ECLI:NL:RBZWB:2024:6921

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 september 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/425671 / JE RK 24-1502
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • J.C. van den Doel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing in een jeugdzorgzaak met betrekking tot de zorgregeling voor minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 september 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) Stichting Jeugdbescherming West Zeeland. De zaak betreft de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2], die onder toezicht zijn gesteld van de GI. De ouders, de vader en de moeder, zijn belast met het ouderlijk gezag en hebben een zorgregeling afgesproken in een ouderschapsplan, dat op 16 maart 2023 door de rechtbank is bekrachtigd. De GI heeft op 21 juni 2024 een schriftelijke aanwijzing gegeven aan de vader, omdat hij herhaaldelijk van de zorgregeling afweek zonder overleg met de moeder. De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij de schriftelijke aanwijzing begrijpt, maar zich verzet tegen de bekrachtiging ervan. De moeder is het eens met de schriftelijke aanwijzing. De kinderrechter heeft overwogen dat de GI op goede gronden de schriftelijke aanwijzing heeft gegeven en dat het in het belang van de minderjarigen is dat de afspraken uit het ouderschapsplan worden nageleefd. De kinderrechter heeft de schriftelijke aanwijzing bekrachtigd en het verzoek van de GI om de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/425671 / JE RK 24-1502
Datum uitspraak: 16 september 2024
Beschikking betreffende bekrachtiging schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2013 te [geboorteplaats 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2015 te [geboorteplaats 2] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. J.C. van den Doel te Zierikzee,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. W.A. Lensink te Goes.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift van de GI van 16 augustus 2024 met bijlagen, ontvangen op 16 augustus 2024;
- de brief van mr. Lensink van 13 september 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 16 september 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van 30 maart 2023 zijn (onder meer) [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 30 maart 2023 en tot 30 maart 2024. De ondertoezichtstelling is vervolgens verlengd bij beschikking van 13 maart 2024, met ingang van 30 maart 2024 en tot 30 maart 2025.
2.4.
De GI heeft op 21 juni 2024 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Hierin is het volgende opgenomen:
“U volgt de zorgregeling op conform de uitspraak van de rechtbank d.d. 16 maart 2023 en zoals door ouders overeengekomen in het ouderschapsplan. Indien er tussentijds onderlinge afspraken zijn gemaakt door u en moeder, die niet in ouderschapsplan c.q. zorgregeling zijn gespecificeerd of daarvan afwijken, dient u zich met klem aan de gemaakte afspraken te houden.
Daarnaast stopt u met het belasten van de kinderen over de door u gewenste wijzigingen die niet zijn overeengekomen of vastgesteld zijn door de rechter en houdt u zich aan de veiligheidsafspraken, die beschreven zijn in het veiligheidsplan.”

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van 21 juni 2024. Daarnaast verzoek de GI de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek. In de uitspraak van de rechtbank van 16 maart 2023 is het door partijen gesloten ouderschapsplan bekrachtigd. In dat ouderschapsplan zijn partijen een zorgregeling overeengekomen. De vader wijkt – zonder deugdelijk overleg met de moeder – meermaals af van deze vastgelegde zorgregeling. Ook betrekt hij de kinderen in zijn wens om tot aanpassing van de zorgregeling te komen. De GI is van mening dat de kinderen daar zelf niet mee belast moeten worden, maar dat het aan de ouders is om overleg met elkaar te voeren. Het lukt partijen niet om met elkaar nadere afspraken te maken over wijziging van de zorgregeling en dus valt men terug op de vastgelegde zorgregeling. Toch blijft de vader keer op keer van deze regeling afwijken. De GI heeft de vader hier meermalen op aangesproken maar hij blijft zijn eigen plan trekken. Daarom heeft de GI zich genoodzaakt gezien de vader, na deze te hebben aangekondigd, een schriftelijke aanwijzing te geven. De GI snapt vader en zijn wensen omtrent de zorgregeling heel goed. Het is echter aan de vader om, indien hij van mening is dat de zorgregeling zoals partijen die in het ouderschapsplan zijn overeengekomen niet meer in het belang van de minderjarigen is, een wijziging van de zorgregeling te verzoeken. De kinderen zitten klem tussen de ouders en hen betrekken in de discussie rondom de zorgregeling is ook niet helpend. De GI heeft geprobeerd te bemiddelen tussen de ouders, maar dat is niet gelukt. Er is sprake van een hardnekkig patroon tussen de ouders dat moet worden doorbroken. Beide ouders hebben een andere visie en kijk op de zaak. Dat maakt het heel lastig om de situatie te doorbreken. De GI heeft Groei Jeugdhulp ingezet in de hoop dat deze hulpverlening ouders de goede weg op kan helpen, maar de intake daar laat vanwege de overname van Groei Jeugdhulp door De Gezinsmanager, nog lang op zich wachten. Het is noodzakelijk dat de schriftelijke aanwijzing wordt bekrachtigd zodat duidelijk is dat de afspraken uit het ouderschapsplan en de beschikking van 16 maart 2023 leidend zijn.
