In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van kinderalimentatie. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.J.R.M. Elings, verzocht om een onderhoudsbijdrage van € 467,- per kind per maand, met ingang van 8 februari 2024. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.C. Hissink, heeft een voorwaardelijk verzoek ingediend om een onderhoudsbijdrage van de vrouw, afhankelijk van de hoofdverblijfplaats van de kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn financiële situatie, ondanks dat hij als directeur-grootaandeelhouder (dga) van meerdere vennootschappen opereert. De rechtbank heeft de behoefte van de kinderen vastgesteld op € 1.470,- per maand, wat neerkomt op € 735,- per kind. De draagkracht van de man is vastgesteld op € 3.341,- per maand, wat hem in staat stelt om de verzochte alimentatie te betalen. De rechtbank heeft de ingangsdatum van de alimentatie vastgesteld op 12 februari 2024, de datum waarop het verzoekschrift is ingediend. De rechtbank heeft het voorwaardelijke verzoek van de man afgewezen, omdat de voorwaarden voor een onderhoudsbijdrage van de vrouw niet zijn vervuld. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.