ECLI:NL:RBZWB:2024:695

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
C/02/416178 / FA RK 23/5441
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Dun
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor betrokkene met psychische stoornissen

Op 19 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een zorgmachtiging verleend voor een betrokkene, geboren in 1999, op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank oordeelde dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, waaronder autisme en mogelijk andere onderliggende problemen, die leiden tot ernstig nadeel voor haar ontwikkeling en welzijn. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, met als doel verplichte zorg te verlenen, waaronder het toedienen van medicatie, medische controles en opname in een accommodatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat de betrokkene angstig is voor veranderingen, waardoor zij niet in staat is om zorgverlening daadwerkelijk toe te laten. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, met een clausule voor een toetsingsmoment na drie maanden, om de effectiviteit van de zorg te evalueren. De rechtbank heeft de zorgmachtiging geclausuleerd, zodat er een mogelijkheid is voor rechtsbescherming tegen de uitvoering van de zorgmachtiging. De beschikking is openbaar uitgesproken door rechter M. van Dun, in aanwezigheid van griffier mr. Vos.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/416178 / FA RK 23/5441
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 19 januari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] te [plaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. C.L.M. Gommers te Breda.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 20 november 2023.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 16 november 2023;
- de medische verklaring van 8 november 2023, opgesteld en ondertekend door [psychiater] ;
- het zorgplan van 13 november 2023;
- de zorgkaart van 13 november 2023;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wvggz;
- het bericht dat er voor betrokkene geen justitiële documentatie is en er geen politiemutaties zijn.
Daarnaast blijkt het procesverloop uit de volgende stukken:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 8 december 2023;
- het eigen plan van aanpak van 19 december 2023;
- het zorgplan van 11 december 2023;
- de aangevulde bevindingen van de geneesheer-directeur van 28 december 2023.
1.2
Het verzoek is in eerste instantie op 8 december 2023 mondeling behandeld. Omdat de rechtbank toen onvoldoende duidelijk is geworden wat de zorgaanbieder noodzakelijk acht aan behandeling en verplichte vormen van zorg om het ernstig nadeel af te wenden, heeft de rechtbank in afwachting van een gedetailleerder eigen plan van aanpak, waarin de behandelwensen van betrokkene beter in kaart zijn gebracht, het verzoek van de officier van justitie aangehouden tot de mondelinge behandeling van 12 januari 2024.
1.3
Aldus is de mondelinge behandeling van het verzoek voortgezet op 12 januari 2024 op het thuisadres van betrokkene aan de [adres 1] te [plaats] .
1.4
Bij die gelegenheid waren aanwezig en heeft de rechtbank gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- casemanager bij het FACT, mevrouw [naam 1] ;
- regiebehandelaar, de heer [naam 2] ;
- de moeder van betrokkene, mevrouw [naam 3] ;
- de vader van betrokkene, de heer [naam 4] .
1.5
De officier van justitie is niet gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2.Verzoek

2.1
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van zes maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperking van de bewegingsvrijheid;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene brengt, samengevat, naar voren dat zij een eigen plan van aanpak heeft opgesteld. Op de vraag van de rechtbank hoe het met de voortgang daarvan gaat, antwoordt betrokkene: ‘een klein beetje. Ik sta eerder op en zet mijn alarm.’ Ten aanzien van de dagbesteding is er weinig verandering, omdat de vakantie pas sinds één week voorbij is. Als de rechtbank betrokkene vraagt wat zij van het verzoek vindt, reageert zij daarop dat zij het allemaal teveel vindt worden. Volgens betrokkene krijgt zij geen informatie over wat nu de bedoeling is van de zorgmachtiging. Betrokkene is eerder opgenomen geweest in een vrijwillig kader. Zij is bang dat een nieuwe opname erger gaat worden. Betrokkene geeft daarnaast aan dat zij zelf juist behandeling wil. Dit komt echter niet van de grond, omdat alles wat er nu bij komt aan gesprekken en zittingen betrokkene teveel wordt. Betrokkene zou het fijn vinden als zij meer wordt geïnformeerd over de opname en de beoogde behandeling. Bovendien wil zij niet opgesloten zitten op een locatie die zij niet kent.
3.2
De casemanager verklaart, samengevat, als volgt. Het is juist dat betrokkene eerder gedurende twee weken vrijwillig opgenomen is geweest. In de thuissituatie was het voor de ouders niet meer vol te houden. Er moest iets worden doorbroken, met name het dag- en nachtritme. Hoewel zorgverlening betrokkene wil helpen en betrokkene dit zelf ook wil, komt het inderdaad niet van de grond. Enerzijds vanwege het huidige dag- en nachtritme van betrokkene, maar ook omdat zij blokkeert als over het verleden wordt gepraat. Een verplichte opname is nodig om het dag- en nachtritme van betrokkene te kantelen en tevens om haar te observeren. Daarnaast kan worden bezien waar betrokkene gaat wonen. De vraag is bovendien of de problemen van betrokkene voortvloeien uit haar autisme of dat er mogelijk (ook) een ander onderliggend trauma is. In drie maanden kunnen hierin grote stappen worden gezet. Diagnostiek kan in die periode plaatsvinden. Hopelijk kan op basis van de diagnostiek dan ook concreet advies worden gegeven over de verdere behandeling van betrokkene. Nu staat zij stil in haar ontwikkeling en wordt bij haar een enorme lijdens-druk gezien. Betrokkene zit de hele dag op haar kamer met gesloten gordijnen. Betrokkene is erg angstig voor nieuwe dingen en dat maakt dat zij zich moeilijk een voorstelling kan maken van een andere situatie. Een opname is nodig om het tij te keren en het patroon te doorbreken. Tijdens de opname is het nodig om medicatie toe te dienen, medicatie te controleren en therapeutische maatregelen of andere medische handelingen toe te passen. Gedurende een opname zal het ambulant behandelteam betrokken blijven. Zorgverlening in de thuissituatie is uitgeput en bovendien is er onvoldoende zicht op wat betrokkene écht aan zorg/behandeling nodig heeft. Daarvoor is observatie noodzakelijk, maar in de thuissituatie is observatie van betrokkene niet mogelijk. Bovendien valt in de thuissituatie het patroon waarin betrokkene nu zit, ook niet te doorbreken; hiervoor is de structuur van een gesloten afdeling met observatie voor een langere periode nodig.
3.3
De regiebehandelaar bevestigt hetgeen de casemanager naar voren heeft gebracht en voegt hieraan, samengevat, nog het volgende toe. Een opname van drie maanden is ook nodig om betrokkene in te stellen op medicatie, te weten antidepressivum, om de stemming van betrokkene te stabiliseren. Tijdens de opname is inname van de telefoon niet direct nodig omdat beperking van het gebruik van telefoon en/of andere communicatiemiddelen valt te regelen middels de huisregels van de accommodatie waar betrokkene zal verblijven. Opname van betrokkene wordt gezien als het laatste redmiddel, maar is in dit geval absoluut nodig om goed te kunnen diagnosticeren welke stoornis(sen), gedacht wordt aan zowel autisme, als aan genderdysforie, depressie en mogelijk een onderliggend trauma betrokkene nu precies heeft; in een vrijwillig kader is weliswaar geprobeerd een diagnose te stellen, maar zonder resultaat. Wanneer de opname van betrokkene wordt toegestaan, wordt zij opgenomen bij GGZ Breburg aan [locatie] .
3.4
De ouders van betrokkene uiten ieder voor zich doch eensluidend hun zorgen over betrokkene. Zij heeft hard zorg en behandeling nodig. Betrokkene zit al zeven jaar op haar kamer met gesloten gordijnen en verwaarloost zichzelf. Ondanks ieders goede intentie lukt het niet om de situatie te veranderen. Hoewel er dagbesteding is, tweemaal per week, gaat betrokkene hier niet naartoe. Het lukt haar niet om zich daarvoor te motiveren. De ouders zien dat betrokkene zelf ook vindt dat hulpverlening nodig is. Echter, haar angst staat haar daarin in de weg. Bovendien vindt betrokkene haar online contacten erg belangrijk. Die contacten wil zij niet missen. Thuis is de situatie niet langer houdbaar. Hoewel geprobeerd is om betrokkene structuur aan te bieden en te motiveren, brengt dit geen verandering. De andere kinderen in het gezin gaan ook onder de situatie gebukt. Het omgekeerde dag- en nachtritme van betrokkene zorgt ’s nachts voor overlast. De strijd die met betrokkene aan moet worden gegaan, is uitputtend. Met name de vader heeft hiervan last. De ouders staan achter een verplichte opname.
3.5
Volgens de advocaat is het zorgplan en het plan van aanpak te algemeen geformuleerd, terwijl juist de bedoeling was dat die stukken opgehelderd zouden worden. Bovendien is het plan van aanpak meer een registratie van een gesprek. Uit het plan van aanpak is af te leiden dat betrokkene bedenkingen heeft bij wat er wordt beoogd. Betrokkene vindt dingen nog steeds onduidelijk, zoals het ochtendprogramma. Een concrete invulling van de beoogde behandeling ontbreekt aldus nog steeds. Ten aanzien van het verzoek, concludeert de advocaat dat de medische verklaring helder is over de stoornis. Dat er sprake is van ernstig nadeel voor betrokkene en anderen wordt niet betwist. Namens betrokkene worden er vraagtekens gezet bij de doelmatigheid van de beoogde opname. Niet overtuigend is dat opname noodzakelijk is voor diagnostiek. Mogelijk kan dit ook in het ambulante kader. Daarnaast is voor betrokkene onduidelijk wat de bedoeling is van de opname. Gelet op voornoemde redenen wordt de rechtbank verzocht om het verzoek af te wijzen. Subsidiair, indien de rechtbank een zorgmachtiging toch nodig acht, wordt verzocht om de opname (en daarmee beperken van de bewegingsvrijheid) te beperken voor de duur van drie maanden. Alle andere vormen van verplichte zorg dienen te worden afgewezen. Of verplichte toediening van medicatie noodzakelijk is, is nog een vraag. Dit dient ter beoordeling overgelaten te worden aan een psychiater. Toediening van vocht en voeding is niet nodig. Het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten ziet op contact met het FACT en daarvoor is evenmin een verplichting nodig.

4.Beoordeling

4.1
Allereerst gaat de rechtbank in op het verweer van de advocaat dat de nader over-gelegde stukken onduidelijk zijn. Hoewel de rechtbank dat verweer op zich niet onbe-grijpelijk vindt, is tijdens de mondelinge behandeling uitvoerig besproken wat er met een opname van betrokkene wordt beoogd. Op grond van die mondelinge behandeling en de overgelegde stukken is de rechtbank dan ook voldoende geïnformeerd om op het verzoek te beslissen en oordeelt daarover als volgt.
4.2
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (o.a. verstandelijke beperkingen en autismespectrumstoornissen), en andere problemen die een reden voor zorg kunnen zijn. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de medische verklaring en verklaringen van de casemanager en de regiebehandelaar. Bovendien wordt de stoornis door betrokkene niet betwist. De rechtbank neemt hierbij ook in aanmerking dat, hoewel er mogelijk meer problematieken bij betrokkene spelen, zij reeds op haar 4e jaar is gediagnosticeerd met ASS, later ook met ADD.
4.3
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is voorts genoegzaam gebleken dat het gedrag van betrokkene als gevolg van haar stoornis(sen) leidt tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van betrokkene of een ander. De rechtbank neemt hierbij onder andere in aanmerking dat betrokkene zichzelf al meerdere jaren volledig terugtrekt in haar kamer en nauwelijks contact heeft met de buitenwereld. Betrokkene heeft een omgekeerd dag- en nachtritme wat tot overlast leidt voor de rest van het gezin. Betrokkene gamet de hele nacht en slaapt chronisch slecht. Daarnaast is gebleken dat het betrokkene niet lukt om structuur aan te brengen in haar leven en zichzelf adequaat te verzorgen. Zij staat stil in haar ontwikkeling en dreigt op alle levensgebieden te stagneren. De familie van betrokkene dreigt overbelast te raken, voor zover hiervan al niet sprake is. Alles bij elkaar genomen maakt de rechtbank zich ernstig zorgen over de situatie van betrokkene.