4.2.
Door en namens de vader wordt tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat hij de schriftelijke aanwijzing van de GI begrijpt maar dat hij zich verzet tegen de bekrachtiging daarvan. Bekrachtiging van deze aanwijzing is niet nodig en gaat te ver. De vader heeft aan de GI al aangegeven dat hij zal handelen naar de letter van de schriftelijke aanwijzing. Het klopt dat de vader moeite heeft met de zorgregeling zoals die in het ouderschapsplan is vastgelegd. Het ouderschapsplan is destijds opgesteld met veel moeite en strubbelingen. Uiteindelijk is dit ouderschapsplan tot stand gekomen, alleen dat plan groeit op geen enkele manier mee met de kinderen die zelf wel groeien. In juni van dit jaar is met betrekking tot [naam] een andere zorgregeling vastgelegd bij de rechtbank. Bij het vaststellen van die regeling is de wens van [naam] gevolgd en is geluisterd naar de mening van beide ouders. Uiteindelijk is hier een regeling uit gekomen die veel beter past bij de wensen en behoeftes van [naam] en die ook beter past bij het leven van alledag bij zowel de vader als de moeder. De vader beseft zich dat hij een procedure tot wijziging van de zorgregeling zal moeten voeren nu het beide ouders in onderling overleg niet lukt om tot nadere afspraken over de zorgregeling te komen. Dit is hem nu duidelijk. Alleen voelt de vader zich steeds in de hoek zitten waar de klappen vallen en hij vindt dat niet terecht want ook hij denkt positief in het belang van de kinderen. Hij verwacht dat ook van de moeder. Het is niet in het belang van de kinderen dat er meerdere malen per week of per dag heen en weer wordt gereden. Het is tijd dat er groot onderhoud plaatsvindt aan het ouderschapsplan. De vader hoopt dat de GI nog een rol kan spelen in het maken van nadere afspraken over de herfst- en de kerstvakantie.
4.3.
Door en namens de moeder wordt tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat er heel lang hulpverlening in het vrijwillig kader betrokken is geweest. Bij het sluiten van het ouderschapsplan is gekeken naar de specifieke problematiek van ieder van de kinderen en is geprobeerd om daarbij aan te sluiten. Het klopt dat recent nog ten aanzien van [naam] een andere zorgregeling is overeengekomen. De moeder kan zich goed in die regeling vinden. Nu wil de vader ook de regeling voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aanpassen terwijl de moeder daar de noodzaak niet van in ziet. Het is vooral zijn eigen wens die de vader naar voren laat komen. Voor de moeder hoeft de huidige zorgregeling niet veranderd te worden. De moeder is het eens met de schriftelijke aanwijzing.

5.De beoordeling

5.1.
Ingevolge artikel 1:263, eerste lid, BW kan de GI ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De GI kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder(s) of de minderjarige niet instemmen met, dan wel niet of onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet of indien dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen. Op grond van het tweede lid van voornoemd artikel volgen de met het gezag belaste ouder(s) of de minderjarige een schriftelijke aanwijzing op. Ingevolge het derde lid van voornoemd artikel kan de GI de kinderrechter verzoeken een schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen.
5.2.
De kinderrechter overweegt dat een schriftelijke aanwijzing dient te worden beschouwd als een beschikking in de zin van artikel 1:3 van de Algemene Wet bestuursrecht (hierna: Awb). In het kader hiervan dient de kinderrechter, aan de hand van het bepaalde in hoofdstuk 3 en 4 Awb, te beoordelen of bij de besluitvorming door de GI de algemene voorschriften over zorgvuldigheid, evenredigheid en een deugdelijke motivering in acht zijn genomen. Tevens dient de schriftelijke aanwijzing het doel van de ondertoezichtstelling te dienen en in het belang van de minderjarige te worden geacht.
5.3.
De kinderrechter zal het verzoek van de GI tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van 21 juni 2024 toewijzen. De kinderrechter legt dit hierna uit.
5.4.
De schriftelijke aanwijzing van 21 juni 2024 ziet op de uitvoering van de taak van de GI en het betreft de verzorging en opvoeding van de minderjarigen. Vast staat dat de ouders in onderling overleg afspraken hebben gemaakt over de zorgregeling en dat deze zorgregeling in het door partijen gesloten ouderschapsplan is vastgelegd. Dit ouderschapsplan is in de beschikking van 16 maart 2023 bekrachtigd. De kinderrechter begrijpt dat het de wens van de vader is om de zorgregeling aan te passen nu deze in zijn ogen niet meer volledig aansluit bij de behoeften en wensen van de minderjarigen. Het is aan partijen om in onderling overleg nadere afspraken te maken over wijziging van de zorgregeling. Alleen in onderling overleg, of via het voeren van een procedure tot wijziging van de zorgregeling, kan immers van de vastgestelde regeling worden afgeweken. Gebleken is dat de communicatie tussen de ouders ernstig is verstoord en dat het hen niet zelf lukt nadere afspraken te maken. Dit betekent dat, zo lang er geen rechterlijke uitspraak is waarin de zorgregeling is gewijzigd, partijen terugvallen op de vastgestelde zorgregeling. Door de vader is niet bestreden dat hij meermaals van de afspraken over de zorgregeling is afgeweken. Dit heeft veel onrust in de onderlinge verhoudingen gegeven en derhalve ook de kinderen geraakt. Het is niet in het belang van de minderjarigen dat met hen wordt gesproken over een gewenste wijziging van de zorgregeling of dat de vader via de minderjarigen zijn wens over aanpassing van de zorgregeling bij de moeder neerlegt. Zo raken de minderjarigen nog meer klem tussen hun ouders. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat de GI op goede gronden de schriftelijke aanwijzing aan de vader heeft gegeven. Het feit dat de vader tijdens de mondelinge behandeling bij monde van zijn advocaat erkent dat hij anders had moeten handelen en in het vervolg zich hier ook aan zal houden maakt dit niet anders. Duidelijk is dat de vader ondanks gedegen uitleg van de GI over het effect op de kinderen van zijn handelen de uitvoering van de zorgregeling ter discussie is blijven stellen; er was geen sprake van een incident. Gezien het vorenstaande zal de kinderrechter de gegeven aanwijzing dan ook bekrachtigen.
5.5.
De kinderrechter acht het van belang dat de ouders gaan leren om te communiceren met elkaar, zodat zij ook dit discussiepunt met elkaar kunnen bespreken. De ouders moeten gaan inzien dat ze niet moeten gaan voor hun eigen gelijk maar dat ze moeten kijken naar wat hun eigen aandeel in de situatie is en te zoeken naar wat het beste is voor de minderjarigen. De kinderrechter hoopt dat de door de GI aangevraagde hulp via Groei Jeugdhulp/De Gezinsmanager snel kan starten. De kinderrechter geeft de GI mee om te proberen in overleg met beide ouders te kijken naar een aanpassing van de zorgregeling die in het belang van de minderjarigen is en waar beide ouders zich in kunnen vinden. Het is aan de vader om, mocht het na overleg via de GI niet lukken om nadere afspraken over de zorgregeling te maken, vanuit het hierboven geschetste kader de afweging te maken of hij hiervoor een procedure wenst te starten.
5.6.
Tot slot overweegt de kinderrechter dat tegen deze beslissing op grond van artikel 807, aanhef en onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, geen hoger beroep openstaat. Het verzoek van de GI om de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, zal daarom worden afgewezen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing aan de vader van 21 juni 2024;
6.2.
wijst het meer of anders verzochte af.