uur en in het andere weekend heeft de vader de zorg over dochter van zondag 10.00 uur tot 17.00 uur.
Vader haalt dochter op vrijdag voor het gehele omgangsweekend op en op zondagochtend voor de zondag. Moeder haalt dochter iedere week op zondagmiddag bij vader op.”

3.Het geschil in conventie en reconventie

3.1.
De man vordert in conventie bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- te bepalen dat de vrouw gehouden is de zorgregeling uit het ouderschapsplan na
te komen, dat luidt:
"Dochter zal eens per twee weken een heel weekend bij vader doorbrengen van
vrijdag te 17.00 uur tot zondag 17.00 uur en in het andere weekend heeft de
vader de zorg over dochter van zondag 10.00 uur tot 17.00 uur.
Vader haalt dochter op vrijdag voor het gehele omgangsweekend op en op
zondagochtend voor de zondag. Moeder haalt dochter iedere week op
zondagmiddag bij vader op.
De zorg tijdens vakanties en feestdagen wordt bij helfte gedeeld. Deze regeling is
nader bepaald en vastgesteld conform de bijlage die aan dit concept is gehecht."
op straffe van een dwangsom ad € 500,- per keer dat moeder hiermee in gebreke
blijft;
- de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
Door en namens de man is daartoe in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, het navolgende aangevoerd. Partijen hebben een geregistreerd partnerschap gehad, welk partnerschap bij beschikking van 17 april 2020 is ontbonden. De man heeft in het verleden een procedure tot verlaging van de kinderalimentatie gestart en tijdens en na deze procedure is er steeds minder omgang tussen de man en [minderjarige] geweest. De vrouw heeft de omgang tussen de man en [minderjarige] steeds afhankelijk gesteld van de door hem te betalen kinderalimentatie. De man kon niet voldoen aan zijn betalingsverplichting en aldus is een achterstand ontstaan in de betalingen van kinderalimentatie. Hiervoor heeft hij een betalingsregeling getroffen met de deurwaarder. De vrouw houdt ten onrechte nog steeds de omgang tussen de man en [minderjarige] tegen. De man heeft [minderjarige] nu al een heel lange tijd niet meer gezien. De man mist [minderjarige] heel erg en wil haar graag weer zien. In de afgelopen maanden heeft de man een aantal voorstellen gedaan voor contact tussen hem en [minderjarige] maar daar heeft de vrouw afwijzend op gereageerd. De man kan aantonen dat hij ook daadwerkelijk betalingen verricht aan de deurwaarder. De man is bereid om nieuwe afspraken te maken over de omgang en hij is ook bereid om voorlopig, totdat duidelijk is hoe het met de betalingen via de deurwaarder zit, het vervoer van [minderjarige] volledig voor zijn rekening te nemen.
3.3.
De vrouw voert verweer tegen de vorderingen van de man in conventie en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de man.
In reconventie vordert de vrouw bij vonnis, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad:
  • de man te gelasten binnen drie dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis alle berichten omtrent [minderjarige] en over de vrouw op Facebook te verwijderen en ook van andere sociale media te verwijderen en geen berichten meer te plaatsen over [minderjarige] en de vrouw, zulks op straffe van een dwangsom van € 100,- per keer dat hij zich daar niet aan houdt met een maximum van € 20.000,-;
  • de zorgregeling voor wat betreft de regeling tijdens vakanties en feestdagen en de regeling voor de zondag te schorsen.
3.4.
Ter onderbouwing van haar verweer en vorderingen voert de vrouw, kort samengevat, het navolgende aan. Het klopt dat er al langere tijd geen contact meer is tussen de man en [minderjarige] . De vrouw kon de vastgestelde zorgregeling niet meer nakomen omdat de man de kinderalimentatie en de overige kosten niet meer betaalde. De vrouw is hierdoor in een financieel lastige positie terecht gekomen waardoor zij het halen en brengen van [minderjarige] niet meer voor haar rekening kon nemen. Het is niet juist dat de vrouw geen omgang tussen de man en [minderjarige] heeft toegelaten de afgelopen periode. De man deed vaak op het laatste moment een voorstel voor de omgang, welk voorstel voor de vrouw niet haalbaar was. De man stelt nu dat hij weer betaalt en dat hij aan het afbetalen is op de vordering van € 8.000,- via de deurwaarder, maar de vrouw heeft hierover nog niets van de deurwaarder gehoord. De vrouw heeft ook nog geen enkele betaling ontvangen. De vrouw zit dus nog steeds in financieel zwaar weer wat betekent dat zij [minderjarige] niet kan halen bij en brengen naar de man. Indien de man zelf zorgt voor het vervoer van [minderjarige] dan kunnen de omgangsmomenten weer worden opgestart. Partijen hebben ooit afgesproken dat [minderjarige] op de zondag tussen de omgangsweekenden bij de man zou zijn maar deze afspraak is nooit uitgevoerd. De vordering van de man die op dit stuk ziet en die ziet op nakoming van de zorg tijdens de vakanties moet dan ook worden afgewezen. De vrouw vordert in reconventie dat de zorgregeling die op deze punten ziet voor de duur van een half jaar wordt geschorst, in afwachting van herstel van de huidige zorgregeling.