4.4
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
4.5
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank betrekt daarbij dat genoegzaam gebleken is dat betrokkene angstig is voor veranderingen, waardoor zij niet in staat is om zorgverlening daadwerkelijk toe te laten, danwel te accepteren. Uit de overgelegde stukken is bovendien gebleken dat betrokkene het liefst geen bemoeienis van GGZ heeft. Voorts is gebleken dat hulpverlening in het ambulante en vrijwillige kader en de inzet van de ouders onvoldoende effect heeft, nu dit het al geruime tijd bestaande toestandsbeeld van betrokkene niet heeft doen kantelen. Gelet op een en ander is verplichte zorg noodzakelijk.
4.6
De in het verzoekschrift verzochte vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken.
De vorm van verplichte zorg ‘toedienen van vocht en voeding’, zal de rechtbank niet opnemen in de zorgmachtiging nu betrokkene dit volgens de casemanager en de regiebehandelaar niet nodig heeft. ‘Het toedienen van medicatie’ alsmede ‘het verrichten van medische controles’ en ‘andere medische handelingen en therapeutische maatregelen’ zal de rechtbank wel in de machtiging opnemen nu de noodzaak daarvan genoegzaam is gebleken.
Gelet op de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling wordt onder de verplichte zorg ‘aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten’, verstaan dat betrokkene periodiek contact heeft met haar ambulant behandelteam. De rechtbank wijst deze vorm van verplichte zorg op deze wijze toe, nu bij de mondelinge behandeling door de casemanager is toegelicht dat het ambulant behandelteam ook tijdens een eventuele opname van betrokkene betrokken zal blijven.
Gelet op de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling ziet de rechtbank tenslotte aanleiding om ook de overige verzochte vormen van verplichte zorg, te weten ‘beperken van de bewegingsvrijheid’ en ‘opname in een accommodatie’ toe te wijzen. De rechtbank, overweegt daartoe allereerst dat op grond van de stukken en de toelichting van respectievelijk de casemanager en de regiebehandelaar genoegzaam is gebleken dat een opname nodig is om betrokkene in te stellen op medicatie, betrokkene te observeren en goed te (kunnen) diagnosticeren, alsook en zeker niet in de laatste plaats om het dag- en nachtritme van betrokkene te doen kantelen. Daarbij neemt de rechtbank nog in aanmerking dat door de casemanager en regiebehandelaar voldoende is toegelicht dat zowel vanuit praktisch oogpunt, als vanuit observatie-oogpunt, zowel diagnostiek als observatie in de thuissituatie onmogelijk is. Bovendien hebben de casemanager en regiebehandelaar genoegzaam toegelicht dat het patroon waarin betrokkene zich nu – en al ettelijke jaren – bevindt, niet in de thuissituatie blijkt te kunnen worden doorbroken en dus daarbuiten doorbroken zal moeten worden. Naar het oordeel van de rechtbank leiden al die feiten en omstandigheden er toe dat een opname en daarmee samenhangende beperking van de bewegingsvrijheid in casu doelmatig is.
4.7
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vorm van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toediening van medicatie;
- verrichten van medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen ter behadeling van een psychische stoornis;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder in dit geval te verstaan dat betrokkene periodiek contact moet blijven houden met haar ambulant behandel-team, op een door het ambulant behandelteam te bepalen wijze en frequentie;
- opnemen in een accommodatie.
4.8
De noodzakelijk gebleken verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief, terwijl genoegzaam gebleken is dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.9
Uit de stukken blijkt voorts dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.1
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz.
4.11
De gevraagde machtiging zal dan ook worden verleend. In dat kader overweegt de rechtbank voor wat betreft de door de officier van justitie verzochte duur van de zorg-machtiging het volgende. De advocaat van betrokkene heeft subsidiair verzocht om indien de rechtbank de zorgmachtiging verleent, de duur daarvan te beperken tot 3 maanden. Dit verzoek is in het licht van de door de casemanager en regiebehandelaar gegeven toelichting dat voor diagnostiek en observatie met drie maanden zou moeten kunnen worden volstaan niet onbegrijpelijk. Echter, zoals in 4.6 al is overwogen is diagnostiek en observatie welis-waar een belangrijk doel van de opname, maar niet het enige. Blijkens de stukken en de tijdens de mondelinge behandeling gegeven toelichting(en), dient de opname immers zeker ook om het bestaande toestandsbeeld van betrokkene búiten de gezinssituatie van betrokkene te kunnen doorbreken. Dat ook dat doel binnen drie maanden bereikt zal (kunnen) worden, is echter niet gesteld en ook overigens niet gebleken. Voorts neemt de rechtbank nog in aanmerking dat de consequentie van beperking van de gevraagde termijn zou kunnen zijn, dat wanneer zou blijken dat er een nieuwe zorgmachtiging nodig is, de voorbereidingen daarvoor al in een zeer vroeg stadium moeten aanvangen en dat betrokkene daarmee dus ook al snel opnieuw belast zou kunnen worden. Die consequentie lijkt de rechtbank echter, gegeven het bestaande beeld van betrokkene, de beoogde doelen van opname en behandeling, en niet in de laatste plaats ook het voorkómen van een mogelijk op relatief korte termijn hernieuwde belasting van de thuissituatie c.q. steungroep, naar het oordeel van de rechtbank niet verkieslijk.
4.12
De rechtbank zal de zorgmachtiging daarom verlenen voor de duur van zes maanden, met dien verstande dat de rechtbank die termijn om betrokkene een blijkens haar eigen toelichting gewenst (behandel-)perspectief te bieden, zoals hierna in het dictum wordt omschreven zal clausuleren voor wat betreft de zorgvormen “opnemen in een accommodatie” en “beperken van de bewegingsvrijheid”. Daarmee wordt dan ook een toetsingsmoment met betrekking tot de effectuering van de zorgmachtiging en mogelijke rechtsbescherming daartegen (artikel 8:9 jo. 10:3 Wvggz) gecreëerd.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] , inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
toediening van medicatie;
het verrichten van medische controles;
andere medische handelingen en therapeutische maatregelen ter behandeling van een psychische stoornis;
beperken van de bewegingsvrijheid;
aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder in dit geval te verstaan dat betrokkene periodiek contact moet blijven onderhouden met haar ambulant behandelteam. De frequentie van dit contact zal door het ambulant behandelteam op geleide van het toestandsbeeld van betrokkene worden bepaald;
opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat de onder D. en F. genoemde verplichte zorg mag worden verleend gedurende de eerste drie maanden dat de zorgmachtiging geldt en dat de onder D. en F. genoemde verplichte zorg
die eerste drie maanden -dus gedurende de laatste drie maanden dat de zorgmachtiging geldt- slechts mag/kan worden verleend indien
i.)het verlenen van die zorg gedurende de eerste drie maanden niet, althans onvoldoende toereikend was ėn
ii.)de zorgverantwoordelijke continuatie van die verplichte zorg langer noodzakelijk acht. De beslissing tot continuatie van de onder D. en F. genoemde verplichte zorg zal door de zorgverantwoordelijke ten laatste 14 dagen vóór afloop van de eerste drie maanden van de zorgmachtiging moeten zijn genomen en zowel mondeling aan betrokkene moeten worden meegedeeld en bovendien terdege gemotiveerd op schrift gesteld aan betrokkene moeten worden uitgereikt;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 19 juli 2024;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2024 door mr. Van Dun, rechter, in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier.

Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.