3.5.
Op de overige stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Op grond van de gedingstukken en de toelichting door partijen tijdens de mondelinge behandeling staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang van partijen bij hun vorderingen vast.
4.2.
Vanwege de nauwe samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie, zullen deze vorderingen gezamenlijk worden behandeld.
4.3.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, naar voren gebracht dat de vrouw heeft aangegeven dat als de man zelf zorgt voor het vervoer van [minderjarige] rondom de omgangsmomenten, de omgang tussen de man en [minderjarige] weer hervat kan worden. Dit is ook in het belang van [minderjarige] . De Raad adviseert partijen om hier samen afspraken over te maken.
4.4.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Tijdens een korte schorsing van de mondelinge behandeling hebben partijen overeenstemming bereikt over de omgang tussen de man en [minderjarige] . Partijen hebben afgesproken dat de omgang tussen de man en [minderjarige] wordt hervat vanaf vrijdag 27 september 2024. Op die dag zal de man [minderjarige] om 17:30 uur ophalen bij de vrouw. Omdat de vrouw in dat weekend jarig is zal de man [minderjarige] op zaterdag 28 september 2024 om 20:00 uur terug bij de vrouw brengen. Twee weken later, op vrijdag 11 oktober 2024, zal de man [minderjarige] op vrijdag tussen 17:00 uur en 17:30 uur bij de vrouw ophalen en haar op zondag om 18:00 uur terug bij de vrouw brengen. Na dat weekend wordt de reguliere zorgregeling weer hervat met dien verstande dat de man tijdens de eerste twee volgende omgangsweekenden het vervoer van [minderjarige] voor zijn rekening zal nemen. In de tussenliggende maand zal de vrouw contact opnemen met de deurwaarder en navraag doen naar de door de man verrichte betalingen op de vordering van de achterstallige kinderalimentatie. Vanaf het moment dat de vrouw daadwerkelijk zelf enige betaling van de deurwaarder dan wel van de man op de achterstallige vordering van kinderalimentatie ontvangt, zullen partijen het vervoer van [minderjarige] weer delen en zal de man [minderjarige] voorafgaand aan het omgangsweekend bij de vrouw ophalen en de vrouw [minderjarige] na het omgangsweekend bij de man ophalen. Partijen zijn ook overeengekomen dat het omgangsmoment van 10:00 uur tot 17:00 uur op de zondag in het weekend dat geen omgangsweekend is, komt te vervallen. Partijen hebben afgesproken dat zij geen teksten (meer) over elkaar zullen schrijven op sociale media en dat de man de teksten die hij geplaatst heeft, zal weghalen. De man zal af en toe een foto van [minderjarige] op sociale media plaatsen maar daar geen tekst bij vermelden. Nu partijen overeenstemming hebben bereikt stelt de voorzieningenrechter vast dat partijen geen belang meer hebben bij hun vorderingen. De voorzieningenrechter zal de vorderingen van partijen dan ook afwijzen.
4.5.
De voorzieningenrechter verwacht dat partijen zich zullen houden aan de door hen gemaakte afspraken zodat de omgang tussen de man en [minderjarige] weer kan worden hervat. Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat het goed zou zijn als partijen met elkaar gaan bekijken welke vorm van hulpverlening zij kunnen inzetten om te werken aan hun onderlinge verstandhouding en communicatie. Het is voor [minderjarige] van belang dat zij ouders heeft die het verleden achter zich kunnen laten en in staat zijn om op een constructieve manier met elkaar te overleggen over [minderjarige] . Het is belangrijk dat partijen zich gaan inzetten om dit voor [minderjarige] mogelijk te maken.
4.6.
Gelet op de relatie die tussen partijen heeft bestaan, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van partijen af;
5.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Beer, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2024 in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier.